Na een olifantsdracht van twaalf jaar is het zover: vanaf één december kan het publiek in de vernieuwde Kazerne Dossin in Mechelen kennismaken met het Memoriaal, Museum en Documentatiecentrum over Holocaust en Mensenrechten. Curator Herman Van Goethem liet ons voorproeven. ‘Ik maak me geen illusies: er zal kritiek komen.’
Kazerne Dossin, Memoriaal, Museum en Documentatiecentrum over Holocaust en Mensenrechten, Goswin de Stassartstraat 153, Mechelen. Open vanaf 1/12/2012.
www.kazernedossin.com
Last night a DJ saved my life. De gettoblaster staat luid genoeg om boor-, schuur-, boen- en andere machines te overstemmen. Een week voor de plechtige opening van Kazerne Dossin in Mechelen vallen er nog honderd en een dingen te regelen. De zenuwen staan strak gespannen, zelfs curator Herman Van Goethem krijgt een uitbrander van de ploegbaas. Zijn voetafdruk op de pas geoliede maar nog niet uitgeharde parketvloer? Best mogelijk dat die er nooit meer uitgaat!
De discomuziek mag dan bevorderlijk zijn voor de arbeidsvreugde, kloppen met het kader doet ze niet. We bevinden ons op de tweede van het vijf verdiepingen tellende museum. Panelen met foto’s en documenten illustreren cruciale etappes in de vervolging van Belgische Joden en zigeuners. De tijdslijn wijst op 1942. Bezoekers kunnen hier vanaf begin december zien hoe eerst zespuntige Jodensterren worden verdeeld, spoedig gevolgd door de infame oproepingsbrieven om zich te melden voor ‘arbeidsdienst’ in Duitsland. Er hangen foto’s van razzia’s, maar evengoed portretten en brieven van Joodse onderduikers, verborgen kinderen en verzetsstrijders. Opvallend: een volledige wand wordt in beslag genomen door een wereldberoemde foto die niets met de Shoah te maken heeft. Het is ‘Tankman’, de anonieme Chinees die een kat-en-muisspel speelt met pantsers vooraleer die op het Tiananmenplein een bloedbad zullen aanrichten. Het is niet de enige zijsprong die de curator zich veroorlooft. ‘Dit heet niet voor niets Museum en Documentatiecentrum over Holocaust en Mensenrechten’, zegt Van Goethem. ‘De Shoah, uitgelegd aan de hand van de Jodenvervolging in België, blijft uiteraard de hoofdzaak. Maar mensenrechten zijn geen secundair thema. We zijn vanuit het Shoahverhaal op zoek gegaan naar dwarsverbindingen, naar voorbeelden uit de recente geschiedenis waarin racisme en discriminatie in massageweld zijn ontaard.’
Parallellen met de genocide in Rwanda en Armenië lagen voor de hand, en ook de aandacht voor de Cambodjaanse killing fields zal niemand verbazen. Verrassender is wellicht de focus op apartheid in Zuid-Afrika en racisme in de Verenigde Staten. De grote gemene deler? ‘Er zijn er meerdere’, zegt Van Goethem. ‘Het begint altijd met het ontmenselijken van bevolkingsgroepen, en het eindigt met massageweld. Er is ook de institutionele factor, de overheid die de andere kant opkijkt terwijl de grondrechten van haar burgers worden geschonden. Denk aan de Kristallnacht in Duitsland, of aan de lynchpartijen in Amerika. Maar de verantwoordelijkheid van de staat gaat verder dan schuldige nalatigheid. De vernietiging van de Joden was in de eerste plaats een bureaucratische operatie. Ook Belgische overheden hebben bijzonder vlot meegewerkt aan de verplichte registratie van buitenlandse Joden, een groep die nota bene negentig procent uitmaakt van de Joden die vanuit de Dossinkazerne werden gedeporteerd. We stellen die administratieve fase niet zomaar centraal. De registratie legde de basis voor discriminatie en wat eruit volgde, deportatie en vernietiging. En ook hier springen de aanknopingspunten in het oog. De Rwandese genocide, de massamoorden van de Rode Khmer, het apartheidssysteem, allemaal gruwelen die door een bureaucratie werden gepland.’
De flankerende mensenrechtententoonstelling duikt ook in het koloniale verleden. Behalve de uitroeiing van de Herero in Duits Namibië wordt ook het schrikbewind van Leopold II in zijn Congo Vrijstaat aan de vergetelheid ontrukt. En jawel, de schokkende foto’s met afgehakte handen en geamputeerde ledematen hangen al aan de muur. Hoe zal Koning Albert straks reageren als hij bij de opening oog in oog komt te staan met deze striemende aanklacht tegen zijn voorzaat? ‘Geen idee’, zegt Van Goethem schouderophalend. ‘Maar ik maak me geen illusies: Kazerne Dossin zal controverse uitlokken, in de eerste plaats vanwege de Shoahtentoonstelling. Er is al kritiek gekomen, meer bepaald op het vertaalwerk dat een heikele klus bleek te zijn. Want hoe zeg je in één woord dat iemand Auschwitz niet heeft overleefd? In het Nederlands en het Engels is dat eenvoudig, ‘omgekomen’ en ‘perished’ zijn adequate termen. Maar in het Frans bestaat er geen equivalent. We hebben er een hele dag over vergaderd. Uiteindelijk zijn we bij ‘disparu’ uitgekomen, een woord dat in deze letterlijk betekent dat iemand spoorloos is verdwenen. Omgekomen dus, zonder bericht over de precieze omstandigheden. Ik ben daar persoonlijk op aangevallen door een Joodse mevrouw. ‘Disparu’ was te vrijblijvend, vond ze, het moest ‘assasiné’ zijn. Dat klopt misschien in overdrachtelijke zin, maar ‘disparu’ geeft veel meer informatie dan het botte ‘assasiné’.
Zwarte Zondag
Controverse is nooit van de lucht geweest sinds het prestigieuze Holocaustproject twaalf jaar geleden op de rails werd gezet. Het idee kwam van Patrick Dewael (Open VLD), de toenmalige Vlaamse minister-president, die danig onder de indruk was van zijn bezoek aan het Joods Museum van Deportatie en Verzet (JMDV) in Mechelen. Het heeft overigens lang geduurd vooraleer de Shoah in België museale aandacht kreeg. Het JMDV, een privé-initiatief van diverse Joodse organisaties, gesteund door de provincie Antwerpen en de stad Mechelen, opende pas in 1996 zijn deuren. Het museum, krap gehuisvest in twee hoekpanden van de Dossinkazerne, barstte binnen de kortste keren uit zijn voegen. 35.000 bezoekers, van wie tachtig procent scholieren, vonden jaarlijks de weg naar de Goswin de Stassartstraat. Capaciteitsgebrek was echter niet de enige reden waarom Patrick Dewael een lans brak voor een Vlaams Holocaustmuseum. Zwarte Zondag gonsde nog na, de opmars van het Vlaams Blok leek onstuitbaar. Het Holocaustmuseum moest het imago van Vlaanderen als extreemrechts wingewest corrigeren, en tegelijkertijd de schoolgaande jeugd waarschuwen voor de gevaren van racisme en onverdraagzaamheid. Bob Van Reeth ontwierp het monumentale gebouw, gelegen aan een nieuw plein recht tegenover de Dossinkazerne. Het project kende de nodige problemen. Zo veranderde de schutskleur onder buurtprotest van zwart in wit.
Een nog veel zwaardere bevalling was echter de permanente tentoonstelling. In 2005 werd een wetenschappelijk comité opgericht, voorgezeten door Bruno De Wever en bevolkt door gevestigde historici en Shoah-specialisten zoals Gie Van den Berghe, Lieven Saerens, Pieter Lagrou en Rudi Van Doorslaer. Hun conceptnota voor ‘Transit Mechelen. Museum over Vervolging en Volkenmoord’ veroorzaakte grote deining, niet het minst omdat in de titel iedere verwijzing naar de Holocaust ontbrak. De uniciteit van de judeocide was immers geen uitgangspunt meer, het verhaal van de Jodenvervolging moest de ruggengraat vormen van een radicaal vernieuwende tentoonstelling met aandacht voor de complexe mechanismen die aan de basis van volkenmoord en massageweld liggen. Daarbij diende niet alleen het comfortabele slachtofferperspectief, maar ook het verontrustende daderperspectief te worden gehanteerd. De reactie in Joodse kringen, het JMDV-bestuur op kop, was furieus. Vlaams geld voor een prestigieus Holocaustmuseum was meer dan welkom, maar niet onvoorwaardelijk. De conceptnota van de Transit-groep werd verticaal geklasseerd.
‘Het was Kris Peeters die het dossier weer vlot heeft getrokken’, zegt Van Goethem. ‘Zo ben ik in 2008 als curator kunnen beginnen. Ik heb een vol jaar uitgetrokken om mijn eigen conceptnota te schrijven. Vertrokken met een leeg blad, jawel, de Transit-nota heb ik pas enkele weken geleden voor het eerst gelezen. Wat ik wel heb gedaan: Holocaustmusea bezoeken. Begin 2010 sprak ik nog met een medewerkster van Yad Vashem in Jeruzalem. De lat ligt hoog. Mechelen moet een van de toonaangevende Holocaustmusea in Europa worden, naast Londen, Parijs en uiteraard Berlijn. Van alle plekken die ik heb bezocht, heeft het Denkmal in Berlijn de diepste indruk gemaakt. Maar ik heb ook inspiratie gevonden in Boedapest, omdat men zich daar op de eigen, Hongaarse Jodenvernietiging toespitst. Precies wat wij in Kazerne Dossin doen, met dit verschil dat onze benadering veel breder gaat.’
Foto’s en documenten, veel meer ruw materiaal stond hem als curator niet te beschikking. ‘Al de rest is verloren gegaan’, zegt Van Goethem. ‘Persoonlijke bezittingen zijn in de deportatie gebleven, een illustratie van de grondigheid waarmee de Jodenvervolging werd uitgevoerd. Op zich was dat geen onoverkomelijke handicap, het was toch nooit de bedoeling een scenografische aanpak te volgen. Het is hier het Gallo-Romeins museum niet, waar ze desnoods een stervende Galliër kunnen opstellen. Ik huiver ook van trucs om de betrokkenheid van het publiek te stimuleren. In Flanders Fields werkt dat, daar kun je kinderen met een badge van een echte soldaat laten rondlopen. Maar het zou ongepast zijn bezoekers de identiteit van een van de 25.000 gedeporteerden te verlenen, ook al omdat we perfect weten hoe het met dat bepaald slachtoffer afloopt. Wat we wel hebben gedaan, is vijfentwintig getuigenissen door professionele stemmen laten inlezen. Er staan overal interactieve beeldschermen, zodat bezoekers de verhalen doorheen de hele tentoonstelling kunnen volgen. Neem nu die jongen met zijn Jodenster op de tram in Antwerpen. Hij vertelt hoe hij door een andere jongen werd aangepakt. Jij bent een Jood! Jij moet van de tram! En hoe daarop een Duitse marineofficier ingreep. Hij stuurde de agressieveling met een uitbrander van de tram, en begeleidde de Joodse jongen als een bezorgde vader naar zijn huis. Tegendraads, maar evengoed een getuigenis over de Jodenvervolging.’
Clichés en misverstanden
Van Goethem verwacht gefronste wenkbrauwen als Kazerne Dossin straks voor het grote publiek opengaat. ‘We rekenen af met clichés en misverstanden. Joden liepen in Antwerpen een groter risico op deportatie dan in Brussel. Dat is algemeen bekend, maar we moeten de populaire tegenstelling tussen de twee grote centra nuanceren. Ook in Brussel hebben lokale autoriteiten ijverig Joden geregistreerd, en in Jette hebben ze ook davidsterren uitgedeeld. En iedereen kent intussen de prominente rol van de Antwerpse politie bij de Jodenrazzia’s in de zomer van ’42. Maar wie weet dat de politie in datzelfde Antwerpen een razzia heeft gesaboteerd, een unicum samen met een soortgelijke actie in Nancy?’
Een ander heikel punt is de rol van de Jodenraad, een door de bezetter in het leven geroepen organisatie van Belgische Joden die uiteindelijk een handig instrument bleek te zijn om de Jodenjacht te optimaliseren. Het was de Jodenraad die als vertrouwenwekkende instantie de fatale brieven voor Arbeitseinsatz in Duitsland onder niet-Belgische Joden verspreidde, met een eigen aanbeveling erbovenop. ‘Een zware verantwoordelijkheid’, zegt Van Goethem. ‘Maar in feite deed de Jodenraad niets anders dan wat het Hof en de secretarissen-generaal deden: uitsluitend opkomen voor de belangen van de Bélgische Joden. Die gelijkschakeling ligt voor de hand, maar je kunt er donder op zeggen dat sommigen erover zullen struikelen.’
Op de derde verdieping heeft de curator voluit voor de paradox gekozen. Aan de ene kant schokkende foto’s van de uitroeiing van de Hongaarse Joden in Auschwitz. Aan de andere beelden uit het recent ontdekte Höcker-album, kiekjes van een in Auschwitz gelegerde SS-officier die zijn collega’s privé fotografeerde. Ook kamparts Josef Mengele staat op de foto’s die vaak tegen de achtergrond van een gezellige picknick of excursie werden genomen. ‘Dat is de hele uitdaging’, betoogt Van Goethem. ‘Hoe verklaar je die tegenstelling? Kan het dat iemand overdag betrokken is bij zo’n gruwel, terwijl hij ’s avonds oprecht meeleeft met zijn vijfjarige dochter die rouwt om haar dode goudvis? Het is te gemakkelijk de nazi’s als monsters in zwarte uniformen te demoniseren. Het waren geen waanzinnigen die de Shoah hebben beraamd en uitgevoerd, het was mensenwerk. Een daderanalyse is een van de extra’s waarmee Kazerne Dossin het verschil met andere Holocaustmusea wil maken.’
Tijdens de voorbereiding heeft Van Goethem nauw samengewerkt met Nathan Ramet, de stichter en voorzitter van het JMDV. ‘Ramet werd zelf vanuit de Dossinkazerne gedeporteerd, hij heeft acht kampen overleefd. Kort voor zijn overlijden in april nam hij me apart. “Herman,” zei hij, “ik heb er mijn hele leven over gepiekerd. Maar het is pas nu, dankzij onze gesprekken, dat ik echt snap wat er toen met mij is gebeurd.” Een groter compliment kon ik niet krijgen.’
Gazastrook
Blijft natuurlijk de vraag of de maatschappelijke verwachtingen niet overspannen zijn. Worden jongeren betere mensen als ze het Huis van Anne Frank of Kazerne Dossin bezoeken? ‘Ik geloof van wel’, zegt Van Goethem. ‘We hebben pedagogische pakketten samengesteld, zodat scholen of groepen hun bezoek kunnen voorbereiden. Hoe extreem ook, het verhaal van de Shoah doet vragen rijzen die aansluiten bij de leefwereld van jongeren. Hoe gaat een individu om met groepsdruk? Wat is het verband tussen pesten op school of op de werkvloer en fenomenen zoals racisme, uitsluiting en massageweld? Als twintig mensen rond een slachtoffer staan zonder een vinger uit te steken, dan is de kans groot dat ook de eenentwintigste geen hulp zal bieden. Als we erin slagen dat soort mechanismen bloot te leggen, dan is de missie volbracht.’
We steken het fraaie museumplein over. De komst van het museum heeft de hele buurt een lift gegeven. 100.000 bezoekers per jaar, luidt de prognose. De Mechelse horeca wrijft zich nu al in de handen. De Shoah is een troef voor citymarketeers geworden. Curator Van Goethem haalt de schouders op. ‘Ik hoop dat het een succes wordt, ook voor onze eigen kantine op de min 1.’ Vooraleer we afscheid nemen, wil hij ons nog het Memoriaal tonen, ondergebracht in het gebouw van het vroegere JMDV in de Dossinkazerne. De sereniteit grijpt naar de keel. In een van de lokalen roepen zeldzame persoonlijke spullen abrupt afgebroken familielevens op. Indrukwekkend is de kamer waar onafgebroken de namen van alle 25.736 gedeporteerden weerklinken, één speaker per transport. Een muur van een tussenverdieping werd met opvallende davidsterren opgesmukt. Het symbool van de Jodenvervolging, tevens het symbool van de staat Israël die dezer dagen prominent in het nieuws zit. Vreest hij niet dat sommige bezoekers er vooral een provocatie in zullen herkennen? Kazerne Dossin wordt immers ook een verplichte halte voor scholen met een meerderheid van moslimleerlingen. ‘We zijn ons van dat risico bewust’, zegt de curator. ‘Er leven vooroordelen onder moslimscholieren. Maar precies daar ligt de uitdaging voor dit museum. We kunnen die jongeren bijvoorbeeld wijzen op de parallellen tussen hun situatie vandaag en die van Joodse migranten en vluchtelingen in de jaren twintig en dertig. En uitleggen dat dé Jood niet bestaat, net zomin als dé moslim. Die boodschap moeten we blijven herhalen, ook als de Gazastrook weer eens ontploft.’
DOOR ERIK RASPOET, FOTO’S LIES WILLAERT
‘Het waren geen waanzinnigen die de Holocaust hebben beraamd en uitgevoerd. Het was mensenwerk.’