Zijn wonderhanden beroerden de knie van Kakà, de kuit van Kompany, de rug van Wickmayer. Al een kwarteeuw hijst Lieven Maesschalck topatleten uit diepe dalen en spreken ze over hem met aan volksdevotie grenzend ontzag. ‘Ik zou graag nog vijfentwintig jaar werken en geprikkeld en uitgedaagd worden.’ Volgende week krijgt hij een eredoctoraat van de Universiteit Hasselt.
‘Mag ik nog heel even dit beantwoorden?’ vraagt Maesschalck, hand over z’n mobiel. Hij overlegt daarna verder met de dokter van onze nationale voetbalploeg. Sinds 2010 is de befaamde fysiotherapeut ook bondskinesist. Samen met vriend en bondscoach Marc Wilmots droomt hij van een groot Braziliaans avontuur voor de Duivels in 2014. In stilte, want Maesschalck blijft graag met de voetjes op de grond. Eerst die selectie halen. Intussen werkt hij gedreven door, zeven dagen op zeven, in z’n zweethonk aan de Antwerpse Scheldekaaien, af en toe in het buitenland. Ooit haalde FC Milan hem binnen, zelfs Chelsea en Real Madrid wilden ‘that Belgian guy’. Bekende wielrenners, jockeys, autocoureurs, tennissers en golfspelers kwamen bij hem langs. Hij behandelde hen op zijn manier: explosief, inventief, veeleisend. Als Maesschalck al kritiek krijgt, dan wegens z’n exposure, vlotte babbel, mediagenieke kop. Het laat Lieven Maesschalck allemaal siberisch. Wat telt voor hem is de kinese, het bezig blijven, hyperkinese in zijn geval: druk bezig blijven. ‘Mijn doel is mensen genezen. Na elk goed resultaat kijk ik al uit naar een volgend probleem.’ Zegt hij. En ook: ‘Ik haat zelfgenoegzaamheid, ik blijf nooit hangen bij successen onderweg.’
Zou hij het menen?
Lieven Maesschalck: Ik heb een gevarieerd leven. Druk voel ik niet, dat is gewoonte geworden. Ik heb natuurlijk vaak met spoedprocedures te maken. Ik moet sporters speelklaar krijgen, maar hoe groot ook de stress, alles moet juist gebeuren: eerst diagnose, dan analyse, daarna werk ik een creatief programma uit dat bij de persoon past. Soms denk ik wel dat je voor dit soort job een beetje talent moet hebben.
Wat vindt u uw grootste talent?
Maesschalck:(denkt na) Misschien het combineren van vaardigheden, het verbinden van technische handigheid met mentale skills. Ik blijf ook zoeken, naar nieuwe methodes, oefeningen, technologie. Een concept is leuk, maar gemaakt voor het gemiddelde. Net dat gemiddelde wil ik omzeilen.
Wanneer stelde u vast dat u als kinesist meer kon dan de rest?
Maesschalck: Ik kan niet meer. Ik heb gewoon meer wegen bewandeld. Toen ik vijfentwintig jaar geleden begon, in het voetspoor van mijn vader, vond ik kine a very boring job. Het was een statisch, passief beroep dat leed onder het imago van ‘masseur’. Terwijl masseren op zich iets ongelooflijks is. Oosterse dames die al honderd jaar van moeder op dochter massages doen, zijn behalve met techniek ook met een kunstvorm bezig. Zij masseren veel beter dan ik.
Dat hebt u ook ooit gezegd tegen Dirk Nachtergaele, oud-verzorger bij Quickstep. Hij blijft het herhalen in interviews.
Maesschalck: Ik meende dat. Dirk knijpt de verzuring uit de spieren op een fantastische manier. Daarom ook heb ik hem bij de nationale ploeg binnengehaald. Wat ik doe, is iets anders: rehab, rehabiliteren. Op de praktijk van mijn vader, in Lebbeke, begon ik alles wat orthopedisch moeilijk lag, wat niet vooruitging, fanatiek aan te pakken. Ik zocht absurde oefeningen uit, op de fiets, door het zand, in water. Mijn vader zei ‘die zoon van mij is gewoon gek’. Terwijl, ach, die watertherapie bestond al honderdvijftig jaar, idem voor de Pilatesmethode. Nieuw was dat ik die dingen in de kine binnenbracht. Het werkte nog ook. Een lichaam heeft de ongelooflijke gave z’n functies te herstellen. Je moet het daartoe stimuleren met methodes die bij dat lichaam passen. Ik werkte empirisch, zoekend, trial and error.
Ging het niet vooral om durven?
Maesschalck: Ik hou van Picasso, van zijn creatieve periodes. Die man bleef evolueren, zichzelf herdenken, doorgaan. En hij durfde, jawel.
In welke periode zit u momenteel?
Maesschalck: In de fase van loslaten en vertrouwen hebben. Ik heb vanochtend mijn praktijk in Lebbeke verkocht en in goede handen achtergelaten. Door los te laten, kan ik nog meer gaan leren. Ik werk nu aan software voor een trainingsprogramma, én aan een game to cure. Ik geloof geweldig in brain mapping. Ik wil virtuele coaches creëren die de patiënt one on one gaan corrigeren in real time en world wide.
En nu graag voor onze Nederlandstalige lezers…
Maesschalck: Jij komt bij mij met een probleem, ik ga met jou oefeningen maken, jou analyseren, jouw motoriek via dat computerprogramma vastleggen. Thuis roep je op de pc jouw gepersonaliseerde training op. Je virtuele coach begeleidt en corrigeert je terwijl je oefent.
Op die manier maakt u zichzelf toch overbodig?
Maesschalck: Welnee. Anderzijds, wie zich niet overbodig kan maken, is een sukkelaar. Toptherapeuten zijn net top omdat ze de patiënt op termijn van hen onafhankelijk kunnen maken. Dat pc-programma zal de waarde van de therapeut onderstrepen. Tijdens minder maar intensere beurten wordt een maximaal rendement bereikt. De therapeut wordt nog functioneler.
Herinnert u zich de eerste sportman die bij u aanklopte?
Maesschalck: Dat moet iemand van de atletiekclub uit Lebbeke zijn geweest. Later kwamen mensen zoals triatleet Luc Van Lierde langs of topatleet Christophe Impens. De rest volgde door mond-tot-mondreclame.
En toen kwam het wonderverhaal van Johan Museeuws kapotte knie. Na een val, een breuk en een zware infectie dreigde zijn fin de carrière. U revalideerde Museeuw. Het jaar daarop won hij Parijs-Roubaix, en wees als eerbetoon aan u op de eindstreep naar zijn herstelde knie. Lebbeke werd Lourdes en u de patroon der hopelozen.
Maesschalck:(wuift weg) Je weet altijd waar je begint, maar niet steeds waar je zult eindigen. Je moet er vooral in geloven, én grenzen durven te verleggen. Voorwaarde is dat je de biologische processen blijft respecteren. Je kunt iemand die een breuk heeft, niet doen lopen in twee weken tijd.
Vooral ‘uitgeprocedeerde’ topsporters kwamen bij u aankloppen
Maesschalck: Dat is ook mijn geluk geweest. Neem Justine Henin. Ze was vijftien jaar oud toen ze langskwam met een heel ingewikkeld enkelprobleem. Ik heb haar kunnen helpen. Idem voor Wilmots, toen hij nog voetbalde, een zeer gecompliceerde problematiek was dat. Hij werkte hard en genas.
Gella Vandecaveye, veroordeeld om te stoppen, won na rehab bij u brons op de Olympische Spelen.
Maesschalck: Mét een gescheurde kruisband. Eenmaal terug thuis, werd ze geopereerd en zes maanden later stond ze er: wereldkampioen.
Denkt u dan niet: en dat allemaal door mij?
Maesschalck: Niets van. Ik dacht: oef, Gella hersteld, op naar de volgende. Vandaag telt de toekomst, niet het verleden. Wat je bijblijft is wat níét lukt, of de moeilijke weg die je met je patiënt insloeg om ergens te raken. Maar teren op succes? Geen seconde heb ik dat gedaan.
Moeilijk te geloven.
Maesschalck: Er waren natuurlijk ook heel moeilijke en lange processen, met Wilmots naar het einde van zijn carrière toe, met Mpenza, Xavier Malisse, met golfer Nicolas Colsaerts of Yanina Wickmayer. (schudt het hoofd) Wat een verhaal was me dat, zeg. De mensen maar zeuren van ‘Yanina is gezakt in de ranking’ terwijl dat kind een triple hernia had. Weet je wat het betekent om daaruit recht te kruipen én opnieuw te beginnen? Wickmayer doet vandaag wel opnieuw topsport, hè. Bij een triple hernia is de carrière normaal gezien over en uit.
Moet u soms het slechtnieuwsverhaal brengen?
Maesschalck: Dat is vaak mijn taak, helaas. Afscheid nemen, ook van een carrière, is hard en dat bereid je het best goed voor, therapeut mét patiënt. Je bekijkt samen nieuwe doelstellingen. Psychologie is noodzakelijk in mijn job. Het is overigens wetenschappelijk bewezen dat het mentale invloed heeft op lichamelijk herstel én op prestaties.
Op dat vlak had u wellicht de moeilijkste klant aan wijlen wielrenner Frank Vandenbroucke.
Maesschalck: Toen zijn mijn ogen echt opengegaan. Ik werkte voor het eerst in team met onder meer psycholoog Jef Brouwers. Franks problemen waren niet alleen fysiek, maar ook psychisch. Heel complex was het, zelfvertrouwen weg, verslaving, het verhaal is bekend. Ik begon ooit met zijn knie en eindigde bij structuur proberen te brengen in zijn leven. Hij was nochtans zo goed, wat een atleet zeg, wat een vermogen. (schudt het hoofd)
En wat een talent voor falen. U hebt alles gedaan om hem ’terug te krijgen’, haalde hem zelfs bij de illustere dokter Sainz weg uit de Franse bossen.
Maesschalck: Sarah heeft dat gedaan, Franks tweede vrouw. Ik was in de buurt om hem op te vangen. Echt waar, ik zat in met die gast. Misschien reageerde ik toen wat emotioneel. Ik wou die mens helpen redden. En we zaten echt op de goede weg. Een week voor zijn dood zijn we nog samen gaan fietsen. Dat was lachen, jongens toch. Hij was de ballast kwijt, hij woonde weer in Geraardsbergen. En toen trok hij naar Senegal, waar hij stierf aan een embolie. Het was een shock, wegens de positieve lijn waarin hij zat en, echt waar, Frank was in wezen een goed mens, alleen het karakter ontbrak. Maar goed, ik leerde toen dat je het emotionele, de beleving van een persoon nooit mag onderschatten. Emoties hebben impact op ons gedrag, ons lichamelijk welbevinden. Mensen die verliefd zijn, zullen veel minder pijn ervaren dan mensen die dat niet zijn.
Hoe verliefder de voetballer, hoe makkelijker werken voor u?
Maesschalck:(lacht) Dat heb ik nog niet empirisch onderzocht. Wat ik wel zag, was dat mensen die ongelukkig rondliepen, meer klachten ontwikkelden. Er bestaan zelfs mensen die niet willen genezen, en via hun ziekte om aandacht vragen. Fascinerend is het, om niet alleen het lichaam te zien maar ook de mens die de pathologie draagt.
Ook een beetje antropoloog?
Maesschalck: Ik ben een beetje van alles, vrees ik. Voor mij is kinesitherapie trouwens ook ‘kunst’.
Vandaar dat u dit gesprek per se hier in het Mas wou hebben, tegenover uw praktijk?
Maesschalck: Ik hou van musea en van modern art. Ik vind Kapoor fantastisch, maar ook Kandinsky. Picasso, Broothaerts. Ik heb ooit de eer gehad Luc Tuymans te mogen behandelen, een topkunstenaar en topmens. Wat me ontroert, is schoonheid, een mooi gebouw, een mooi woord, zelfs een mooie omstandigheid zoals een pint gaan drinken met dierbare vrienden. En ik kan ook genieten als ik atleten zie sporten, hoe ze met hun lichaam tot prestaties komen, hoe toppers het verschil maken in moeilijke omstandigheden. Het boeit me vaak meer dan de wedstrijd waar ze in meespelen.
Zegt de kinesist van de Rode Duivels.
Maesschalck: Ik bedoel het tactische spel, over hoe en waar voetballers op het veld worden geplaatst. Echt waar, daar ken ik niets van.
Wat betekent het woord pijn voor u?
Maesschalck: Pijn op zich bestaat niet, het is zowel alarm als beleving. Er zijn vele soorten pijn. Pijn kan scherp zijn of dof. Pijn van neurologische oorsprong, zoals tandpijn, is anders dan de pijn die u zou voelen als ik u hier een mep zou geven. Je hebt ook pijn die er meteen is en pijn die langzaam door je lichaam trekt.
En wat met de pijngrens? Zijn wielrenners die gewoon doorgaan mensen die beter met pijn kunnen omgaan?
Maesschalck: Nee, dat gaat niet over pijn, maar over meer kunnen afzien. Eddy Merckx kon ongelooflijk afzien, die heeft de Tour de France nog uitgereden met een gebroken kaaksbeen.
Wat doet u met sportlui die lakser zijn?
Maesschalck: Hun verantwoordelijkheid. Op termijn komen die er niet.
Wat doet u met de spits waarin u tijd en energie stopt en die er de volgende nacht op los fuift in de Carré?
Maesschalck: Zijn zaak. Ik ben er om zijn letsel te genezen. Wat hij nadien doet? I don’t care. Ik oordeel niet, verwijt niemand iets, ik werk. Natuurlijk zie ik veel mensen die spartaans trainen, zoals recent Sep Vanmarcke. Die jongen heeft echt alles uit de kast gehaald.
Vanmarcke komt ten val in de Tirreno-Adriatico, moet eigenlijk geopereerd worden aan de knie. U behandelt hem en weken later rijdt hij naast Cancellara de piste van Roubaix op.
Maesschalck: Ik was content voor hem.
U zat wellicht op het tipje van uw stoel.
Maesschalck: Nee, of misschien ja, maar dan als supporter van Sep. Niet als de man die hem behandelde. Ik had hem liever zien winnen dan Cancellara. Logisch toch?
Hoe bekijkt u sporters die slikken en spuiten om hun vormpeil en prestaties bij te trekken?
Maesschalck: Alweer: hun verantwoordelijkheid. Het is evident dat we moeten streven naar een cleane sport, dat we met onze jeugd moeten praten, hen waarschuwen voor de gevaren. Wat ik er wel over vind, is dat achtervolgen door het gerecht, of dat mensen midden in de nacht van hun bed worden gelicht. En dat met de parameters van vandaag naar vroeger wordt gekeken. Er bestaan nu detectiemethodes waardoor je tot tien jaar of meer kunt teruggaan om iets op te sporen. Ik heb nog een periode geweten toen sporters ’s nachts moesten opstaan omdat hun hematocrietwaarde tussen de vijftig en zestig zat. Je had zaken als Festina, er bestond georganiseerde doping in groep, je wilt niet weten wat er allemaal gebeurde. De tijden zijn nu helemaal anders. Die twee tijdsgeesten naast elkaar leggen en de nieuwe controlemethodes op die oude tijd toepassen, klopt niet.
Hoe keek u naar de biecht van Armstrong?
Maesschalck: Ik vond het nogal commedia dell’arte. Ik had er geen gevoel bij, noch van leedvermaak noch van medeleven. Ik vind het een triestige janboel allemaal. Erg dat de sport, waarbinnen heel veel mensen hard werken en zo clean zijn als wat, zo beklad wordt.
Men noemt u soms een goeroe.
Maesschalck: Het is een benaming als een andere. Het eredoctoraat bewijst dat andere. Ik ben nu erkend door de academische wereld, stel je voor.
Ik hoorde dat u enorm schrok toen u het nieuws vernam.
Maesschalck: Ik was in Moskou toen ik dat telefoontje kreeg. Het eerste wat ik dacht was: goede grap. Toen het waar bleek te zijn, heb ik mijn vrouw en mijn moeder gebeld. Waarom mijn moeder? Nadat mijn vader was gestorven, hebben wij met het gezin enorm verbonden geleefd. Ze heeft steeds veel betekend in mijn leven. Ik ben, hoe raar dit misschien klinkt met mijn hectische gedoe, echt wel een familieman.
Betekent dat eredoctoraat de ultieme erkenning?
Maesschalck: Na het schrikken, kwam een gevoel van voldoening opzetten. Ik hoorde dat men mij de titel gaf omdat ik zo ‘avant la lettre’ werkte en kinesitherapie een extra imago bezorgde. Nu, door dat eredoctoraat, heb ik een eerste keer in mijn leven achterom gekeken en geprobeerd te inventariseren. Ik begin ouder te worden, zeker?
Laat het looprek maar komen?
Maesschalck: Ernstig, zodra je ouder wordt, begin je toch na te denken over dingen als ‘wat ben ik vandaag en wat wil ik morgen nog betekenen’. Met die vraag heb ik de voorbije weken écht wel rondgelopen.
Bent u tevreden met en over uzelf?
Maesschalck: Jawel, mocht ik mijn leven herdoen, ik deed het op precies dezelfde manier.
Nooit nep gevonden, dat sportwereldje, waar het geld rolt, waar sportlui naast talent vooral ook over de complete collectie van Vuitton willen beschikken?
Maesschalck: Ik leef van en voor, maar niet met. Ik zie de Vuittons inderdaad, maar ik verblijf ook in die andere wereld van bejaarde cliënten met slijtage op de heup, van gewone mensen die lijden aan vervelende kwetsuren. Zij maken nog steeds de meerderheid uit van mijn patiënten. Toen ik op een dag bij FC Milan binnenkwam, stond ik niet met open mond om mij heen te kijken. Goed, dacht ik, andere omgeving, andere mensen, mooi terrein ook, maar bon, wat kan ik hier doen. Of het dan om de knie van Ronaldo of Kakà ging, maakte niets uit, die knieën moesten in orde raken. Het enige verschil was, dat de druk misschien iets groter was. Je moet die of gene wel op het veld krijgen, in de beste omstandigheden.
Zoals ook Kompany heel recent. Het was hard werken om hem klaar te krijgen voor de match tegen Macedonië.
Maesschalck: Uiteraard, want dat WK is nu belangrijk. Plezant hoor, dat klaarstomen van al die gasten, en toch: de drive waarmee ik werk voor het bondsteam is dezelfde als die waarmee ik hier op mijn Antwerpse praktijk rondloop.
Toch moeten die duivels in Brazilië raken volgend jaar.
Maesschalck: Dat weet ik, en dat is een gezonde uitdaging. Vincent klaar krijgen, zelfs even naar Manchester City trekken en met de dokter van Manchester City spreken. Uitdagend. Ik kick daarop. Die paar dagen Manchester waren de moeite. Omvervallen deed ik alweer niet. Ik ben pas écht geïmponeerd als ‘mijn’ spelers het veld op lopen. Dan zucht ik: goed zo, hij speelt vandaag.
Ziet u het ook meteen als een van uw sporters last krijgt?
Maesschalck: Natuurlijk. Dat is mijn job. Bij de nationale ploeg zeg ik dan tegen Mark ‘eraf halen’, wat hij prompt doet. Vandaar ook dat Wilmots me naast zich op de bank wil. Hij vertrouwt me, we kennen elkaar goed, zijn complementair. Pas op, mijn rol blijft adviserend. He’s the boss.
En zorgt u genoeg voor uzelf, in al die drukte, nergens last van?
Maesschalck: Een beetje last van de rug en van een stijve heup, wegens dat staan de hele dag. Ik probeer wel veel te fietsen.
De handen zijn nog steeds zwaar verzekerd, voor hoeveel trouwens?
Maesschalck: Zeg ik niet, dat weet je. Ik zou graag nog vijfentwintig jaar werken en geprikkeld en uitgedaagd worden.
En wat was, om het met Garry Hagger te zeggen, ‘het mooiste moment’?
Maesschalck: Vijf jaar geleden, de deur gaat open, Hij komt binnen. Mijn grote idool, Eddy Merckx. Met de vraag hem te helpen, maakt niet uit waarvoor. Feit was dat hij daar stond, in mijn praktijk. Ik dacht: die man is wow. Dat ik hém mag behandelen. Eddy Merckx onder mijn handen, verdorie toch. Een héél mooi moment was dat.
Door Marijke Libert
‘Yanina Wickmayer doet vandaag wel opnieuw topsport, hè? Bij een triple hernia is de carrière normaal gezien over en uit.’
‘Gewone mensen die lijden aan vervelende kwetsuren maken nog steeds de meerderheid van mijn patiënten uit.’