Marcel Vanthilt werd dit jaar 52. ‘Mijn vader is 63 geworden, mijn grootvader 64. Dan begint een mens toch al eens te denken: wat wil ik nog doen in mijn leven?’ Er spookte maar één ding door zijn hoofd: een boek schrijven. ‘Ik had twee onderwerpen: de bende van Nijvel of de biografie van mijn vader. Het leidt allebei nergens toe, maar het tweede was misschien beter voor mijn gemoedsrust.’

Man, mijn hoofd.’ Hij bestelt twee koffies en een water. Het is nochtans een aanvaardbare donderdagochtend in het Antwerpse café Canal. Maar het was laat gisterenavond, zegt hij. Luc Tuymans tegengekomen en ‘je weet hoe dat gaat’. Vijf uur was het, toen ze eigenhandig een einde maakten aan de nacht. Vrouw in alle staten. Maar hij had een geldig excuus. Het was tijden geleden dat hij nog eens op de lappen geweest was.

De laatste jaren bracht hij vooral door in televisiestudio’s, onder grote spots. Op podia, onder nog grotere spots. En op zijn zolderkamer, zonder spots. Of het moest het schijnsel van zijn laptop zijn. Hij schreef er een boek over zijn vader Edgard Vanthilt. Een naam die allang in de doos van de vergetelheid beland is. Maar ooit was dat anders: Edgard was een eminente rode senator. Een autodidact die het net niet tot minister schopte. Maar ook: een militair, een redenaar, entertainer. En iemand die tussen de soep en de patatten het socialisme uitvond in Limburg.

Marcel fluit hem vandaag met stijl terug uit de vergetelheid. Edgard is een roadmovie geworden doorheen het België van de twintigste eeuw. De roaring twenties, de oorlog, het geheime leger, de bevrijding, de schoolstrijd, de koningskwestie, mei 68. De jonge Vanthilt zit de oude op de hielen.

Er is eigenlijk maar één personage dat ontbreekt in het hele verhaal: hijzelf. Hij duikt ergens op pagina 254 op. Een voetnoot in het leven van Edgard, zo lijkt het wel. Of beter: een ongelukske. Na een hete nacht spoot moeder Vanthilt zich altijd uit met de warmwaterspuit. Maar die nacht – je zal het altijd zien – was ze het vergeten. Ze vroegen aan de dokter of er nog iets aan te doen was. ‘Nee’, antwoordde die streng. ‘Houd uw kind maar. Ge gaat daar later veel plezier aan hebben.’

Viel dat tegen. Het stormde hard, de eerste vijftien jaar, tussen Edgard en zijn mannelijke nageslacht. Die laatste droomde vooral van live, van optreden, wilde nachten. Maar er zat iemand in de weg: een oud-militair. ‘Eigenlijk kon hij mij toen geen grotere dienst bewijzen dan dood te gaan’, zegt Marcel vandaag.

Voor één keer luisterde zijn vader: op een dag in 1973. ‘Ik herinner het mij nog heel goed’, zegt Marcel. ‘We zouden naar zee gaan. En plots had hij pijn aan zijn buik. Aan zijn pancreas, bleek later. Tien dagen later was hij voorgoed vertrokken. Als een raket. En niet naar zee. We hebben het nooit kunnen uitpraten.’

In de inleiding schrijft u: ‘Mijn naam is bekend, pa, de jouwe niet. Ik besta. Jij niet.’ Het klinkt een beetje treiterig.

MARCEL VANTHILT: Zo is het niet bedoeld. Ik besef trouwens maar al te goed dat over vijftig jaar niemand nog zal weten wie Marcel Vanthilt was. Misschien was dat wel een reden om dit boek te schrijven: om mezelf wat eeuwigheid toe te eigenen. Het boek belandt sowieso in een of andere bibliotheek. Misschien dat er over 100 jaar wel iemand zegt: ‘Ik ga eens een boek lezen van al die knuppels die dachten dat ze een roman konden schrijven.’ En dan begint die domweg bij de v. (lacht)

U wou een roman schrijven, maar durfde gewoon niet.

VANTHILT: Ik ben geen fictieman, de realiteit is gek genoeg. Maar eigenlijk wou ik gewoon weten waar ik vandaan kom. De meeste mensen hebben gewoon geen idee. In het beste geval hebben ze hun grootvader nog gekend. Ik heb voor dit boek tientallen mensen geïnterviewd. Sommigen wilden niet. Er wonen nog vijftien Vanthilts op de wereld, van wie een paar in Amerika. Ik heb bijvoorbeeld bij Albert Vanthilt in Denver, Colorado aangeklopt, maar het interesseerde hem niet. Dat begrijp ik dus niet: je eigen geschiedenis klopt op de deur en dan maak je niet open. Maar ik blijf volhouden. Hij zal praten, al was het maar een kwartier. (lacht) De titel van mijn volgende boek wordt Marcel stalkt zijn familie.

Hebt u nu een andere vader leren kennen?

VANTHILT: Nee. De grote lijnen van zijn verhaal kende ik, maar de details ontbraken. Ik was vooral geïntrigeerd door het decor waarin hij opgroeide. Leopoldsburg was toen de Far West, hè. 40.000 soldaten waren er gestationeerd. Vandaag worden oorlogen gevoerd door professionals, maar toen werd er in Leopoldsburg heel lacherig gedaan over de beroepsmilitairen. Er zaten veel Xavier Waterslagerstypes tussen: boefers die liever aan de toog hingen. Toen het oorlog werd, gingen ze op bevel van de koning lopen. (lacht) Op vrijdagavond werden ze allemaal losgelaten. 40.000 man die op café gingen, dat moet waanzinnig geweest zijn. Elke week Rock Werchter in Leopoldsburg! Op een dag overtuigde iemand mijn vader op café om socialist te worden. Een partij die niet bestond in Limburg: niemand die eraan dacht om rood te stemmen. Maar een paar jaar later zat mijn vader in de Senaat. Door zijn redenaarstalent, onder meer: hij kon speechen als geen ander. Mede dankzij hem is Limburg socialistisch geworden, ook al zal hij in de geschiedenisboeken nooit een Steve Stevaert zijn.

Toch bleef hij zich ook bezighouden met de dorpspolitiek. Merkwaardig.

VANTHILT: De burgemeester van Leopoldsburg was zo corrupt als de pest. Mijn vader kon daar niet tegen. Zijn hele leven heeft hij tegen die man gestreden, tot hij hem uiteindelijk ten val heeft kunnen brengen. Edgard was een personage uit een boek van Ernest Claes. Waarbij hij dan het goede incarneerde. Vechten tegen onrecht: dát was zijn drive. Ook in het parlement. Hij heeft veel gedaan voor de mijnwerkers in Zwartberg. Aan dat vechten is hij uiteindelijk ook gestorven.

U lijkt maar een voetnoot in zijn verhaal.

VANTHILT: Hij was nooit thuis. Ik hoefde me zelfs niet tegen hem af te zetten. Zijn wereld leek mijlenver verwijderd van de mijne. Ik herinner me nog dat hij op een avond in een jeugdclub in Leo- poldsburg binnenkwam, naar ons keek en mompelde: ‘Is dat nu de jeugd van tegenwoordig? Is dat de toekomst?’ Hij begreep ons niet. Hij, die nog in een concentratiekamp had gezeten. Die opgegroeid was met niets en de gebraden kippen in het rond zag vliegen… Het gekke is: ik heb vandaag net hetzelfde gevoel. De hele consumptiemaatschappij is op kinderen gericht. Studio 100, Nintendo… Ouders worden gepluimd tot ze erbij neervallen. ‘Hoe gaan die jongeren daar in godsnaam uit raken?’ denk ik vaak.

Hij raadde u aan om verder te studeren. ‘Anders word je zoals die sukkelaars in de put.’ Maar tegelijkertijd nam hij het in het parlement wel op voor die mijnwerkers. Meer nog: het waren zijn kiezers. Redelijk dubbel.

VANTHILT: Hij vond dat je altijd arbeider kon worden, maar dat je meer ambitie in het leven moest koesteren. Het had ook te maken met zijn persoonlijke situatie. De socialistische partij stond op een keerpunt. De partij was groot gemaakt door arbeiders, maar ze begonnen te beseffen dat ze ook intellectuelen nodig hadden, mensen met een diploma. Toen hij 59 werd, heeft hij zelfs even de kans gehad om minister te worden. Maar hij werd uiteindelijk gepasseerd door Willy Claes, een jonge ambitieuze gast van 33 die wél gestudeerd had. In de familie kwam dat hard aan. Elke keer als er een foto van Claes in de krant verscheen, zette mijn tante er een koffiepot op. ‘Kaffepot’ is er weer, zei ze dan. Maar mijn pa heeft dat Claes nooit kwalijk genomen.

Wat betekent dat socialisme voor u? Uw vader was nog een socia- list van de oude school. Vandaag lijken socialisten meer bezig met de inrichting van hun loft en hoe ze overkomen in de media.

VANTHILT: Hou op, daar zijn álle politici mee bezig. Ik vind het wel een probleem dat de SP.A vandaag alleen nog maar uit intellectuelen lijkt te bestaan. En dat ze zich richt naar het Canvaspubliek en niet meer op de VTM-kijker.

U steunde bij de vorige verkiezingen Caroline Gennez.

VANTHILT: Ik zoek altijd naar goede redenen om voor de SP.A te stemmen. Ook als het moeilijk gaat. Ik kan het mijn vader gewoon niet aandoen om níét rood te stemmen. Eén keer heb ik gezondigd: in 2000 stond ik op een lijst van Agalev. Op verzoek van Tom Lanoye. ‘Met jouw bekende kop halen we zeker stemmen’, zei hij. Hij wou zo stemmen afsnoepen van het Vlaams Belang. Sloeg nergens op. Je trekt geen kiezers van het Vlaams Belang naar Groen! omdat Marcel Vanthilt op de lijst staat. Integendeel, zelfs. (lacht) Dat bleek ook: er kwamen alleen kiezers over van de SP.A. Maar ik ben toen wel verkozen, zonder dat ik ook maar een begin van een programma had. Waarmee nog maar eens bewezen is: de kiezer heeft bijna altijd ongelijk. De kiezer is eigenlijk gewoon een idioot, die zijn keuze meestal baseert op niets. Of op de beeldvorming in de media.

Deed u daar ook niet aan mee in Villa Vanthilt? Het was fantastische televisie, maar politici mochten er wel de toffe pee komen uithangen. Dat dat soort televisie niet onschuldig is, weten we sinds de doortocht van Bart De Wever in De slimste mens.

VANTHILT: Ik had wel een geldige reden om ze uit te nodigen. Er was deze zomer een nieuwe Vlaamse regering. Ik pak ze ook niet aan op de Dag Allemaal-manier: ik laat ze niet scoren op de rug van hun lamme dochter of zotte minnares. Vorige week zat Stefaan De Clerck in Volt, verkleed als cipier. Heel leuk voor de redactie van Volt, maar dat is carnaval. Dat ze de onnozelaar gaan uithangen op de Dag van de Zotte Politicus. Ik heb tenminste gevraagd aan De Clerck: ‘Hoe zit dat nu, man, met die gevangenissen?’

Intussen klagen mandatarissen van het Vlaams Belang dat ze nooit de toffe pee mogen uithangen in amusementsprogramma’s.

VANTHILT: Ze hebben waarschijnlijk niet eens ongelijk. Waarom Gerolf Annemans niet? Hoe hard ik zijn opvattingen ook bestrijd, ik twijfel er niet aan dat dat een belezen mens is. En misschien heeft hij zelfs gevoel voor humor. Maar ik heb dat cordon sanitaire op de VRT niet uitgevonden – ik ben er ook niet blij mee. Ik vond dat heel opvallend bij Marie-Rose Morel: opeens was ze een mens want ze had kanker. Dat zegt veel over onze houding tegenover het Vlaams Belang.

Had u Morel uitgenodigd in Villa Vanthilt?

VANTHILT: Ik denk het wel. Maar nogmaals: dat kan dus niet. Of het moet eerst besproken worden met de directie van de VRT. VB’ers zijn alleen welkom in Villa Politica, onze zustervilla. (lacht) Tegelijk: ik heb Morel in het oog gehouden tijdens de verkiezingsdebatten: een ongelooflijk smerige debater. Dat geldt niet alleen voor VB’ers, maar ook voor mensen als Jean-Marie Dedecker: zij spelen bijna altijd de man, nooit de bal. Daar zijn ze wel mee begonnen. Moet je ze dan populairder maken dan ze zijn?

Heel opvallend vond ik dat destijds maar één journalist op het idee is gekomen om Edgard Vanthilt te interviewen. Eén politiek interview in een heel leven. Dat waren nog eens tijden.

VANTHILT: Daar schrok ik ook van. Toen kon dat dus blijkbaar nog: senator worden zonder de hulp van de media. Alleen de echt belangrijke mensen werden toen geïnterviewd: de premier en de ministers. Nu sta ík zelfs in Knack. (lacht) En laat de premier zijn vakantiefoto’s publiceren in Het Laatste Nieuws.

Bart De Wever zei onlangs: ik kan het mij niet permitteren om níét met mijn kroost in Dag Allemaal te staan.

VANTHILT: Flauwekul. Patrick Janssens is een paar maanden geleden ook getrouwd, maar niemand heeft het gemerkt. En heeft dat zijn populariteit aangetast? Nee, toch? Ik vind dat politici niet in zee moeten gaan met Dag Allemaal. Tv-vedetten ook niet, trouwens. Man, dat blad is zo verschrikkelijk fout geworden. Ze schrijven erop los. Ik had onlangs een relletje met de rosse van K3 (Vanthilt en Stany Crets verklapten in de uitzending dat Karen Damen zwanger was, nvdr). De week daarna: een uitgebreid artikel in Dag Allemaal. Stany mailde me: ‘Heb je gelezen wat ze nu weer schrijven? Straks hebben wij ook nog ruzie met elkaar.’ Terwijl dat nu net is wat ze willen. Vroeger heb ik nochtans altijd heel fijn samengewerkt met Dag Allemaal. Tot ze vier jaar geleden de paparazzitoer opgingen. De zelfmoord van Yasmine hebben zij voor een deel op hun geweten. Yasmine en Marianne hadden heel sereen aangekondigd dat ze uit elkaar gingen. De week daarna trekken ze alle registers open: De Grote Lesbobreuk! Dan weet je gewoon wat de gevolgen kunnen zijn. Zeker voor iemand die wat aanleg heeft voor depressie. Nee, ik spreek niet meer met dat blad. En ik roep alle BV’s op om hetzelfde te doen.

U bent dezer dagen weer een opper-BV, alomtegenwoordig op tv.

VANTHILT: Ik ben vooral blij dat ik in Villa Vanthilt mijn goesting mocht doen. Dat was lang geleden. Niemand durft nog in de tv-wereld, de belangen zijn te groot geworden. Daarom ook dat er alleen nog maar formats te zien zijn die in het buitenland succes hadden. Kijk naar VT4. Die hebben deze herfst één nieuw programma. Eén! Hole in The Wall. Dat we daar niet zelf opgekomen waren! Nu gaat er zoveel Vlaams geld naar iemand in Japan die het gat in de muur bedacht heeft. Dan ben ik Vlaams-nationalist genoeg om te zeggen: dat is weggegooid geld. Stel u voor dat Paul Jambers vandaag op het idee zou komen om een personalityshow te maken waarin hij mensen interviewt uit de marge van de maatschappij. Hij wordt gewoon door alle tv-bazen wandelen gestuurd! Tot ze in het buitenland ergens een tv-format vinden met marginalen die iets doen op de dansvloer, dan kan het niet snel genoeg gemaakt worden.

Voelt u zich nog thuis in die tv-wereld?

VANTHILT: Ik kijk amper nog. Televisie is nog nooit zo saai geweest als vandaag. Eerst was er de trend van de realitytelevisie – terwijl er natuurlijk niets zo ‘onreal’ is als ‘reality’. Zijn we daar eindelijk van af, komen ze af met reality met een boodschap. (zucht) Goed dat de keurslager Woestijnvis er nog is. Toen ik Belga Sport of Van vlees en bloed zag, dacht ik meteen: ik kijk volgende week weer. Maar dat overkomt me dus zelden. Alles is geformatteerd en afgesproken. Ze hebben ook allemaal een heilige schrik dat iemand niet zou praten. Terwijl ik denk: wauw, iemand die niet praat, fantastische tv! Ik zeg al jaren op de VRT: maak nu eens een dienst humor. Zoals er ook een nieuwsdienst is. Afijn, ze gaan nu eindelijk stoppen met FC De Kampioenen. Dat werd tijd. Ik heb daar laatst nog eens met mijn zoontje van vier naar gekeken. Ik begreep zelfs niet waar het over ging. Nog een geluk dat de acteurs zo goed zijn, zij houden die serie recht. Maar het probleem is: wat daarna? Er is nooit geïnvesteerd in humor, in goede tekstschrijvers.

Ze hadden uw vader een contract moeten geven.

VANTHILT: Ja, in de jaren vijftig heeft hij nog een revueshow georganiseerd en gepresenteerd. De mensen spreken er nog over. Dat wist ik dus niet. En eigenlijk deed het me wel veel plezier: dat er achter die ernstig ogende man ook een soort Jos Bosmans schuilde.

***

We bekijken de foto’s van Edgard in het boek.

‘U lijkt er wel wat op’, zeg ik. Hij: ‘Niet melig worden.’ En dan: ‘Misschien de neus. En de koppigheid. Iets wat ook mijn kinderen geërfd hebben. “Ik zit hier verdomme met drie koppigaards in huis”, zegt mijn vrouw altijd. (lacht) Ik heb voor dit boek ook zijn privésecretaris geïnterviewd. Helemaal op het einde zei hij plots: “Marcel, uw vader wist het publiek te pakken door zijn declamatie, zijn ritme en vooral zijn stem. Als ik jou op televisie zie, dan zie ik Edgard. Dat vinnige, die alertheid… Je bent gewoon je vader.” Misschien zei hij dat om mij wat te paaien. Is het gewoon helemaal niet waar. Maar het deed me toch wat.’

Marcel Vanthilt, Edgard, Meulenhoff/Manteau, 344 blz., 22,50 euro.

MARCEL VANTHILT KOMT OP 3 OKTOBER OM 15.00 UUR NAAR HET ANDERE BOEK. INFO: www.hetandereboek.com

DOOR STIJN TORMANS/FOTO’S SASKIA VANDERSTICHELE

‘Ik roep alle BV’s op om niet meer met Dag Allemaal te praten.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content