Met alle Belgische voetballers die wekelijks excelleren in de Engelse Premier League, de beste competitie ter wereld, kun je bijna een volledig elftal samenstellen. Dat zal komende vrijdag weer blijken als de Rode Duivels hun sleutelwedstrijd spelen tegen Servië. Een van hen is Christian Benteke, een tijd geleden bijna verguisd in eigen land, maar dit jaar de uitblinker bij Aston Villa én grof wild op de transfermarkt. Een voorpublicatie uit Sympathy for the Devils van Raf Willems.

‘Ik was echt gelukkig tijdens mijn jeugd.’ Het is ongeveer het eerste wat Christian Benteke zegt bij ons interview. Ik mailde hem de vragen vooraf, vanuit de ingeving ‘laat ik even naar zijn kindertijd peilen’. Hij ontvangt me in een sober appartement in een stadje in de Midlands, op een halfuur met de trein van het centrum van Birmingham. Hij kijkt wat onwennig, want hij zit niet echt te wachten op een gesprek. We zullen desondanks afklokken op 57 minuten en 33 seconden.

Christian Benteke steekt aarzelend van wal: ‘Ik ben geboren in Kinshasa in 1990. Mijn vader Jean-Pierre diende in het leger van president Mobutu. In 1992 oordeelde hij dat de situatie in Congo zou uitmonden in een oorlog. Zijn oom woonde al in Luik en we stapten op een vliegtuig richting Brussel. Met de bedoeling om niet meer terug te keren. We belandden in Droixhe. Daar kwamen mijn broertje Jonathan (1996) en mijn zusje Sara (2002) ter wereld. Hoewel ik nog nooit het land van mijn ouders bezocht, voel ik me toch een deel van de Congolese cultuur. Mijn ouders praten Lingala, dus ik heb liefde voor het land. Als Congo op de Afrika Cup voetbalt, dan ben ik er met mijn hart bij. Parce-que je suis Congolais, même si je suis Congolais Belge. Tegelijk ben ik bijzonder trots op mijn statuut van Rode Duivel, want ik ben trots op mijn Belgische nationaliteit. Tijdens de periode van mijn zes tot twaalf jaar beleefde ik het meeste voetbalplezier. Toen was ik lid van Jeunesse Sportive Pierreuse, een onvergetelijke tijd. Men legde er me de waarden van het spel uit: techniek, collectiviteit, respect voor de scheidsrechter en voor de spelers van de tegenpartij.

‘In 2004 eindigde mijn onbezorgde leventje. Dominique D’Onofrio (trainer van Standard, nvdr) wilde me al lang hebben en Kismet (Kismet Eris, de ontdekker van jeugdspeler Benteke en nog steeds zijn manager, nvdr) heeft dat geaccepteerd nadat MVV me geweigerd had. Hij nodigde me namens Standard uit voor een test in het nationale trainingscentrum van Blegny. Ik werd topschutter van het toernooi met negen doelpunten in drie wedstrijden en mocht me van dan af lid noemen van de ploeg waarvoor ik supporterde.’

Dat had heel wat voeten in de aarde gehad, want Eris bekommerde zich op dat ogenblik al over hem. Hij tipte eerst een scout van Anderlecht omdat hij niet echt overtuigd was van de kwaliteit van de opleiding van Standard. Anderlecht beet niet, maar adviseerde een tussenstap. Ook KRC Genk en MVV Maastricht wezen hem aanvankelijk af. Eris wreef zich niet meteen in de handen bij de overstap naar Sclessin. Er rees bij hem stevige twijfel. Niet eens diep in zijn binnenste, hij ventileerde het, zij het nog omfloerst omdat hij zijn pupil niet van de wijs wilde brengen. Lang duurde diens kinderlijke geluksroes niet. Bij Standard was de concurrentie moordend voor de atletische spits die in 2006 veertig kilometer noordwaarts emigreerde: bestemming Genk, naar de plaatselijke KRC. Kismet Eris viel niet van zijn stoel van verbazing.

Handelswaar voor Standard

Zijn optredens bij KRC Genk deden bij Standard dan toch een belletje rinkelen. Christian Benteke sprong destijds het spreekwoordelijke gat in de lucht: ‘Standard bleef de club van mijn hart. Het was voor mij een magisch moment om op Sclessin te worden opgeroepen door de Roemeense trainer Bölöni. Hij gunde me vijftien speeltijden, toch bijna de helft van de competitie 2008-2009. Het kampioenschap was voor ons, na een bewogen strijd met een bikkelhard testduel tegen aartsrivaal Anderlecht. Ik bokste met wisselend succes op tegen topaanvallers als Mbokani, Jovanovic en De Camargo. Ik pikte nieuwe inzichten van hen op, maar doorbreken in een elftal met zo veel kwaliteit, dat was op dat ogenblik te hoog gegrepen. Dus leenden ze me uit aan KV Kortrijk.’

Het werd het begin van een spelletje jojo tussen speler en bestuur. Op den duur verzuurden de relaties. Manager Kismet Eris komt tussenbeide met een uitleg die toch even doet opschrikken: ‘Georges Leekens gaf hem alle ruggensteun en Christian betaalde hem bij KV Kortrijk terug met feestelijke prestaties: 14 goals in 34 wedstrijden. Standard wist zogezegd genoeg. Nu zou het er echt van komen. De grond schoof echter onder zijn voeten weg toen directeur Pierre François hem op de laatste dag van de transferperiode ruilde met Nong van KV Mechelen. Toen moest ik hem kalmeren. Hij slingerde me naar het hoofd: “Ik ben toch geen dier dat men naar believen kan verhandelen?”Ik trachtte hem te troosten. “We maken er het beste van in Mechelen.”Ik heb hem daar gevolgd en van persoonlijke bijstand voorzien in voor hem ongemakkelijke omstandigheden. Ik bracht hem naar het ziekenhuis voor een operatie en ving hem nadien op. Hij was op dat ogenblik nog wartaal aan het uitslaan. Ik regelde ook het bezoek aan zijn ouders. Toen tikte zijn moeder hem op de schouders: “Je mag Kismet heel dankbaar zijn, want hij heeft je opgevangen als een vader.” Ik zie dit als een tweede cruciaal ogenblik in de opbouw van mijn band met hem. Eerder had ik hem al uit de wind gezet bij moeilijke contractonderhandelingen met KRC Genk. Voorzitter Vaesen trachtte de schuld in mijn schoenen te schuiven, maar ik overtuigde Christian van het feit dat Genk hem onvoldoende honoreerde. Hij trok toen openlijk partij voor mij.’

In de zomer van 2011 leek de gestage opgang van Benteke hem toch eindelijk te verlossen. Voor de derde keer riep Standard hem terug. Hij hielp nog het Zweedse Helsingborgs te verslaan en de kwalificatie voor de Europa League veilig te stellen, maar toen was het meer van hetzelfde. Kismet Eris kan nog steeds niet uitgelegd krijgen waarom Standard niet in hem geloofde: ‘Technisch directeur De Sart belde me drie keer met de droge mededeling: “Kismet, die jongen moet weg, want hij is niet goed genoeg voor ons.”Voorzitter Duchâtelet had geen andere keuze, want zijn technische staf moest hem dus niet. Ik antwoordde: “De Sart, luister, geef hem drie wedstrijden op de spitspositie en stuur hem dan weg als je wilt, maar dan ben je tenminste geloofwaardig naar het publiek toe.”Want trainer Riga plaatste hem op de rechterflank of, nog erger, posteerde hem ergens op het middenveld. Dat was natuurlijk niets voor hem. De Sart wou niet wijken en wees hem de deur. Heel laag van hem, maar vooral heel dom. Dus kozen we opnieuw voor KRC Genk. Tijdens de play-offs was Christian outstanding en zorgde hij zowel in de Cristal Arena als op Sclessin voor het winnende doelpunt. Ik zat te glunderen in de eretribune en deed geen enkele moeite om dat te verbergen. Iedereen keek grommend naar mij, maar ik had mijn repliek goed voorbereid: jullie moeten niet boos zijn op mij maar wel op De Sart, want hij heeft Benteke de deur gewezen. De vergissing kon niet groter zijn, want hij brak echt door in Genk: 19 doelpunten in 37 wedstrijden.’

In de buurt van Birmingham knikt Benteke bedachtzaam: ‘KRC Genk bracht mij geluk. Mario Been praatte veel met mij en stelde me dingen voor waar ik eerder niet aan dacht. Ik beet door de moeilijke momenten heen, dankzij de steun van Been. Voetballen met Jelle Vossen was voor mij puur amusement. Hij bewoog over de hele aanvalsstrook en hij begreep ook mijn spel. Hoewel we niet meteen vrienden werden, verstonden we elkaar heel goed op het veld. Met Kevin De Bruyne onderhield ik een uitstekend contact. Zijn voetbalintelligentie is bijzonder hoog. Ik heb nood aan zo’n foerier om het beste uit mijn spel te halen. Hij weet wat ik nodig heb, getuige zijn voorzetten bij mijn doelpunten tegen Schotland en Servië. Hij kan de ballen tot op de millimeter voor me neerleggen. Dat deed hij al bij de beloften zes jaar geleden.’

Fractie van een seconde

Christian Benteke begint nu honderduit te praten. Hij komt echt op dreef als hij kan zeggen wat hem echt drijft in het voetbal en als hij kan uitleggen wat het betekent om als spits door het leven te gaan: ‘Mijn grote voorbeeld? Thierry Henry! Lievelingsclub van mijn jeugd? Arsenal. Ik hield van hun zeer mooie voetbal, met als man-in-the-picture: Thierry Henry. Groot, snel, technisch, wervelend. Il était grand, il était rapide, il était technique. C’est pour ça, je préfère cette équipe. Ik bestudeer ook de bewegingen van Ibrahimovic en Adebayor. Het zijn net als ik letterlijk grote voetballers. Ik kijk vaak naar televisiereportages over spitsen. De positie van de spits is de moeilijkste van het hele elftal. Elke match probeer ik te scoren. Ik ben blij bij winst, maar als ik niet heb gescoord, dan knaagt het wel. Het is een beetje zoals bij een keeper: een doelpunt kan zijn schuld zijn. Zo gaat het ook bij mij: nul-nul, je hebt geslapen in de match en je kunt toch nog de winning goal maken. Als aanvaller sta je soms een hele tijd te wachten op de bal. Daarom is het voor de spits moeilijk om in de wedstrijd te komen. Je hebt vier obstakels voor je. Het is opboksen geblazen tegen een muur van verdedigers, elke match opnieuw. Het op zoek gaan naar de bal is op zich al moeilijk. Men verwacht van je dat je negentig minuten alert blijft, het is écht moeilijk. Je krijgt voortdurend klappen en je moet toch altijd weer klaar zijn. Op zoek naar dat ene doelpunt. Je mag tien perfecte voorzetten geven: als je niet hebt gescoord, dan is het publiek ontevreden en knaagt er iets. Je moet beslissen in een fractie van een seconde. De moeilijkheidsgraad voor een spits ligt dus behoorlijk hoog.’

Maar het ambt van midvoor heeft ook zijn aantrekkelijke kant voor Benteke. Scoren is, niet geheel en al onverwacht, voor hem het mooiste menselijke sentiment dat er bestaat: ‘Je moet beslissen in een fractie van een seconde. Het is een sensatie, een emotie, iets wat je in je eentje beleeft. Une sensation individuelle. Je bent enkele seconden weg van de wereld, het is vieren met jezelf aanvankelijk. Dan komen de maats en de fans die je doelpunt toejuichen, maar in het begin is het echt iets van jezelf. Dat mag je nooit vergeten, daar sta je dan. Je bereidt je de hele week voor op zaterdag en als je dan hebt gescoord, volgt in je hoofd de explosie. Omdat je het daar toch voor doet. Dan ben je zo gelukkig, dat geeft je ook vertrouwen. Scoren verandert je wedstrijd. Een aanvaller richt zich altijd op dat doelpunt. Stel dat een verdediger scoort, dan voelt hij zich ook goed, maar daar houdt het dan wel bij op. Pour un attaquant, marquer est important pour vivre. Scoren is leven voor een spits, meer nog: een spits leeft van zijn doelpunten. Scoren als de zin van het leven. Jean-Pierre Papin verwoordde het ooit: “Als Marseille met 5-0 wint en ik scoor niet, dan ben ik tevreden over de ploeg maar niet over mezelf.”Ik denk er precies hetzelfde over. Als we winnen, dan ben ik zeker in mijn sas, maar zonder eigen doelpunt, dan heb ik zo’n pff-gevoel. Ja, we hebben gewonnen. Ja, we verdienden onze premie, maar ik was er toch niet echt bij vandaag. Het is simpel: in het voetbal draait het om doelpunten. Men praat over Messi en Ronaldo wegens hun goals. Niet omdat ze zulke goede voetballers zijn: leurs buts! In het voetbal gaat het dus enkel om doelpunten. Zo voel ik het aan en een spits heeft dus zijn doelpunten nodig om te overleven in het elftal. Het is zo eenvoudig als dat.’

Zo eenvoudig als dat, c’est simple comme bonjour. Maar stel: de spits wordt overmand door zenuwen en draait de gemakkelijkste kansen de nek om? Christian Benteke maakt een wegwerpgebaar: ‘Nervositeit? Dat ken ik niet. Bij mij blijft voetbal een spel, ik wil me amuseren, welke belangen er ook mee gemoeid zijn. Als ik voetbal, amuseer ik me. Je moet de sport niet te ernstig nemen. Non, on s’amuse. In België duwde men de druk voor een match op een kunstmatige manier de hoogte in: je mag dit niet doen, je moet zus of zo zijn. Ik negeerde dat, want ik kom op het veld om mij te vermaken met het voetbal. Zelfs al speel ik tegen Manchester United: je m’amuse. Last van zenuwen? Neen. Voetbal is een job voor mij, c’est un job que j’aime bien. Het is het mooiste spel dat er bestaat, dat voetbalspel. Waarom zou ik me dan zorgen maken? C’est une partie de plaisir.

Eerste kopduel

Een partijtje vol plezier, voetballen om zich te vermaken. En wat dan met de psychologische strijd van de spits met de verdediger en de doelman? Benteke wuift ook deze tegenstrijdigheid weg, maar er sluipt toch ook enige twijfel in zijn opmerkingen: ‘C’est face-à-face. Dat stoort me niet. Ik ben sterker dan zij, dat prent ik me vooraf in. Ik babbel niet met hen, dat pakt niet bij mij: ik sta daar om ze te vermijden, te ontwijken en te verslaan. Het is een kwestie van het hoofd. Ik vind het wel belangrijk dat ik mijn eerste kopduel kan winnen, dan heb ik mijn tegenstander al in de luren gelegd. En toon ik hem: ik kan beter koppen dan jij. Ik gooi dus al mijn motivatie in dat eerste duel: strijd, inzicht, techniek. Ik wil dat winnen, want daar komt het mentale aspect om de hoek. Als hij wint, dan denk ik: aahh, putain. Dat wordt knokken, maar als ik win, dan geeft me dat meteen een zet. Moi, ça va me mettre ma confiance. Voor een spits is het wel voortdurend hij of ik, de hele match door gaat het erom de directe confrontatie in je voordeel te beslechten. Die win je niet enkel op talent of kracht, maar ook door psychologie en intelligentie. Goals brengen geluk.’

Ze maken hem dus gelukkig, zijn doelpunten. Op zijn beurt werd hij in de kortste keren de held van de Villafans. Benteke is out of this world. Twee supporters in astronautenpak, dat was wel een bijzonder bizarre maar op zijn minst zeer originele vertoning. Ze sloten hem in de armen na zijn eerste optreden, toen hij na een invalbeurt met een lobballetje op Swansea zijn nieuwe team aan een punt hielp. Ik zag een andere, zichzelf ontbolsterende spits. Een met een rijk repertoire aan bewegingen en doelpunten: stiftertje tegen Swansea, dribbel door het centrum op Liverpool, kopbal-in-zweefvlucht tegen Everton, klimmend effectvol schot tegen West Bromwich. Le nouveau Benteke est arrivé. Voor het eerst laat hij zijn bedeesdheid varen en lacht voluit: ‘Ik volgde al mijn hele leven Match of the Day. Ik was dol op de Engelse sfeer, op het publiek en op de heftigheid van het spel. Mijn eerste match op Swansea viel ik in, het gaf me gewoon vleugels. Zeker na mijn doelpunt dacht ik: dit is mijn entree in de mooiste etage van het voetbal. Iedereen had het gezien, van dan af was ik gerust. Het was een mooie goal met een lobballetje, ik voelde me net als David Beckham. De Premier League was dus een droom die werkelijkheid voor me werd.’

‘De Britse voetbalcompetitie heeft een uniek karakter. In België zeggen veel ploegen bij een achterstand van 0-2 tijdens de pauze: het is voorbij. Hier weet men dat het nog kan keren tijdens de blessuretijd. Het voetbalklimaat is in Engeland veel aangenamer dan bij ons. Je mag nooit opgeven en dat ligt ook wel in mijn aard: ik wil niet opgeven. Daarom ben ik hier ook zo goed thuis. Het wezen van het voetbal is anders dan in België. Ik voel hier geen enkele druk omdat ik hou van deze competitie. Ik ben gemaakt voor de Premier League.’

Hij kijkt me even doordringend aan, daar heb ik geen weerwoord op. Hij is gemaakt voor de Premier League, en dat is hij. Big Ben is binnen enkele maanden de held van Aston Villa geworden.

Sympathy for the Devils, de Belgen in de Premier League, Raf Willems, uitgeverij Lannoo, 176 blz., 19,99 euro

‘Zelfs als ik speel tegen Manchester United: je m’amuse.’

‘Je bereidt je de hele week voor op zaterdag en als je dan hebt gescoord, volgt in je hoofd de explosie.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content