De modernisering van het gerecht moet nú gebeuren, vindt Stefaan De Clerck. De minister van Justitie laat zich daarbij inspireren door de Amerikaanse expressionist Jackson Pollock en de Vlaamse architect Stéphane Beel.

Sinds één jaar is Stefaan De Clerck (CD&V) minister van Justitie. Opnieuw, want van 1995 tot 1998 nam hij dat departement al eens onder zijn hoede. De affaire-Dutroux zette toen een karrenvracht hervormingen en vernieuwingen in gang, tot Marc Dutroux ontsnapte en De Clerck ontslag nam.

De val van de regering-Leterme I over de zaak-Fortis eind vorig jaar leidde tot zijn comeback. De Clerck zette toen meteen de toon. ‘In tien jaar is er niets veranderd bij justitie’, was zijn vernietigende oordeel. ‘Van die uitspraak heb ik nog altijd geen spijt’, zegt hij twaalf maanden later. ‘De vele incidenten waarmee ik geconfronteerd word, geven me gelijk. Maar die zijn ook een stimulans. Er moet absoluut iets gebeuren op drie terreinen: de hervorming van het gerechtelijke landschap, de informatisering en de strafuitvoering.’

Bij justitie is het lethargie troef. De politieke context daaren-tegen is in vergelijking met het midden van de jaren negentig wél sterk veranderd. Een federale meerderheid van vijf partijen is het politiek en communautair over weinig eens, en sinds de verkiezingen van juni 2007 zit ze aan haar vierde premier.

StefaanDe Clerck: 2009 was een bewogen maar boeiend jaar. De start van de regering-Van Rompuy was al ongewoon. Daarna zijn eerst Karel De Gucht (Open VLD) en vervolgens Herman Van Rompuy (CD&V) vertrokken voor een Europese opdracht. Ten slotte was er de terugkeer van Yves Leterme (CD&V) als premier. Maar al die veranderingen hebben me niet gehinderd om mijn ding te doen.

Er is wel een groot verschil met mijn eerste mandaat als minister van Justitie onder Jean-Luc Dehaene (CD&V). Toen kreeg elke vakminister de volle verantwoordelijkheid voor zijn of haar beleidsdomein. Er was veel vertrouwen en steun. In het zog van de affaire-Dutroux kreeg ik carte blanche en heb ik tientallen wetsontwerpen aan de ministerraad kunnen voorleggen. In de huidige regering, daarentegen, ligt het zwaartepunt van de besluitvorming helemaal bij het kernkabinet, met de premier en de vijf vicepremiers. Die bespreken werkelijk alles, ook elk initiatief van een vakminister, die dan even mee mag aanschuiven.

U verschijnt regelmatig voor een zesschaar?

De Clerck: Weet u, mijn werkmethode lijkt veel op die van Jackson Pollock, een Amerikaanse schilder en abstract-expressionist. Ik start in een dossier graag met een ruim debat. Dat kan in het begin chaotisch verlopen, maar het zorgt ook voor verrassende en vernieuwende ideeën. Op die manier laat ik een synthese groeien die door iedereen gesteund kan worden. In de huidige regering is er geen plaats voor zo’n aanpak. Over alle wetsontwerpen en voorstellen sluit het kernkabinet gedetailleerde compromissen, die bitter weinig ruimte voor debat met het parlement laten. Dat wringt met mijn karakter, maar ik pas me aan. Belangrijk daarbij is ook dat, na een bijzonder woelige periode tot eind 2008, door toedoen van Herman Van Rompuy het vertrouwen binnen de meerderheid is teruggekeerd. De beslissingen worden weer op een rustige en geordende manier genomen.

Zal dat ook Leterme in zijn tweede zittijd als premier lukken?

De Clerck: Hij is driftiger dan Van Rompuy. Dat heeft voor- en nadelen. Maar in de korte tijd dat ik hem nu als premier heb meegemaakt, blijkt toch dat hij geleerd heeft van zijn eerste ervaring in de Wetstraat 16, en dat hij die aanpak met het kernkabinet in de vingers heeft. Hij is scheidsrechter, hij stuurt en concludeert. Bedaard en beslist.

Justitie slaat alweer een belabberd figuur met het dossier van KB Lux. De correctionele rechtbank van Brussel zegt dat een onderzoek van meer dan dertien jaar nietig is.

De Clerck: Een regelrechte schande is het. Financiële onderzoeken die vijftien of twintig jaar aanslepen en uiteindelijk vastlopen in procedures die het onderzoek zelf onderzoeken, zijn dramatisch voor het gerecht, voor de burger en voor de betrokken partijen. Individuen of bedrijven die bij zulke zaken betrokken zijn of genoemd worden, kunnen al die tijd geen kant op.

Ik ben zwaar onder de indruk van het vonnis van de correctio-nele rechtbank, dat helder en gemotiveerd spreekt van een enscenering en een manipulatie van het onderzoek. Bij het lezen ervan ben ik terug naar de sfeer van het begin van de jaren negentig gekatapulteerd, toen in de zaak-Dutroux ook zoveel was misgelopen bij de politiediensten en het parket. Nadien heeft het Octopusakkoord tot een hervorming van de politie geleid, maar de modernisering van het gerecht is tien jaar uitgebleven.

Begrijpt u dat gewone mensen door dossiers als KB Lux en Beaulieu vooral denken dat rijke heren die de fiscus tillen steeds weer ontsnappen aan het oordeel van het gerecht?

De Clerck: Absoluut. Dergelijke zaken liggen terecht heel gevoelig bij de mensen. Not only must justice be done, it must also be seen to be done.

In 1995 werd in de affaire-Dutroux geroepen: dat nooit meer! Dat moet ook gelden voor gerechtelijke dossiers over fiscale en sociale fraude. Daarom ben ik heel tevreden dat we samen met het parlement bijna klaar zijn met een nieuw sociaal strafwetboek, dat duidelijkheid schept over de rol van de inspecties en het gerecht, over de middelen, de procedures en de sancties. Zo kunnen dossiers van sociale fraude snel worden aangepakt en afgehandeld. Die benadering hebben we ook nodig voor zaken van fiscale fraude, die nu gemiddeld vijf jaar in beslag nemen en een minimale gerechtelijke output kennen.

Nog in de zaak KB Lux bent u scherp voor het Hof van Cassatie, dat de onderzoeksrechter en parketmagistraat in juni 2007 vrijpleitte van fouten.

De Clerck: We moeten nu wachten op een uitspraak over het beroep dat het parket tegen het vonnis van de correctionele rechtbank heeft ingediend. Ik zeg ook niet dat het vonnis en het oordeel van Cassatie, dat in 2007 zitting had als raadkamer, per se tegenstrijdig zijn. Maar de uitspraken zouden op z’n minst compatibel moeten zijn. Dat is een kwestie van gezond verstand.

Ook in Fortisgate bent u tussenbeide gekomen en hebt u aan de parketten-generaal van Gent, Brussel en het Hof van Cassatie gevraagd om over hun onderzoeken overleg te plegen. Dat kan opnieuw gezien worden als een vingerwijzing aan het adres van het Hof van Cassatie. Bent u de boodschapper van Leterme, die niet vergeten is dat zijn eerste regering viel door een nota van Cassatievoorzitter Ghislain Londers over politieke beïnvloeding in het dossier-Fortis?

De Clerck: Ik ben helemaal niet de boodschapper of de loopjongen van Leterme om Cassatie streng aan te pakken. Zowel in het dossier-KB Lux als in de onderzoeken naar lekken en naar valsheid en beïnvloeding bij de totstandkoming van het Fortisarrest van het Brusselse hof van beroep wordt telkens het optreden van magistraten tegen het licht gehouden. De inzet is het zelfzuiverende effect van justitie. Hoe kan het handelen van onafhankelijke rechters op een goede en correcte manier onderworpen worden aan een tuchtrechtelijke of strafrechtelijke procedure? Het gaat om het vertrouwen in justitie. Dat raakt aan de fundamenten van de rechtsstaat.

Is daarvan ook geen sprake als het Hof van Cassatie het ontslag van de Brugse rechter Paul Verstraete omzet in een tijdelijke schorsing, terwijl ook Cassatie erkent dat hij er niet in slaagt vonnissen uit te spreken?

De Clerck: Ik kan van dat arrest enkel akte nemen. Maar ik betreur het een en ander wel. Aan rechtbankvoorzitters en procureurs is geen signaal gegeven dat ze als korpsoversten effectief kunnen optreden tegen magistraten die niet behoorlijk werken. Daar kunnen allerlei redenen – ook goede – voor zijn, maar door de uitspraak van Cassatie zullen de korpsoversten twijfelen aan het nut van disciplinaire maatregelen als het hoogste rechtscollege hen toch terugfluit.

Legt het spanningsveld tussen de politiek en Cassatie aan de top van de justitiële piramide geen hypotheek op uw voorstellen om het gerecht te hervormen?

De Clerck: Nee. Mijn nota over de hervorming van het gerechtelijke landschap gaat niet over de rechtspraak of de bevoegdheden van rechters. Het gaat over de organisatie van het gerecht in grotere arrondissementen op basis van een geïntegreerd beheer van mensen en middelen.

Die nota wordt in het parlement besproken door de Atomiumwerkgroep, met daarin negen partijen van meerderheid en oppositie. Merkt u iets van partijpolitieke profilering of communautaire tegenstellingen?

De Clerck: Partijpolitieke spelletjes zijn er heel weinig geweest. Maar communautair zijn er wel verschillen. De Franstaligen grijpen meer naar de grote principes, zoals de nabijheid van justitie en de onafhankelijkheid van de magistraten, om te behouden wat er is. Aan Vlaamse kant is men meer bereid om mee te stappen in nieuwe concepten met organisatorische en pragmatische klemtonen. Het is mijn taak om een evenwicht tussen beide benaderingen te vinden.

Het idee van een eenheidsrechtbank hebt u moeten laten varen.

De Clerck: De vraag is welke architectuur van het gerecht de voorkeur geniet. Die van de Italiaanse architect Andrea Palladio, die in de zestiende eeuw mooie gebouwen met zuilen ontwierp, of die van Stéphane Beel, die in het museum M in Leuven historische elementen verzoend heeft met een hedendaagse, transparante architectuur? Wel, ik kies voor Beel.

Daarom had ik voorgesteld om eenheidsrechtbanken te vormen. Die zouden werken met een gezamenlijk beheer van de gebouwen, de financiën, het personeel en de informatica voor een reeks gespecialiseerde en nieuwe afdelingen: politiezaken, familie- en jeugdzaken, arbeidsgeschillen, handelszaken, strafrechtelijke en burgerlijke zaken in eerste aanleg enzovoort. Maar in het Atomiumoverleg is een consensus ontstaan om de vier bekende zuilen – de vredes- en politierechtbank, de arbeidsrechtbank, de rechtbank van koophandel en de rechtbank van eerste aanleg – te behouden. Ik kan daarmee leven als er boven op die zuilen een fronton voor een gemeenschappelijk management komt. Anders verliest de hervorming elke zin.

Het aantal gerechtelijke arrondissementen zal worden verminderd van 27 naar 16. Maar het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde blijft voorlopig buiten schot, terwijl net daar een hervorming broodnodig is.

De Clerck: Dat is ook zo. Maar ik ben realistisch genoeg om in te zien dat het niet mogelijk is om met negen partijen rond de tafel nu een akkoord te bereiken over een communautair zo gevoelig punt. Als Dehaene als koninklijk opdrachthouder tegen maart een oplossing voor B-H-V vindt, kan die ook nuttig zijn voor de hervorming van het gerecht. Hij kent de problematiek door en door.

Wat is er aan van ‘de slag om Tielt’? U wilt dat kanton graag bij het gerechtelijk arrondissement Kortrijk voegen, maar dat zien ze in Brugge niet zitten.

De Clerck:(ironisch) Drama, o drama! Kortrijk zou groter kunnen worden dan Brugge! Dat in zó’n fundamentele discussie over de hervormingen Tielt het twistpunt wordt, is ongelooflijk. Het doet me denken aan het beeld van Jan Fabre boven op het SMAK in Gent: de man die de wolken meet. Dat is even absurd. Laat ik nu meteen de knoop doorhakken: Tielt blijft bij Brugge.

Hoe ver staat het met een nieuwe tuchtrechtelijke aanpak voor magistraten?

De Clerck: De lijn die we vandaag volgen, is om de tuchtprocedures uit handen te nemen van de korpschefs. Zij staan te dicht bij hun collega’s om onafhankelijk te kunnen oordelen. In plaats daarvan komt er een tuchtrechtbank per taalgebied. Later kunnen er nog bij komen, maar het aantal dossiers is nu zo beperkt dat twee voorlopig volstaan.

Dat moet dan in de toekomst resulteren in een efficiënter disciplinair optreden dan in de affaire rond de Brusselse handelsrechter Francine De Tandt, die eerst met veel moeite werd geschorst en intussen toch weer aan de slag is.

De Clerck: Een onafhankelijke, rechtelijke structuur met geprofessionaliseerde magistraten zou dat soort zaken inderdaad beter moeten kunnen aanpakken.

Het brede publiek heeft soms de indruk dat de magistraten niet meewillen. Maar die beweren het tegendeel en zeggen dat het aan de politiek is om knopen door te hakken. Kan of wil de politiek dat?

De Clerck: Maar natuurlijk! Denk aan wat we dit jaar al allemaal gerealiseerd hebben: de motivering van assisenuitspraken, de bijzondere inlichtingenmethoden, de modernisering van het deskundigenonderzoek, de afspraak met Nederland om gevangenen in Tilburg onder te brengen.

Met de informatisering van het gerecht lijkt het dan weer niet te willen lukken. Elk groot bedrijf dat zichzelf respecteert, is vandaag toch al lang geïnformatiseerd?

De Clerck: Na de mislukking van het Feniksproject is er wat de informatisering betreft een soort depressie over justitie neergedaald. Men denkt dat het nooit zal lukken. Maar ik geloof in het tegendeel. Mijn voorganger, Jo Vandeurzen (CD&V), is bij de rechtbanken aan de basis gestart met het Cheopsproject. Dat wordt stelselmatig en van onderop uitgevoerd. We hebben de basisstructuur en de databanken zijn er, maar we moeten nog zorgen dat iedereen dezelfde taal spreekt en over dezelfde licenties beschikt. Ik besef dat dit een van de zwartste bladzijden in de geschiedenis van justitie is. Maar er wordt aan gewerkt.

Tegen wanneer kan de informatisering rond zijn?

De Clerck: Ik hoop op een doorbraak in 2010, zodat het hele opzet tegen 2012 uitgerold is en stabiliteit vertoont.

Op het vlak van de strafuitvoering blijven de verouderde en overbevolkte gevangenissen een groot knelpunt. Komt u in dat verband uzelf niet tegen? In 1996 schreef u in een oriëntatienota dat alternatieve straffen de bouw van nieuwe gevangenissen moesten voorkomen.

De Clerck: Ik denk dat die nota toen helemaal juist was en een keerpunt in het klassieke penitentiaire beleid vormde. Werkstraffen, elektronisch toezicht en justitiehuizen maakten deel uit van een nieuwe filosofie. Nu, tien jaar later, zitten we met de meeste van die initiatieven wel op het tandvlees en zijn nieuwe inspanningen nodig. Daarbij komt dat het capaciteitstekort in de gevangenissen is opgelopen tot 2000 cellen, en dat moet worden weggewerkt.

Veertig procent van de gevangenen zijn mensen die in voorlopige hechtenis zitten. Ook dat probleem blijft aanslepen.

De Clerck: Enerzijds telt België de laagste detentiegraad van Europa: 10.000 op een bevolking van meer dan 10 miljoen. ‘Slechts’ 60 procent zijn definitief veroordeelden. De overige 40 procent zit in voorlopige hechtenis en dat is inderdaad een ernstig probleem. Het is een paradox: onderzoeksrechters plaatsen mensen vaak in voorlopige hechtenis omdat ze ervan uitgaan dat die anders misschien nooit hun straf hoeven uit te zitten. De enige oplossing is een doelmatiger strafuitvoering, zodat de neiging om over te gaan tot een voorlopige hechtenis afneemt.

Om iets te doen aan het capaciteitsprobleem worden binnenkort 500 gevangenen naar Tilburg overgebracht. Het akkoord met Nederland hierover wordt een win-winafspraak genoemd: wij hebben te weinig cellen en zij te veel. Maar is het niet veeleer een blamage voor een land als het zijn gedetineerden niet meer zelf kan opvangen?

De Clerck: Dan kun je evengoed zeggen dat Nederland slechte punten verdient omdat het te veel cellen gebouwd heeft. Ik vind het dus helemaal geen blamage. Alsof je per se binnen de eigen grenzen moet blijven om mensen op te sluiten. Het is mooi dat we in Nederland kunnen huren, in afwachting van de bouw van nieuwe gevangenissen. Het is de evidentie van solidariteit en grensoverschrijdende samenwerking.

Elke dag krijgt u wel van ergens tegenwind of dreigt u in een kleine of grote storm terecht te komen: gevangenen die ontsnappen, rechterlijke uitspraken die vragen oproepen, nietige onderzoeken, gerechtelijke achterstand, geïnterneerden die niet op hun plaats zijn in een gevangenis enzovoort. Haalt u nog voldoening uit uw werk?

De Clerck: Incidenten zijn uiteraard niet prettig, maar ze zijn ook brandstof voor mij. De motor moet dan natuurlijk wel zijn afgesteld, anders ontploft hij. Maar dat loopt goed. Ik doe mijn job nog altijd met volle goesting. Ik heb geleerd om met de dingen om te gaan en een onderscheid te maken tussen slagen onder en boven de gordel.

Eigenlijk heb ik een wonderlijke politieke carrière. Ik ben met politiek begonnen vanaf mijn veertigste. Ik was al parlementslid en werd minister, partijvoorzitter en burgemeester. Als ik nu ook nog de hervorming van het gerecht kan belichamen, zou dat geweldig zijn.

DOOR INGRID VAN DAELE EN PATRICK MARTENS / foto’s filip naudts

‘Onder Jean-Luc Dehaene kreeg elke vakminister de volle verantwoordelijkheid voor zijn beleidsdomein. Vandaag beslist het kernkabinet werkelijk álles.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content