Christina von Wackerbarth, algemeen directeur televisie bij de VRT, over haar plannen voor de toekomst, het calimerogevoel, het nieuwsaanbod op de openbare omroep, de beschadiging door de bladen en de leeftijd van de doorsnee doemdenker.
Na een lange carrière in de wondere wereld der tijdschriften, begon Christina von Wackerbarth (45) op 1 september vorig jaar als algemeen directeur televisie bij de VRT. Het echte werk kan voor haar nu beginnen. Tenminste, als minister van Media Dirk Van Mechelen de plannen goedkeurt die vorige week werden voorgesteld door gedelegeerd bestuurder Bert De Graeve. De tv-prioriteiten zijn door Von Wackerbarth duidelijk geformuleerd – de toelichting daarbij leest u in het kaderstuk bij dit gesprek. Aan de tv-directeur evenwel ook de vraag:
En als de minister ‘nee’ zegt? Dan maar niet?
Christina von Wackerbarth: Als we vlakaf een ‘nee’ zouden krijgen, wat ik me niet kan voorstellen omdat het voorstel erg goed onderbouwd is, dan gaan we naar een verschrompelingsscenario. Denk aan de Big Brothers dezer wereld: wij halen met Flikken op zondag niet meer de cijfers van vorig jaar. Een reden te meer om die serie dus nog altijd uit te zenden: als je tegenover Big Brother niets valabels kunt zetten, verschrompel je.
Had u het succes van ‘Big Brother’ verwacht?
Von Wackerbarth: Eigenlijk wel. Er is maar één land waar het niet zo goed is gegaan: de States. Maar voor veel zenders blijkt Big Brother zo duur te zijn dat ze álles op dat programma zetten. En als het afgelopen is, knallen ze terug naar hun oorspronkelijke marktaandeel. Ik vind Big Brother een slim gemaakt programma. Al bedoel ik daarmee niet: een ‘intelligent’ programma.
Bent u het eens met Bart De Prez, adjunct-netmanager van TV1, die in ‘Knack’ heeft gezegd dat het programma in een aangepaste vorm eventueel ook zou kunnen op de VRT?
Von Wackerbarth: Nee. Ik denk overigens dat we qua human interest van niemand iets te leren hebben. Waarmee ik niet bedoel dat we nu tevreden achterover moeten leunen.
Zijn het morele bezwaren die ‘Big Brother’ op de VRT in de weg staan?
Von Wackerbarth: Morele bezwaren: dat klinkt zo zwaar. Dat programma is puur gericht op entertainment en voyeurisme. Daar moet je als openbare omroep niet aan meedoen. Ik vind wél dat je heel dicht op de huid van de mensen kunt kruipen…
Zie bijvoorbeeld: ‘Het leven zoals het is’.
Von Wackerbarth: En vergeet De Mol niet. Daarin zette je ook mensen in een context waarin ze zich veel meer blootgaven dan ze normaal gesproken zouden doen. Maar er is heel nadrukkelijk een bepaalde grens die je niet overschrijdt. Waar die ligt? Daar kunnen we uren over discussiëren. Maar zeker is dat De Mol meer respect had voor de mensen, meer toegevoegde waarde.
‘Big Brother’ doet heel wat doemdenkers de schrik om het hart slaan. Begrijpt u hen?
Von Wackerbarth: Ik ben geen cultuurpessimist. Ik ben geïnteresseerd in wat er gebeurt en probeer zoveel mogelijk dingen zo goed mogelijk te begrijpen – ook dingen waar ik zelf niets mee heb. Ik probeer niet veroordelend te zijn, wat een moeilijker keuze is dan het lijkt, en wil ook niet tot de garde van mensen behoren die zeggen dat de koeien geen melk meer zullen geven als de trein passeert. Ik vind het altijd weer verhelderend om passages te lezen van Latijnse schrijvers – O tempora! O mores! – of van iemand als Montaigne in de zestiende eeuw, waarvan de teneur ook was: de wereld gaat naar de knoppen. Ik geloof dat niet. Men denkt altijd dat zaken in een rechte lijn verlopen, maar dat is niet zo: dingen evolueren in trapvorm. Een hele tijd gebeurt er weinig en ineens heb je een soort quantum leap.
Het cultuurpessimisme heerst. Denk aan Miel Dekeyser en zijn boek ‘De Media, een pretpark’.
Von Wackerbarth: Mag ik even op de gemiddelde leeftijd van die cultuurpessimisten wijzen?
Is leeftijd een argument?
Von Wackerbarth:(lacht) Natuurlijk niet. Maar voor elke opmerking die je over je heen krijgt, heb je toch zin om er eentje terug te sturen. Kijk, heel veel dingen veranderen erg snel. We maken nu een revolutie mee op het gebied van media en communicatie: we worden gebombardeerd. Je ziet heel veel dingen kraken in hun voegen. Ik vind zelf dat daar veel te weinig analytisch mee wordt omgegaan. En veel onheilsboodschappers zijn zelf niet vrij van demagogie.
Dus dat van die ‘verkleutering’ en al die andere lelijke woorden: die kritiek is onterecht?
Von Wackerbarth: Verkleutering: dat is een normatieve kritiek. Dat is zeggen: wij deden het toen goed en zoals het nu is, is het niet meer goed. Kijk om u heen: de keuzemogelijkheden zijn nooit zo groot geweest. Er zijn nooit zoveel boeken uitgegeven, er is in Vlaanderen nooit zo’n brede waaier geweest van kranten en bladen die geen partijpolitieke lippendienst bewijzen. Ik hoef u toch niet te vertellen waar we vandaan komen?
U bent zowaar een cultuuroptimist!
Von Wackerbarth: Ik gebruik dat woord niet graag, want een zogenaamde optimist wordt langzamerhand versleten voor een half-debiel – en daar reken ik mij niet toe. Ik ben niet blind voor de uitglijders, maar nog nooit hebben zoveel mensen toegang gehad tot de media. Je hoeft niet eens zover terug te gaan in de geschiedenis: denk maar hoe mensen vroeger bevoogd werden in hun tijdsgebruik, in hun informatie, in hun vrije tijd. Een intellectuele bovenlaag had meer toegang tot literatuur en muziek, maar eigende zich een bepaalde norm toe – en wat daaronder zat, kon niet.
Kortom, vroeger was het slechter.
Von Wackerbarth: In ieder geval bepérkter. Vandaag is er meer van het goeie en ook meer van het andere. Kijk naar internet: het beste én het slechtste van de hele wereld zit erop.
Zegt u nu: wie het VRT-journaal niet meer lust, zoekt het maar op een ander?
Von Wackerbarth: Nee, ik zeg: we brengen nu veel méér nieuws- en duidingsprogramma’s dan vroeger. En we proberen dat zo goed mogelijk te doen, met een grote groep journalisten die zeer integer te werk gaan, maar die zich vaker dan vroeger op veel moeilijker terrein wagen. Het is minder bedreigend en risicovol om informatie te brengen zoals men dat gewend was, om een politiek debat te brengen met de kopstukken van alle partijen rond één tafel, over een van tevoren afgesproken onderwerp, dan óók dat andere te brengen – niet in plaats van, maar óók. Het is een veel moeilijker evenwichtsoefening om in een actualiteitenprogramma als Koppen te zoeken naar wat op dat uur van de dag een TV1-kijker kan aanspreken, en toch je integriteit te bewaren. Om toch te streven naar een aantal waarden waar wij voor staan. Kijk, niemand heeft ooit een omroep neergesabeld omwille van een keurig, conventioneel partijdebat, maar zo gauw je probeert iets anders te doen… Ik vind dat je als intellectueel de morele eerlijkheid moet hebben om je af te vragen: kijk ik even streng en even onbevangen naar het ene type programma als naar het andere?
Wat Woestijnvis-baas Wouter Vandenhaute onlangs in ‘Knack’ zei over Walter Zinzen: ‘Wij vinden hém goed, maar kijkt hij op dezelfde, open manier naar wat wij doen?’
Von Wackerbarth: Ja. Ik vind dat voor mensen die met media bezig zijn een fundamentele vraag.
Vandenhaute zei ook dat hij een ‘visie’ miste achter de informatieprogramma’s van de VRT.
Von Wackerbarth: Niet akkoord. Onze visie is heel nadrukkelijk: wij willen leidinggevend zijn op gebied van informatie. Vergeet ook niet dat dit een veel grotere organisatie is dan de commerciële omroep. Onze nieuwsdienst alleen is haast al even groot. En die nieuwsdienst maakt ook veel meer: TerZake, Koppen, De Zevende Dag… Dat betekent dat er ook meer moet worden gepraat. Wie doet wat en wat is de functie van elk programma? Die programma’s overlappen elkaar en hebben toch bewust heel onderscheiden functies. Dat maakt onze opdracht veel complexer.
Eind vorig jaar hebt u de ambities geformuleerd: tegen 2001 moet de VRT met vijf nieuwe, zelfgemaakte programma’s in de kijkcijfer-top-20 staan. Dat wordt kort dag.
Von Wackerbarth: Ik had het wel degelijk over twee seizoenen: in het jaar 2000 én 2001. Om de eenvoudige reden dat als je aantreedt in een job als deze, er altijd producties zijn die al vastliggen. Kijk, we hebben een grote winkel, met heel capabele mensen. Het is mijn plicht als manager om ervoor te zorgen dat de mensen die hier werken, een motiverend project hebben. Er is geen andere manier om ervoor te zorgen dat ze zin hebben om hun werk te doen.
Zo’n project was nodig.
Von Wackerbarth: Dat is overal nodig. Vergeet niet dat men hier in 1996 een grote ommezwaai heeft meegemaakt. Die was niet evident en communicatief lag dat soms moeilijk. Men begaf zich op het pad om programma’s te maken voor een groter publiek en dat pad is veel steniger. Maar het moest gebeuren en snél, want TV1 had op een gegeven moment een marktaandeel van achttien procent, wat men terecht wel érg weinig vond. Men is toen ook met externe productiehuizen gaan werken, en daar moesten sommigen aan wennen. Dat is dan een nadrukkelijke samenwerking geworden met Woestijnvis, dat een aantal grote klappers maakt.
Waardoor sommige VRT-mensen het gevoel kregen: wij zijn niet goed genoeg meer.
Von Wackerbarth: Precies, die zeggen: wij zijn er óók nog. Ik vind die verwachting heel legitiem. Hier werken meer dan duizend mensen. Ik zou toch wel een oen zijn als ik niet zou proberen om met die mensen goeie programma’s te maken. Het is dus niet of/of, maar en/en. Wij willen met de beste productiehuizen werken – ik zeg dat bewust in het meervoud – en ook de mensen binnenshuis de mogelijkheden geven om voluit voor hun eigen topprogramma’s te gaan. Ik heb ook gezegd: ‘programma’s in de top-20′, waarmee ik wil aangeven dat het geen grote toppers hoeven te zijn, maar wel programma’s met een bepaalde impact en een bepaald bereik. Ik wil bepaalde groepen ook meer aanlooptijd geven om creatief te zijn. Dat is de toegevoegde waarde die je hebt als openbare omroep, dat je risico’s kunt nemen.
Welk marktaandeel ambieert u als openbare omroep?
Von Wackerbarth: Voor tv ongeveer dertig procent, waar we nu zitten. Dat evenwicht willen we behouden. Wij zitten niet te hengelen naar tienden van punten marktaandeel. Die fase zijn we voorbij, nu moeten we consolideren. Tenzij het tv-landschap natuurlijk dermate fragmenteert… Kijk naar Canada, de marktleider heeft daar acht procent. Ik denk niet dat we dat hier morgen zullen meemaken, maar er dienen zich toch een aantal nieuwe intreders aan.
Is er nog plaats voor TV2000, JIM-tv en eventuele andere nieuwe kanalen?
Von Wackerbarth: De laatste vijf jaar is het reclamegeld voor tv in België verdubbeld. Met de economische boom kun je voorzien dat die markt de komende vijf jaar hoe dan ook nog gaat groeien. Of er plaats zal zijn voor nieuwe commerciële, open netten, zal in hoge mate afhangen van de kwaliteit van het aanbod. Ik ben het eens met oud-VTM-directeur Luc Deleersnyder: een groot aantal concurrenten verhoogt de kwaliteit, maar dat geldt niet voor televisie – boven een bepaald niveau krijg je alleen maar verdere fragmentering, veel kleine zendertjes met weinig geld die dus allemaal b-producties moeten programmeren.
We moeten het over ‘kwaliteit’ hebben. Na uw eerste interviews werd u het voorwerp van een vilein stuk in de ‘Financieel Economische Tijd’, omdat u al te vaak dat ongrijpbare woord ‘kwaliteit’ in de mond had genomen.
Von Wackerbarth:(lacht) Met het oog op dit gesprek heb ik dat stuk nog eens herlezen. Ik moet zeggen: dat was niet goed voor mijn bloeddruk. Maar oké. Kwaliteit is een heel moeilijk begrip. Er bestaan ook verschillende soorten kwaliteit, als u wilt. Om een groot woord te gebruiken, er bestaat zoiets als morele of ethische kwaliteit. Die heeft te maken met je doelstellingen als openbare omroep. Onze waarden hebben te maken met respect voor de burger, met verdraagzaamheid en democratie, tegen uitsluiting… Dat we een factor zijn van sociale cohesie, ook. Dat vult onze opdrachtgever allemaal in. Het is vanuit die optiek dat ik zeg: Big Brother zoals het er nu uitziet, appelleert alleen aan het voyeurisme en bevat te weinig respect voor het individu en te weinig toegevoegde waarde. Er zijn ook andere begrippen van kwaliteit, en dan wordt het wat moeilijker. Ik zou het willen definiëren als ‘functionele kwaliteit’, het proberen te detecteren van kwaliteit in de ogen van onze kijker. Alleen zijn die motivationele groepen behoorlijk onderscheiden. Wij doen meer met onze kijkcijfers dan wat we naar buiten brengen, wij kennen het profiel van onze kijkers. Daarnaast zijn wij de enigen die werken met waarderingscijfers. Door het feit dat je dat al jaren doet, zie je iets. Wat we nu in een volgende stap ook aan het doen zijn, is die morele kwaliteit proberen te vertalen naar een net. Vanuit de vraag: wat zijn de waarden van TV1?
Noem er eens een paar.
Von Wackerbarth: Wat ik al zei. Respect, waarheidsgetrouwheid, waarachtigheid… Toegankelijkheid ook, en begrippen als openheid… Het zijn er een heleboel, het is ook een moeilijke oefening om al die waarden te determineren. Goed, daarna vraag je je af vanuit die morele waarden die je hebt als net: wat kan ik daar als programmamaker mee doen om zo goed mogelijke programma’s te maken? Hoe zorg ik ervoor dat de kijker die waarden terugvindt in de programma’s die ik maak?
Het is met kwaliteit natuurlijk zoals met deugdzaamheid: men wordt er niet altijd voor beloond.
Von Wackerbarth: Nogmaals: wij zoeken niet dat ene puntje marktaandeel meer. Kwaliteit wordt vaak onrechtstreeks beloond. Wij zijn niet perfect, maar weten heel goed wat we nastreven. Daardoor ontstaat er iets waardoor de kijker weet waar een bepaald net voor staat. En dat hij of zij zelden wordt teleurgesteld. Want je kunt kwaliteit ook via een negatieve redenering definiëren, hè: het niet teleurstellen van een aantal verwachtingen die je bij de kijker hebt gecreëerd. Als je dat consequent doet, rendeert dat. Wij zijn toch met een hele reeks programma’s echt innovatief geweest. De Mol was er eerst op TV1, Man bijt Hond was er eerst, de laatavondtalkshow was er eerst… Wel, ik denk dat het zo moet, wij moeten als eerste bepaalde formats bedenken. Leder van eerste kwaliteit leveren, daarna komt de rest met leder van een laagje dunner, of eventueel imitatieleer. Die lijn willen we doortrekken.
Nog even naar de kritiek: in het bewuste artikel in de FET werd verwezen naar het feit dat u de interviewprimeurs gaf aan de media die de minst ‘beschadigende’ stukken over de VRT hadden geschreven.
Von Wackerbarth: Vergeet niet: vorig jaar na de parlementsverkiezingen en vlak voor mijn aantreden in september, was het een tijd erg turbulent. Er werden, ook vanuit politieke hoek, allerlei statements gedaan die niet allemaal zo goed waren voor de openbare omroep. De ene schreef: privatiseer de VRT. De andere: maak de VRT reclame-arm. Nog een andere: schaf TV1 af. Hoe denkt u dat zoiets bij de mensen hier overkwam? Ik praat dus niet over een imaginaire schade, want ik heb de effecten voor een stuk zelf moeten rechtzetten. Mensen die zich afvroegen wat dat voor hen ging betekenen. Vergeet niet dat er al vier jaar lang enorme inspanningen waren gebeurd. En dan moeten die mensen lezen dat het misschien allemaal voor niets is geweest. Kortom, ik vond inderdaad dat er toen dingen verschenen die enorm beschadigend waren voor deze omroep.
Hebt u het gevoel dat de openbare omroep minder vriendelijk wordt bejegend dan VTM?
Von Wackerbarth: Ik zit vol fouten en defecten en ik heb last van vanalles, maar wat ik niet heb, is een calimeroreflex. Heb ik nooit gehad en zal ik ook nooit hebben. Dus ik ben streng voor mezelf en vraag me bij sommige dingen af of ik niet overreageer. Maar soms kan ik mij niet van de indruk ontdoen dat ik niet overreageer. Nogmaals, die hele discussie van vorig jaar over de openbare omroep – het was toch verbazend om vast te stellen dat het hele debat hier nog eens werd overgedaan. In Europa is er inmiddels toch een consensus dat een openbare omroep wel degelijk zijn nut en toegevoegde waarde heeft en daar dus ook de middelen voor moet krijgen. Dat er ook nog iets anders is dan een pure vrijemarktlogica. Als ik het eens plat mag zeggen: tv-programma’s zijn geen patatten, hè.
Als ex-bladenmaker: wat verwacht u van het Woestijnvisblad dat er straks wellicht aankomt?
Von Wackerbarth: Geen idee. Ik weet wel uit ervaring dat het lanceren van een tijdschrift veel geld kost. Er is ook niet zoveel unserved audience. Dat betekent dat je jezelf er echt zult moeten invechten bij een groep die al bladen koopt. Ik weet ook dat kopers van tv-bladen zeer gehecht zijn aan hun programmabijlage. En dat het dus niet zo evident is om die mensen van hun blad los te weken. Bij tv weet je: if you do the right thing, zullen de mensen wel kijken. Bij een tijdschrift geldt dat niet. Het is niet omdat je het juiste doet, dat de lezers naar je toekomen. Je moet ze uit hun stoel krijgen en hen elke week die zeventig of tachtig frank laten neertellen. Dat is veel complexer. Een tv-programma maak je ook voor dertien weken of het loopt een paar jaar. Met een blad ben je voor twintig jaar vertrokken en je moet er ook nog elke week van het jaar liggen. Het zal dus geen eenvoudige onderneming zijn, voor wie dan ook.
Woestijnvis kan beter alle energie in tv-programma’s blijven stoppen, wat u betreft?
Von Wackerbarth:(lacht) Mijn belang ligt bij tv, dat is duidelijk. Maar iedereen moet doen wat hij niet laten kan en zijn dromen proberen waar te maken.
Joël De Ceulaer Piet Piryns