De tijd dat ze zich een minderwaardigheidscomplex lieten aanpraten door de Hollènders is allang voorbij: aan de oostkant van de Maas floreert de Limburgse trots. Enkele Limburgse jongeren pleiten zelfs voor een hereniging van beide Limburgen, eventueel onder Belgische vlag. Wat vinden Belgisch-Limburgse politici daarvan?

De federale staat België is wel wat gewend op het gebied van nationalistische sentimenten uit Vlaamse of Waalse hoek, maar dat in de meest zuidelijke provincie van het stabiele Nederland de negentiende-eeuwse separatistische leus ‘Los van Holland’ opduikt, is opzienbarend te noemen. Menige Fries, Hollander of Groninger zal zich dan ook verbaasd afvragen wat die gekke mensen bezielt, daar in dat wormvormige aanhangsel van het land, waar vooral Belgen wonen die slecht Duits spreken.

Nochtans scheelde het in 1839 maar een haar, of de Limburgse bufferzone aan de oostkant van de Maas was niet bij Nederland ingelijfd, maar bij België blijven horen. En de Limburgse dialecttalen zijn inderdaad verwant aan de streektalen uit Zuidwest-Duitsland. Tel daar die typisch folkloristische tradities als fanfares, schuttersfeesten en carnaval bij op – door noorderlingen vaak onbegrepen en verguisd – en dan is het helemaal niet zo gek dat veel Limburgers zich buitenbeentjes voelen in Nederland. De perifere ligging van Limburg versterkt dat gevoel alleen maar.

‘Eigenlijk horen we zelfs helemaal niet bij Nederland’, vinden de Nederlandse Limburgers Jeroen Janssen, Kevin Fuchs en Leon Vaessen. En nee, het gaat hier niet om verbitterde oud-mijnwerkers, die nog niet vergeten zijn welk onrecht hen in de vorige eeuw door de ‘Hollandse uitbuiters’ van de kolenmijnen is aangedaan. Het gaat om goed opgeleide twintigers die de inlijving van hun provincie bij Nederland openlijk in twijfel trekken en pleiten voor een hereniging met Belgisch-Limburg. Een autonome staat binnen Europa is hun ultieme droom, maar als dat niet lukt, dan mag dit herenigde Limburg ook best voortbestaan onder Belgische vlag.

‘Zo gek is dat helemaal niet, want we hebben veel meer gemeen met Belgen dan met Nederlanders’, zegt Leon Vaessen (27) stellig. Ook onder zijn leerlingen bemerkt deze docent Engels een opleving van het Limburgergevoel. Zo zie je op schooltassen en -jassen steeds vaker emblemen van de Limburgse vlag, en na de examenperiode hangen veel geslaagden de Limburgse leeuw uit, in plaats van de rood-wit-blauwe vlag van Nederland. Hét bindmiddel van de regio, de streektaal, floreert ook behoorlijk. Vaessen: ‘Terwijl sms en msn een negatieve invloed hebben op het Nederlands, zijn ze voor het Limburgs juist een zegen. Steeds meer jongeren chatten en sms’en in het Limburgs: de taal waarin ze gewend zijn met elkaar te spreken.’

Die opleving van de Limburgse trots is iets van de laatste jaren en gaat gepaard met een stukje bewustwording van de eigen identiteit, verklaart de docent Engels: zonder kennis van je geschiedenis kun je er ook niet trots op zijn. Tijdens een vrij uur op school behandelt hij daarom wel eens de Limburgse taal en geschiedenis, iets dat in de reguliere geschiedenislessen niet aan bod komt.

‘Het is schandalig dat de Limburgse geschiedenis niet wordt onderwezen in onze scholen’, vindt ook Jeroen Janssen, een 26-jarige docent ‘bloem en design’ uit Moorveld, een dorpje vlak bij Maastricht. ‘Hollandse symbolen als klompen, tulpen en windmolens kwamen voortdurend aan bod in de geschiedenislessen, terwijl die niets met Limburg te maken hebben. En de Gouden Eeuw heeft hier ook nooit plaatsgevonden. Het enige wat wij gemeen hebben met de Nederlanders is de Tweede Wereldoorlog. Maar die was hier al een jaar eerder voorbij. Tot na de oorlog waren de kranten hier in het Limburgs, Duits of Frans. Nederlands werd hier niet gesproken. Mijn oma kón het niet eens.’

Dat het Limburgergevoel in Nederland een boom beleeft, blijkt ook uit het Bevolkingsonderzoek Limburg 2007: maar liefst 94 procent van de Nederlandse Limburgers voelt zich Limburger. Dat is negen procent meer dan tien jaar geleden. ‘Tijdens mijn studie in Mexico vroegen mensen me vaak waar ik vandaan kwam, en dan zei ik nog liever “uit Europa” dan “uit Nederland”‘, vertelt Kevin Fuchs, een 21-jarige student hogere Europese beroepen uit Kerkrade, vlak bij de Duitse grens en Aken. ‘Nederland kennen ze daar als Holanda. En met Holland wil ik niet geassocieerd worden, dat zijn maar twee provincies in Nederland. Ik ben eerst Limburger, daarna Europeaan en pas dan Nederlander.’

HERENIGING

Nederlands-Limburg moet weer herenigd worden met zijn naamgenoot aan de westkant van de Maas, aldus de drie jonge Limburgers. ‘De hereniging van beide provincies zie ik bijna als mijn levensdoel’, zegt Janssen plechtig.

Maar zitten de Belgische Limburgers

daar wel op te wachten? Volgens Peter Castermans wel, hij is een 24-jarige student financiën en verzekeringen uit Lanaken. ‘Een onderzoek van Het belang van Limburg van een aantal jaar geleden legde het Limburgergevoel in België vast op 85 %. Met de 94 % van Nederland geeft dat aan dat Limburgers in de eerste plaats Limburgers zijn.’ De Monumentenstrijd die Canvas begin dit jaar uitzond, illustreerde dat perfect, vindt Castermans. Tijdens deze verkiezing kreeg de Limburgse medialobby mensen zo fanatiek aan het sms’en dat de Stoomstroopfabriek in Borgloon de renovatiesubsidie van 500.000 euro binnenhaalde.

Het Limburgse saamhorigheidsgevoel valt gemakkelijk te verklaren vanuit de gelijksoortige geschiedenis van beide provincies, denkt de Lanakense student, wiens vader bij de Sphinxfabriek in Maastricht heeft gewerkt. De steenkoolmijnen en de misère bij de sluiting ervan in de jaren zeventig. De recente ontslagen bij de autofabrieken Ford in Genk en NedCar in Geleen. De achtergestelde provincie die altijd opnieuw moet opboksen tegen het onbegrip van politici in Den Haag en in Brussel.

De kans op een hereniging van beide Limburgen onder Belgische vlag acht de Lanakenaar echter klein. ‘België heeft zijn kans daarop na de Eerste Wereldoorlog laten liggen, toen het zijn plannen om Nederlands-Limburg en Zeeuws-Vlaanderen terug te winnen niet heeft uitgevoerd.’ Maar een groot-Limburgs provinciebestuur dat namens twee miljoen inwoners hard met de vuist op tafel kan slaan in Brussel en Den Haag, dát ziet de jonge Limburger wel zitten.

DIPLOMATIEKE WOORDEN

Een Limburgse revolte is het voorstel dat de Limburgse gedeputeerde voor Toerisme Sylvain Sleypen (SP.A) al vaker in de media ventileerde. Knack sprak met hem, met de Limburgse gouverneur Steve Stevaert en met Marino Keulen, de enige Limburger in de Vlaamse regering.

Die laatste twijfelt hardop aan de ophanden zijnde revolte: ‘Ik heb ook niet het idee dat er een massabeweging gaande is, of dat er concrete plannen zijn voor een Limburgse afscheiding. Ik denk eerder dat deze jongeren het interessant vinden om dat in de media te roepen.’

Alle drie de politici distantiëren zich bij aanvang van de gesprekken met klem van iedere link met het Limburgse separatistische gedachtegoed. Nochtans laten Sleypen en Stevaert doorschemeren dat een status aparte van Limburg binnen Nederland en België niet eens zo’n bizarre gedachte is.

Plopsaland is het beste bewijs dat Limburg als regio voldoende levensvatbaarheid heeft om uit te groeien van achterstandregio tot zelfbedruipende provincie. De internationale bekendheid van Kabouter Plop en de zijnen plus de centrale ligging in Hasselt, zorgen ervoor dat dit kinderpretpark bezoekers uit Nederland én België aantrekt, zo verduidelijkt gouverneur Stevaert. ‘Daardoor vestigen nogal wat bedrijven uit de dienstensector zich in deze regio, en kunnen we banen creëren voor de mensen hier. Dat de werkloosheid in Limburg het laatste jaar spectaculair gedaald is, is nog maar het begin’, klinken de veelbelovende woorden van de gouverneur.

In Den Haag en Brussel vaak onbegrepen, maar in elkaar vinden beide provincies zich wel. Grensoverschrijdende bedrijvigheid in beide Limburgen is van alle tijden. Volgens Keulen heeft dat weinig met strategie, maar alles met nabijheid te maken. ‘Vanuit mijn woonplaats Lanaken vertrekken dagelijks honderden Belgen om te gaan werken in het nabijgelegen Maastricht; bij de aardewerkfabrieken Sphinx en Mosa, in het ziekenhuis of bij de Universiteit Maastricht, waar bovendien veel Belgische Limburgers studeren. Omgekeerd wonen ongeveer 6250 Nederlandse Limburgers in Lanaken, op een totaal van 25.000 inwoners.’

Apart overleg en speciale regelgevingen in een regio als deze zijn allesbehalve overbodig, daarover zijn de politici het eens. Sylvain Sleypen neemt de tot voor kort afwijkende visreglementen aan weerszijden van de Maas als voorbeeld. ‘In België was vissen anderhalve maand verboden, in Nederland niet. Belgische vissers repten zich dan ook naar het midden van het water om op Nederlands grondgebied de vissen te vangen die ze ook in Belgisch viswater gevangen zouden hebben.’

Maastrichtse woonwijken naast Belgische industrieterreinen; files rond Maastricht die ook Lanaken en Maaseik treffen; het goederenverkeer over de IJzeren Rijn. De argumenten voor regionaal en internationaal overleg zijn legio.

Inter-Limburgs overleg had een voor alle partijen bevredigende oplossing voor de coffeeshopproblematiek in Maastricht kunnen opleveren. Maar de Maastrichtse gemeenteraad besloot onlangs de coffeeshops naar de rand van de stad te verplaatsen, en daarmee de Belgische grensgemeenten Riemst, Veldwezelt en Smeermaas met de overlast op te zadelen. Premier Guy Verhofstadt heeft zijn Nederlandse ambtgenoot Jan Peter Balkenende er in een brief op moeten wijzen dat deze beslissing strijdig is met verdragen tussen beide landen.

LIMBURGS SENTIMENT IN DEN HAAG

Wie weet, kan Camiel Eurlings, de Nederlandse minister van Verkeer en Waterstaat, premier Balkenende inlichten over het regionale belang van deze kwestie. Eurlings is een rasechte Nederlands Limburger, zijn vader is Limburgs gedeputeerde Martin Eurlings. Niet voor niets roemt Stevaert hem als ‘onze man in Den Haag’, hij hoopt dat Eurlings kan bemiddelen in het filedossier van Maastricht, zodat de verkeersproblemen van die stad niet langer de grensregio teisteren. Stevaert: ‘Vroeger begreep niemand in Den Haag die problematiek.’

In tegenstelling tot Marino Keulen – die zowel Vlaams minister is als gemeenteraadsvoorzitter van Lanaken – mogen Nederlandse ministers niet tegelijkertijd zitting hebben in lokale of regionale raden. En als je je al te nadrukkelijk inzet voor de Limburgse belangen kun je ervan beschuldigd worden dat je als regeringsleider het nationale belang uit het oog verliest. ‘Jammer,’ vindt Marino Keulen, ‘want het is juist een voordeel wanneer je je als Vlaams minister ook heel nadrukkelijk om regionale belangen kunt scharen.’

Maar sommige kwesties zijn gewoonweg niet op te lossen vanuit Den Haag of Brussel, vinden de politici. ‘Zo ben ik al acht jaar bezig om de twee Limburgse regionale tv-zenders bij elkaar op de kabel te krijgen’, vertelt Sleypen, ‘Via de regionale kabelexploitant in Belgisch-Limburg was dit zo geregeld. Maar in Nederland zit de kabeldistributeur in Rotterdam, die van daaruit mijn voorstel afschoot. Terwijl grensoverschrijdende media juist zoveel kunnen betekenen voor het lokale bedrijfsleven. In de Nederlands-Limburgse tijdschriften Chapeau en Niveau, die ook in Belgisch-Limburg verschijnen, staan bijvoorbeeld advertenties van Hasseltse bedrijven.’

Het heikele punt bij regionale samenwerkingsverbanden is dat ze soms moeilijk te integreren zijn in nationale wetgevingen. Zo mocht de Duitse politie lang niet interveniëren in Nederlands-Limburgs gebied: ‘De criminelen stonden de Duitse agenten bij wijze van spreken uit te lachen aan de Nederlandse kant van de grens, omdat ze hun achtervolging daar moesten staken. Na lang onderhandelen tussen de grensregio’s is destijds het compromis bereikt dat de agenten op Nederlands grondgebied hun achtervolging mochten voortzetten.’

Mooi geregeld, zou je denken, tot Limburg werd teruggefloten door de Tweede Kamer in Den Haag. Sleypen: ‘De hele overeenkomst werd tenietgedaan. Een Haagse politicus zei toen: “Het is niet omdat grensgebieden een probleem hebben dat wij de grondregels van onze nationale politiewet moeten aanpassen aan die grensgebieden.” Dát is nu onze grootste tegenstander, dacht ik bij mezelf. Juist in dit soort situaties moet je als grensoverschrijdende regio een uitzonderingspositie kunnen krijgen.’

LIMBURGS CATALONIë

Het verkrijgen van die uitzonderingspositie is ook het doel van de Limburgse gedeputeerden: een status aparte van een euregionale zone die beide Limburgen en ook een stukje van Duitsland omvat. Hier moeten sommige nationale wetten vervangen worden door een eigen regelgeving voor dingen als cultuur, onderwijs, mobiliteit en werkloosheidsbestrijding, conform de vroegere Beneluxverdragen.

De Limburgse euregio zal zich in de toekomst meer en meer ontwikkelen tot een autonoom gebied in Nederland en België, zoals Catalonië dat in Spanje is, zo voorspelt Stevaert. ‘En dat komt niet alleen onze eigen regio ten goede, ook de haven van Antwerpen profiteert van het toekomstige 330 hectare grote industriegebied bij Lommel en het goederenvervoer van de IJzeren Rijn. Wij Limburgers zijn heel redelijke mensen, maar geef ons wel de kans ons te ontwikkelen.’

DOOR CLAUDIA COENEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content