Bijna twintig jaar geleden, in 1994, werd Johan Vande Lanotte (SP.A) voor het eerst minister, in de regering-Dehaene I. In de regering-Di Rupo is hij als vicepremier opnieuw de chef de file van de Vlaamse socialisten. En hij werkt en doet alsof de tijd en de kritiek geen vat op hem kregen. ‘Ik heb altijd gezegd: tot begin 2014 zal deze regering geen prijzen pakken, want tot dan moeten we werken, werken en werken.’ De vraag op 1 mei is natuurlijk: en wat daarna?
Johan Vande Lanotte, vicepremier, minister van Economie, Consumentenzaken en als het ware vanzelfsprekend ook van de Noordzee, knoopt zijn das los en gooit die over een stoel. De vicepremier legt zijn armen in zijn nek en leunt achterover: ‘Zeg ne keer.’ Vande Lanotte heeft al veel regeringen meegemaakt: twee keer Dehaene, twee keer Verhofstadt, nu Di Rupo.Zonder verpinken: ‘Welke regering het beste werkte? De huidige onder leiding van premier Elio Di Rupo.’ Dat wekt verbazing, want de regering-Di Rupo geldt niet als een voorbeeld van daadkrachtig beleid. ‘Maar daar vergissen de mensen zich dus in.’ Ze wordt wel een belastingregering genoemd. Vande Lanotte:’Het land met het minste belastingen in de Europese Unie is Bulgarije, en er zijn meer Bulgaren die naar België komen dan omgekeerd. En waarom? Omdat tegenover belastingen ook welvaart staat.’ Dus als we vinden dat de helft van ons inkomen naar de staat gaat, vergissen we ons: ‘Het grootste deel van dat geld gaat niet naar de overheid, maar naar “ons”: naar kinderbijslag, pensioenen, ziekteverzekering, onderwijs, kinderopvang enzovoort. Alleen de eerste zes weken van het jaar werken we in België voor “het apparaat”: de politieke bestuurders, het leger, het gerecht, de politie enzoverder. Al vanaf 20 februari werken we voor “ons”: voor ons persoonlijk, of voor ons als gemeenschap. Dat verhindert niet dat op termijn de belastingen omlaag moeten, weer naar het niveau van voor de bankencrisis.’
Ook de vakbonden vergissen zich als ze weer actie voeren tegen ‘de rechtse inleveringsregering-Di Rupo’. Vande Lanotte:’De mensen zijn niet slechter af. Er is maar één grote inlevering geweest: mensen met spaargeld krijgen minder interesten. Ik begrijp wel dat de vakbonden boos zijn om de loonstop, maar ze moeten niet zeggen dat dit een vermindering van de koopkracht is. We blijven toch de index volgen?’
Maar die index past u wel voortdurend aan, en altijd naar beneden.
JohanVande Lanotte: Er is één iets veranderd. (nadrukkelijk) Eén. De koopjes. Al tien jaar zegt Europa ons dat de Belgische methode om de index te berekenen een structurele fout bevat: twee keer per jaar kopen de mensen veel goedkoper, en wij doen alsof we dat niet weten. Dat hebben we aangepakt. Dat heeft een invloed op de index van 0,2 procent, dat is inderdaad een inlevering. Kijk, wij nemen de index ernstig, wij hebben ervoor gevochten om hem te behouden. Maar dan moet je wel eerlijk blijven met jezelf: je moet de index juist berekenen. En dat heeft deze regering gedaan.
De index zorgt er ook voor dat de Belgische loonhandicap niet verkleint.
Vande Lanotte: We moeten het niet meer ontkennen, we hebben in België een probleem met de loonkosten: ze zijn te hoog en dat heeft vooral te maken met de lasten op arbeid. Die zijn funest voor jongeren, ouderen, gehandicapten, laaggeschoolden. Wij willen nu die lasten op arbeid voor die groepen vlug en drastisch verlagen, voor de andere werknemers moeten we dat doen in de mate van het mogelijke.
Dat vroeg Hakan Samuelson, de topman van Volvo, ook aan Vlaams minister-president Kris Peeters (CD&V). Toen bleek ook dat u eerder al uitvoerig met Volvo had gesproken.
Vande Lanotte: (denkt even na) Ik praat met veel mensen, in alle discretie. Het was een goed en open gesprek, waarin we een aantal mogelijke denksporen hebben ontwikkeld. Dat neemt niet weg dat het debat over Volvo afgrijselijk verstoord is. Er is een Chinese eigenaar en een Zweedse ceo, en die moet kiezen wat hij aan de Chinezen aanbiedt: wijst hij de nieuw te bouwen modellen toe aan een Zweedse, een Chinese of een Belgische fabriek? Hij heeft al vier modellen toegewezen, hij moet nu nog beslissen waar vijf andere geassembleerd zullen worden. Intussen legt hij uit dat de Zweedse loonkosten lager zijn dan de Belgische. Maar als je alles meerekent, liggen de Zweedse minstens even hoog als de Belgische. We moeten het probleem van de loonkosten niet minimaliseren, maar we moeten in het geval van Volvo ook niet ontkennen dat de Zweedse ceo een lichtjes bevooroordeeld standpunt heeft.
Moeten we na Ford-Genk bezorgd zijn over Volvo-Gent?
Vande Lanotte: We moeten bezorgd zijn over Volvo-Gent, maar we mogen niet in paniek slaan. De komende weken en maanden moeten de verschillende overheden en andere belanghebbenden wel bezig zijn met Volvo. We zullen de loonkosten onder controle moeten blijven houden. Volvo vraagt niet om de loonkosten met 10 procent te verminderen, wel dat we competitief moeten zijn en blijven, dat is de bottomline. Het gaat dus niet alleen over loonkosten, maar ook over andere belastingen, en over de energieprijs. Onze competitiviteit staat onder druk. Dat moeten we durven te zeggen.
Tegen 7 juli moet er van het Grondwettelijk Hof een eenheidsstatuut arbeiders-bedienden zijn. Dat nieuwe statuut dreigt de loonkosten nog eens de hoogte in te jagen.
Vande Lanotte: Absoluut, dat is een van de factoren waarom het niet eenvoudig zal zijn om zo’n eenheidsstatuut te realiseren voor 7 juli. De werkgevers en werknemers zijn niet tot een akkoord gekomen, en nu ligt het dossier op tafel van de regering. We werken er hard aan, maar het is echt niet eenvoudig: een eenheidsstatuut zal voor elk bedrijf een ander effect hebben, naargelang er meer of minder arbeiders en bedienden werken. Het zal dus voor het ene bedrijf meer kosten en voor het andere mogelijk veel opbrengen. Alleen: van het Grondwettelijk Hof mogen er geen overgangsmaatregelen komen. Als we dat toch doen, moeten we de grondwet aanpassen.
Dus zult u de grondwet aanpassen.
Vande Lanotte: Alleen als we een voorstel indienen waarvan we op 7 juli zeggen ‘En nu wordt alles nieuw’, kunnen we het zonder een grondwetswijziging doen. In theorie kan dat. Maar vanaf het ogenblik dat de minste overgangsmaatregel wenselijk wordt geacht, moeten we dat grondwettelijk verankeren. Sommigen maken er veel fuzz over dat de regering een grondwetswijziging overweegt, maar het arrest van het Grondwettelijk Hof is een zeer strikte tekst. En al de rest is naast de kwestie. Maar we zullen doen wat we moeten doen. Zoals deze regering al zo vaak heeft gedaan.
Waarom scoren de regeringspartijen dan zo slecht in de polls?
Vande Lanotte: Welke regering kan sinds 2007, na de bankencrisis, nog zeggen dat ze populair is? Geen enkele in Europa, overal wint de oppositie. Er heerst vandaag een extreme ontevredenheid onder de mensen, veroorzaakt door de economische crisis. En er komt maar geen eind aan die crisis in Europa: eerst was er Griekenland, dan Spanje, recent Cyprus en nu spreekt men over Slovenië. Niemand ziet licht aan het eind van de tunnel. Let op: dat beantwoordt niet volledig aan onze situatie, Vlaanderen houdt al bij al goed stand. Maar Vlamingen hebben altijd de neiging om ontevreden te zijn. We zeggen toch zo graag dat het niet goed is en doen vervolgens wroetend en koppig voort. En de regering-Di Rupo treedt echt wel daadkrachtig op. Neem de pensioenen. We hebben de leeftijd voor vervroegd pensioen opgetrokken en de pensioenbonus hervormd. Dat gaat veel verder dan wat de vorige regeringen deden. We hebben met onze maatregelen de vergrijzingskosten voor 2016 tot 2030 met 16 procent, dus pakweg één zesde, kunnen verminderen. Dat is niet weinig, hè. Maar dat moeten we nu aan de mensen gaan uitleggen.
Je kunt niet over vergrijzing spreken zonder dat er één cartoonist wel een grap maakt over uw Zilverfonds, dat u in het leven riep om onze vergrijzingskosten op te vangen. In dat Zilverfonds blijkt nu veel te weinig geld te zitten. Kunt u nog altijd in de spiegel kijken?
Vande Lanotte: Het Zilverfonds was goed in zijn tijd, en dus vandaag niet meer, want de tijden zijn veranderd. In de wettekst stond dat we het Zilverfonds zouden gebruiken als de schuld was gedaald tot 60 procent. Dan zouden we de overschotten ook kunnen gebruiken voor de vergrijzingskosten. Dat was voorzien tegen 2012 en we waren ook op de goede weg. Maar met de bankencrisis is de overheidsschuld weer beginnen te stijgen.
Het Zilverfonds was een van de paradepaardjes van de SP.A, die werd geleid door vier ‘Teletubbies’: uzelf, Steve Stevaert, Frank Vandenbroucke en Patrick Janssens. Precies tien jaar na jullie succes in 2003 stapt met Janssens de derde Tubbie uit de politiek. U bent de enige overlever. Is de politiek zo ruw, of geeft uw generatie snel op?
Vande Lanotte: Momentje. Frank Vandenbroucke is al in 1985 in de Kamer verkozen geraakt met de campagne ‘Franky goes to Brussels’. Dat is nu al 28 jaar geleden. Een politieke carrière hoeft toch niet eindeloos gerekt te worden? Mijn voordeel is dat ik na mijn ontslag als voorzitter van de SP.A in 2007 drie jaar heb kunnen herbronnen. Het nadeel van even te dimmen en je op de achtergrond te houden, is dat je stemmen verliest. Dat voel ik vandaag nog een beetje. Maar het heeft me ook geholpen om de zaken anders te zien. Ik heb toen ook veel bijgeleerd over de energiesector. (Met ingehouden trots:) Dat komt me nu van pas: in de sector erkent men voor het eerst dat ze geconfronteerd worden met een minister voor Consumentenzaken die er iets van kent en die ze niet gemakkelijk klein krijgen.
Bovendien speelde ik destijds de rol van ‘het logistieke bedrijf’ van de Teletubbies. Steve zei: ‘We schaffen het kijk- en luistergeld af!’ En Vande Lanotte mocht dat idee de volgende twee jaar helemaal uitwerken, want dat was technisch een erg ingewikkelde operatie. Het is altijd mijn rol geweest: andere partijgenoten kwamen voor het voetlicht met grote politieke ideeën, vervolgens was ik meer de vakminister die voor de uitvoering zorgde. Maar wie het politieke uithangbord is, verslijt natuurlijk het snelst. Ook daardoor heb ik langer kunnen blijven functioneren. En nu voel ik mij zeer goed in mijn vel in deze regering. Ik zal nooit de populairste politicus zijn. Daarvoor heb ik een aantal onoverkomelijke mankementen. Ik heb niet het talent om uit mijn nek te kletsen, dat is de grootste hinderpaal. Ik heb ook niet het talent om als ik geen gelijk heb toch de indruk te wekken dat ik wel gelijk heb. Ik word gehinderd door mijn dossierkennis, en dat zal niet meer veranderen. Maar door gewoon mijn werk te doen en door te duwen als ik vind dat ik gelijk heb, kon ik sinds 1991 een zekere populariteit opbouwen en behouden.
En in hoeverre is die populariteit aangetast door de acte van beschuldiging in het boek De Keizer van Oostende: Johan Vande Lanotte als machtsmens pur sang?
Vande Lanotte: Bij de gemeenteraadsverkiezingen heeft dat mij en de SP.A veel stemmen gekost en schade berokkend. De beschuldigingen uit dat boek sluimeren nog wat, maar ze doven geleidelijk aan uit. Kijk, ik kan iedereen verzekeren dat alle inspectiediensten en gerechtelijke instanties dat boek ook hebben gelezen en er zelfs al onderzoek naar hebben gevoerd. Maar zonder resultaat. Als er ook maar íéts van waar was geweest, zou ik dat al lang op mijn teljoor hebben gekregen. Daar is nog niets van gekomen en er kan ook niets van komen, want er is niets. Dat slijt dus wel. Bovendien heb ik nadien, bijvoorbeeld in het debat over de energieprijzen, wel bewezen dat de machtspoliticus die ik ben en met opzet wil zijn, ook resultaten afwerpt. Het is de enige manier om tegen een grote monopolist als Electrabel te zeggen dat zijn prijzen te hoog zijn en naar beneden moeten. Ik heb dus nooit ontkend dat ik een machtspoliticus ben. Maar dat ik aan alle touwtjes trek, is onzin.
Toen u in december 2011 vicepremier werd, dachten velen dat dit uw laatste taak zou zijn. Vandaag geeft u niet de indruk snel plaats te willen maken.
Vande Lanotte: Ik zit hier inderdaad niet met het idee dat ik voor de laatste keer deel uitmaak van een regering. Ik kan me die state of mind ook niet veroorloven omdat ik te zeer betrokken ben in dit kabinet. Met John Crombez en Monica De Coninck vormen we als SP.A-regeringsleden echt een groep, dat is ooit wel anders geweest. En de combinatie met Bruno Tobback als voorzitter werkt ook goed. Bruno slaagt erin om een project aan te bieden dat in de smaak valt bij socialisten van alle generaties en alle gezindten. Zijn wij staatseconomen? Nee, we willen de vrije markt, maar we zullen die moeten controleren en sturen zodat ze werkt ten voordele van gezinnen. Zijn loonkosten een probleem? Ja, die zijn een probleem. Zijn we er voorstander van dat de staat beslag legt op 53 procent van wat we met z’n allen produceren? Nee, maar we gaan dat niet op één jaar afbouwen, want dan zijn we allerlei sociaaleconomische systemen aan het afbreken, dus we gaan dat tegen 2020 doen en tegelijkertijd proberen om een vermogenswinstbelasting in te voeren. Ook zijn visie op diversiteit is goed afgewogen en toch erg duidelijk: wil iemand haar hoofddoek aandoen? Dat mag. Maar tegelijkertijd mag een andere vrouw in een minirok rondlopen als ze dat wil. Een mens mag zelf beslissen over zijn vestimentaire verschijning. We voelen ook dat onze mensen ons volgen.
Behalve uw partijgenoot Etienne Vermeersch. Die vindt de nieuwe tolerantie voor de hoofddoek erg onsocialistisch.
Vande Lanotte: Etienne behoort tot de klassieke vrijzinnige groep die opgegroeid is in een maatschappij waarbij men zich moest afzetten tegen een dominante godsdienst. Ik heb dat niet meer zo ondergaan zoals Etienne, maar ik ben dan ook nooit een jezuïet geweest. Maar ik ken de gevoelens van die generatie wel. Mijn kinderen zijn zich daar niet meer van bewust. Geen van hen heeft zich ooit tegen een dominante godsdienst hoeven af te zetten. Die remedies om zich te bevrijden van een dominant denkbeeld, zoals de volstrekte neutraliteit van overheidsinstanties, heeft vandaag niet meer dezelfde functie als vroeger. En dus mogen ook de remedies veranderen. Als geen enkele religie en zelfs geen enkel mensbeeld nog dominant is, dan is het misschien wel achterhaald om je ertegen te wapenen. Misschien gaan we binnen twintig jaar weer anders praten, omdat we dan bijvoorbeeld een opkomst hebben meegemaakt van een moslimgeloof dat op zijn beurt dominant wil zijn en waartegen we weer andere grenzen moeten stellen. Maar daar zijn we op dit moment niet aan toe.
Toen u ontslag nam als voorzitter had de SP.A met 17 procent een bittere nederlaag geleden. Als Bruno Tobback volgend jaar 17 procent behaalt, dan hebben jullie een flinke overwinning geboekt.
Vande Lanotte: Vergeet niet dat er ondertussen een Vlaams-nationale partij is die breed gescoord heeft. Toen de SP.A in 2003 breed scoorde, was die weg. En door het aantrekken van Bert Anciaux hebben wij meer mensen van de voormalige Volksunie kunnen overtuigen dan men ooit dacht. In september 2002 gaven de peilingen ons nog 17 procent. In juni 2003 behaalden we 23 procent. Die 6 procent extra hebben we onder meer bij het VU-publiek gehaald.
En die zijn weer weg.
Vande Lanotte: Via de CD&V zijn die naar de N-VA gegaan. Maar niet alleen wij hebben daar verlies aan geleden, ook de andere partijen. Het was een historisch unicum dat er gedurende een jaar of vijf geen echte sterke Vlaams-nationalistische partij was. Daarom is 17 procent in 2014 totaal anders dan 17 procent in mijn tijd. Die score nu behalen is voor de SP.A veel moeilijker geworden.
Is het daarom niet extra jammer dat Patrick Janssens uit de politiek stapt, want in 2014 kan de SP.A élke stem gebruiken?
Vande Lanotte: (stilte) Ik kan geen kritiek hebben op Patrick. Ik heb met hem nog aan de Universiteit van Antwerpen gestudeerd. Hij is een veel te goede vriend om hem iets te verwijten. Hij moet zelf beslissen wat hij doet, zeker na de grote persoonlijke teleurstelling dat hij niet werd herkozen als burgemeester van Antwerpen. Hij is 57 jaar, na een carrière als ondernemer en politicus begint hij nu een nieuwe toekomst als academicus. Vergeet niet dat hij kleine kinderen heeft, hij moet nog vijftien jaar ‘erbij zijn’. Patrick Janssens is gewoon aan zijn derde leven begonnen.
En in hoeverre zal in 2014 de ACW- affaire nog meespelen? Die aanval op het middenveld straalde op alle regeringspartijen af.
Vande Lanotte: Het ACW heeft dan ook zware fouten gemaakt. Natuurlijk kun je je vragen stellen bij de winstbewijzen voor het ACW, die ook na de nationalisering bleven bestaan. Dat is niet normaal. Maar vanuit het oogpunt van de ACW-top is die discussie ook weer niet zo simpel. Ze zouden én vrijwillig afstand moeten doen van het geld uit hun winstdeelbewijzen, én als gevolg daarvan een deel van hun eigen mensen moeten ontslaan. Ze zitten in een situatie waar geen goede kant meer aan is. Tenzij dat het ons er weer aan herinnerde dat een sociale beweging zich niet afhankelijk mag laten maken van de inkomsten van een commerciële onderneming. Wie het geld van zijn leden in een commerciële onderneming steekt, komt in een doodlopende straat terecht. Altijd komt de dag dat de bank niet meer dient voor de beweging, maar de beweging dient voor de bank.
En toch een gezellige 1 mei gewenst? Of mogen we dat woord niet meer gebruiken, sinds de SP.A helemaal afstand nam van het gratis-verhaal van Stevaert?
Vande Lanotte: Het is simpel: de gratis bussen waren voor Hasselt gewoon te duur geworden. Maar om daaruit nu te concluderen dat we een ideologische bocht hebben genomen? Ik ben zen. In december 2012, helemaal aan het begin van deze regering, heb ik gezegd: tot januari 2014 zullen we geen prijzen pakken. Maar vanaf dan zullen we zien. Sinds ik opnieuw minister ben, ben ik tijdens de weekends hooguit vijf keer naar buiten gekomen voor ‘representatie’. Dat is ontzettend weinig voor een politicus. Ik zat thuis: dossiers blokken, beslissingen voorbereiden. Vanaf nu gaan we onze ‘reclame’ wat actiever aanpakken. Ik ben gestart met mijn ‘Ronde van Vlaanderen’: mijn besloten leven is voorbij. (zelfverzekerd) Wie begin 2014 denkt dat het dan al allemaal gelopen en beslist is, zou bij de verkiezingen in mei van dat jaar nog raar kunnen opkijken.
EWALD PIRONET EN WALTER PAULI, FOTO’S FILIP NAUDTS
‘Ik zal nooit de populairste politicus zijn. Ik heb immers niet het talent om uit mijn nek te kletsen.”De gratis bussen waren voor Hasselt gewoon te duur geworden. Maar om daaruit nu te concluderen dat we een ideologische bocht hebben genomen?’