Judocoach, zakenman en senator Jean-Marie Dedecker over titels en geld, Lenin, atleten, prins Woef, de media en het mooiste moment van zijn vader.

Jean-Marie Dedecker is wellicht de meest succesrijke Belgische bondscoach ooit: hij grossiert in Europese en wereldtitels. Maar in de flamboyante judotrainer huist ook een zakenman. Dedecker werkte twintig jaar in het bankwezen en runt nu een makelaar- annex verzekeringskantoor, handelt in tv-rechten en is hoofdaandeelhouder van een groot visverwerkend bedrijf. Na de jongste verkiezingen kwam daar nog een leven bovenop: Dedecker werd senator voor de VLD. En probeert zich in dat nieuwe milieu aan te passen.

Jean-Marie Dedecker: Het is een nieuwe levensstijl. In de politiek verlies je ontzettend veel tijd. Ik vroeg aan Marcel Colla, voorzitter van een van de commissies waar ik in zit: kunnen wij nooit eens op tijd beginnen? Hij antwoordde: in de politiek verlies je veel tijd door altijd op tijd te zijn. Toen had ik weer iets geleerd.

Wist u voordien helemaal niks van het politieke bedrijf?

Dedecker: Ik kende het van buitenaf en dacht dat het efficiënter was. Veel politici gaan de preekstoel op niet om iets te zeggen, wel om in de annalen te komen. Ze vallen ministers lastig met vragen over de Riziv-codes voor het herstel van het maagdenvlies en de maagdelijkheidsbewijzen die ziekenhuizen afleveren. Of beginnen over een beslissing van twee jaar geleden om een postzegel met Lenin uit te geven. Je moet je buigen over voorstellen van dames die kind noch kraai hebben, maar toch voorstellen om ouders te bestraffen die hun kinderen een tik durven geven. Dan vraag ik mij af: waar zijn wij mee bezig? Dit lijkt op een dictatuur van minderheden die zichzelf graag bezig horen. Het gaat niet meer om het bestuur van een maatschappij.

Was het dan geen aangename kennismaking?

Dedecker: Ik doe niet negatief over politiek, maar mijn achtergrond is topsport en het bedrijfsleven. Als een raad van bestuur langer dan twee uur duurt, is het een nutteloze vergadering. In de Senaat begint alles pas na twee uur.

Wat moet er volgens u veranderen?

Dedecker: Ik ben nog aan mijn wittebroodsweken bezig maar wij zouden ons eens serieus moeten beraden over het voortbestaan van dat bedrijf. Het zou oneerlijk zijn nu al te roepen: Schaf de Senaat af. Maar als het voor 50 procent om bezigheidstherapie gaat, moet je daarover eens nadenken. Waarom bijvoorbeeld, moet een premier twee keer dezelfde speech geven, in de Kamer en de Senaat? Plenaire zittingen met drie of vier mensen, dat kan niet. Reginald Moreels is een grote idealist en zit in dezelfde commissies als ik, maar ik heb hem nog maar één keer gezien. Ik probeer er elke keer te zijn. Hoe ik dat allemaal combineer? Een dag heeft voor mij 26 uur, ik reken namelijk in onderwijsuren van 50 minuten.

Bevalt uw fractie u toch wel?

Dedecker: Dat gaat prima. Ik kom niet uit de apparatsjik-structuur en word toch voor vol aangezien. Blijkbaar probeert men te bewijzen dat de verruiming bij de VLD serieus is. Als ik het met iets oneens ben, krijg ik onmiddellijk toegang tot het hoogste niveau.

Zoals?

Dedecker: Het dossier van de tafeltennisschool zat volledig geblokkeerd. Ik heb toen contact opgenomen met minister van Onderwijs Marleen Vanderpoorten en in één week was de hele zaak geregeld.

Dus het systeem werkt toch?

Dedecker: Ik heb nog geen woord gezegd over het systeem, wel over de Senaat. Wij zitten in een instituut dat geen enkele beslissingsmacht heeft. De Senaat zou een reflexiekamer moeten zijn, maar als dat neerkomt op eindeloos geleuter, waar zijn wij dan mee bezig? Het evocatierecht wordt alleen gebruikt om procedureslagen uit te vechten en als vertragingsmechanisme. De Senaat werkt volgens mij niet als denktank. Ik had veel liever in de Vlaamse Raad gezeten, maar de VLD heeft – dat is logisch – mijn populariteit electoraal gebruikt van De Panne tot Lanaken. Ik zou mij in de Raad beter hebben gevoeld.

Is dat een kwestie van persoonlijke stijl?

Dedecker: Onder andere, maar ook van macht. Als je praat over ruimtelijke ordening, openbare werken… alles is geregionaliseerd. Aan de andere kant: de Senaat vormt een uitstekende leerschool om het politieke bedrijf te doorgronden. Het gaat er kalmer toe, trager, je leert per dag 20 centimeter papier verwerken, je hoeft niet – zoals in de Kamer – op de man te spelen. Daarom is het niet slecht wat te antichambreren in de Senaat, maar met mijn temperament is dat niet gemakkelijk.

Volgens de Leuvense professor Roger Blanpain stapt u op zijn laatst binnen de 18 maanden weer uit dit bedrijf.

Dedecker: Dat zegt hij. Ik ga in geen geval hypocriet doen. Ofwel blijf ik, ofwel vertrek ik. Alleen mijn presentiegeld komen opstrijken, dat doe ik niet, wij kregen al genoeg vakantiegeld, want wij zijn betaald van 1 juli tot 9 oktober zonder iets te doen.

U koos als zogenaamde eeuwige rebel en arbeiderskind voor de VLD. Men zou u veeleer bij de SP verwachten.

Dedecker: Rebel zijn bij de SP is onmogelijk. Of was onmogelijk, want met Patrick Janssens weet ik het niet. Voor hem werd die partij geleid zoals ten tijde van Trotski. Ik ben niet voor één man, één volk, één partij. Socialisme heeft prachtige basisideeën, maar het is zoals met de kerk: er loopt nog één idealist rond die de partij goedpraat, je hebt de laatste witte pater die het kerkelijk instituut rechtvaardigt. Het zag er voor mij lang naar uit dat het de Volksunie zou worden. Ik kom uit een Vlaams nest en heb twintig jaar in de topsport onderhandeld met Walen. Als je dan nog geen Vlaming bent, word je het nooit. Bij de VLD spreekt de vrijheid van ideeën mij aan. Ik voel mij socio-liberaal. Er zijn in de VLD donker- en bleekblauwen en ik behoor tot die laatsten.

Wat gaf de doorslag in de keuze tussen VLD en VU? De belofte van een coöptatie als u niet rechtstreeks verkozen werd?

Dedecker: Neen, want alle partijen hadden mij een coöptatie beloofd. De eerlijkheid van Guy Verhofstadt gaf de doorslag. Ik heb veel sympathie voor Patrik Vankrunkelsven en Bert Anciaux maar op een bepaald ogenblik moesten er beloften worden hardgemaakt en zij hielden hun woord niet. Overigens: ik zie weinig verschil tussen de VLD en de VU.

In de onderwijskwestie zaten ze niet echt op één lijn.

Dedecker: Eén: de VU staat voor voorzittersverkiezingen. Twee: als die affaire zich tien jaar geleden had voorgedaan, zou ik gezegd hebben: wij Vlamingen moeten de andere kant niet blijven onderhouden. Nu denk ik: verdorie, laat ons toch eens voortdoen, laat dat wat opschieten. Het ging niet over 2,4 miljard frank, wel over 700 miljoen en met dat geld komt de NMBS juist drie dagen toe. Ben ik nu minder Vlaming? Kom zeg, Luc Van den Brande was in de voormiddag Vlaming en zat in de namiddag op zijn knieën bij de koning om zich te verontschuldigen. Wat is het rationeel alternatief in dit land? Zolang België bestaat, zullen wij met wafelijzers werken omdat niemand de guts heeft te zeggen: laten we er nu definitief een punt achter zetten. Dat durft niemand en dus gaan wij verder. Mij niet gelaten, maar aan mij is dat koningsgedoe niet besteed omdat ik vind dat een spermatozoïde het recht niet heeft een kroontje te krijgen.

Dan maar leve de republiek?

Dedecker: Koning of president, daar gaat het toch niet om? Kijk naar Canada, Nieuw-Zeeland of Australië. Wij hebben een premier die het land kan regeren. Ik heb iets tegen instellingen die ontsnappen aan elke democratische controle. In de Senaat moet ik altijd langs het borstbeeld van Leopold II en dan krijg ik de kriebels omdat je weet dat die man een Pol Pot avant la lettre was. Iedereen bidt nu elke dag voor een mirakel van Boudewijn, maar ik wil weten waarom Belgische para’s in Rwanda stierven, welke rol Opus Dei speelde, wat er gebeurde met Habyarimana of – veel vroeger – met Lumumba.

Wat hebt u tegen die leden van de koninklijke familie?

Dedecker: Niks. Als ik het stralende wezentje zie van een Mathilde en de Mathildemanie errond, heb ik zelfs met die mensen te doen. Ik heb tien keer met prins Filip gepraat, niks heb ik tegen hem. Evenmin iets tegen zijn broer, prins Woef. Maar ik kan er niet tegen dat een koningin die hier veertig jaar woont onze taal niet spreekt. Er is geen land in de hele wereld waar de vrouw van het staatshoofd de taal van de meerderheid niet machtig is. Wijlen Rajiv Gandhi zijn vrouw is een Italiaanse maar zij spreekt vloeiend Indisch. Of kijk naar koningin Nohr.

Nu, ik ben persona non grata op het paleis. Dat dateert uit 1994. Onze voetballers hadden toen twee matchkes gewonnen – zelfs verloren tegen Saudi-Arabië – en werden op het paleis ontvangen. Ik schreef toen een brief naar de koning om te melden dat wij naast zaklopers en sjoelbakspelers ook nog echte kampioenen hadden. Dat lekte uit en hup, er mochten 250 Europese en wereldkampioenen naar het paleis.

Voor u zou alleen judo tellen en u laat zich nogal eens denigrerend uit over andere sporten. Zo noemde u de vroegere wereldkampioen motorcross Joël Robert ooit een nulliteit.

Dedecker: Correctie: ik zei dat Joël Robert als trainer een nulliteit is. Waarom? Een jury waarin ik ook zat, moest de trainer van het jaar kiezen. Alle Franstaligen stemden in een communautaire reflex unaniem op Joël Robert. De Vlamingen kozen op basis van verdiensten en stemden dus verdeeld. Zo werd het Joël Robert. Nu, als je één keer per jaar een fax naar je piloten stuurt om te zeggen dat ze de Motorcross der Naties mogen rijden, geeft dat je het recht om je voor trainer uit te geven?

Ik doe niet denigrerend over welke sport dan ook. Sinds mijn verkiezing ben ik een soort eenmans-OCMW voor sportlui, een Gaia voor sporters. Voetballers van clubs uit eerste klasse komen bij mij klagen omdat ze niet betaald zijn, ik help Luc Van Lierde, Fredje Deburghgraeve, ik nam het op voor Ludo Dierickxsens…

Maar tennisster Sabine Appelmans zag u niet graag als Sportvrouw van het Jaar.

Dedecker: Sabine stond 22ste op de wereldranglijst en iedereen deed daar lyrisch over. Ik vind dat dan onrechtvaardig ten opzichte van een Gella Vandecaveye die op dat ogenblik Europees of wereldkampioen is.

Moeten judoka’s altijd met de hoogste onderscheidingen gaan lopen?

Dedecker: Als ze altijd winnen? Natuurlijk. Dat is rechtvaardigheid. De beste paarden moeten de beste haver krijgen. Probleem is de gewenning. Dit jaar is voor ons judo het derde beste jaar ooit, maar een Ulla Werbrouck of Vandecaveye moeten drie keer per jaar wereldkampioen worden om in de picture te raken. Wij zijn het slachtoffer van ons eigen succes.

Heeft u daarom, nog voor de heibel binnen het Olympisch Comité uitbrak, besloten om in 2000 te stoppen als bondscoach?

Dedecker: Ik ben voor een stuk ontgoocheld in de wereld van bobo’s die rond de sport hangen. Ik stond jaren zelf midden in het circus, belandde dan achter de schermen en werd zelf een stukje bobo. Dan zie je van alles wat je niet aanstaat. Neem het Olympisch Comité. Atleten vormen het alibi voor die mensen om hun eigen macht en prestige in stand te houden. Ik vraag binnen dat huis een statuut voor de atleten en een hogere winstpremie. Dat kan dan niet wegens financieel onhaalbaar. Maar op de rekening van het Comité staat een half miljard frank aan reserves en beleggingen. Werbrouck verdient ocharme 35.000 frank per maand. Deburghgraeve idem. De mensen van het Comité krijgen daar een veelvoud van en zij leven bij de gratie van de atleten, niet omgekeerd. Dan komt de rebel weer boven, eigenlijk word ik dan gewoon woest. Ik dacht dat ik met de jaren wel zou kalmeren, maar dit blijkt niet het geval.

U werkt nu in de Senaat aan een nieuw statuut voor topsporters?

Dedecker: Vooral mijn medewerker Koen Aurousseau doet dat. Dat is nog zo’n verhaal. Hij werkte 18 jaar als rechter, betaalde sociale zekerheid en wordt dan emotioneel, relationeel en professioneel kapotgemaakt. Hij had als paria geen recht op een boterham. Dit is verschrikkelijk schrijnend en duizenden mensen zitten in ons land in zijn situatie.

Heeft u problemen gehad toen u hem aantrok als parlementair medewerker?

Dedecker: Nee. Ik heb dat gedeeltelijk uit egoïsme gedaan. Hij heeft 30 jaar als rechter gewerkt en kent de weg in het juridische labyrint. Toen ik van zijn affaire hoorde, heb ik de zaak aan Verhofstadt voorgelegd en die zei direct: goed idee.

Gaat u de topsport missen als u weg bent als bondscoach?

Dedecker: Het zweet van de kleedkamer wel, de geur van het strand als je daar met je chrono staat, de menselijke warmte… Ik heb zo lang in de belangstelling gestaan dat winnen mij niet veel meer zegt. Het podium is klaarkomen bij het mooiste meisje ter wereld, maar als dat voorbij is, ga je weer naar huis. Wij hadden een Europese kampioen bij de jongeren en daar kon ik niet meer om jubelen. Dat is onrechtvaardig, dat verdient zo’n jongen niet. Ik moet dan in extase raken maar kan dat niet meer opbrengen. Als je ironisch tegen een bedrijf gaat aankijken, moet je weg. Het is dus de motivatie die voor een stuk verdween, maar ook het levensritme dat ik niet meer aankan. Zolang je wint – het klinkt potsierlijk en protserig maar ik ben blijven winnen als coach -, wordt je veel vergeven. Als je verliest, niet meer. Dat is een andere reden waarom ik weg moet. Ik wil niet dat ze mij met de botte bijl afmaken. Als je kan zeggen: ik heb het allemaal gehad, het hoeft niet meer; dat is het ultieme geluk. Daarvoor heb ik dag en nacht gewerkt, gelopen als een F1-wagen met permanent het risico van een crash.

U zegt niet: het Belgische judo kan niet verder zonder Dedecker?

Dedecker: Het kerkhof ligt vol onmisbare mensen. Ik werd heel toevallig bondscoach. Ik ging naar een nieuwjaarsreceptie en toen bleek dat de bond iemand nodig had om naast trainer Robert Van De Walle te staan. Zoiets om Robert wat te temperen. Na drie maanden was hij het beu en ik bleef. Ik kwam dus langs de achterdeur binnen maar wil langs de voordeur buiten. En daarna? Judo is – met permissie – een voorbeeld van hoe topsport er in de toekomst kan uitzien en daarom wil ik verder in de sportwereld blijven werken. Misschien in het Olympisch Comité. Of men mij dat gunt, is natuurlijk iets anders. Mijn opvolger? Hij zal in geen enkel geval nog zoveel macht krijgen als ik, want dat zien ze in een sportbond niet graag.

Waarom kreeg u dan al die macht?

Dedecker: Ik had de goeie atleten, zij deden het op sportief vlak. Maar vooral: ik kon het waarmaken dankzij mijn financiële onafhankelijkheid. Als ik mijn brood had moeten verdienen dankzij het Olympisch Comité of de judofederatie, had het er heel anders uitgezien. Maar was er geen geld voor stages? Goed, ik stopte centen in een vzw’tje en de atleten konden op stage. Als ik naar de rechtbank moest om een judoka op de Europese kampioenschappen te krijgen, dan deed ik dat gewoon.

Zonder die financiële onafhankelijkheid, zou ik mij ook niet goed in mijn vel hebben gevoeld. Ik zat naast Paul Staes toen die vernam dat hij niet herkozen was. Hij viel terug op een inkomen van 34.000 frank per maand. Ik mag er niet aan denken dat ik mensen naar de mond moet praten om een plaats op de lijst te krijgen. Als de politiek mij niet meer ziet zitten, ben ik weg. Ik hoef hun drinkgeld dan niet meer.

Waarom is volgens u Jean-Luc Dehaene een groot staatsman?

Dedecker: Heb ik dat ooit gezegd? Ik vind hem vooral groots als mens: non-conformist, no nonsens. Voor dat soort volk heb ik het. Hij ziet een stier en kruipt erop, hij loopt met zijn hemd uit zijn broek, staat te tieren op Club Brugge. Het gaat er toch niet om of je das goed zit? Wat tien centimeter boven die das zit, is veel belangrijker.

U heeft het ook voor Fidel Castro.

Dedecker: Niet voor de Castro van nu, wel voor de man die alles opgaf, zijn familie, zijn leven riskeerde en het opnam tegen de Verenigde Staten. Ik heb het niet voor de Castro die, verblind door de macht, omwille van zijn eigen eer en glorie, een volk de honger injaagt. U ziet: mijn hart blijft links en mijn portefeuille zit dus rechts. Men vroeg mij onlangs naar de mensen van de eeuw. Dat zijn de apostelen van de hoop: Che Guevara, Martin Luther King en Mahatma Gandhi.

Zijn mensen u anders gaan benaderen sinds u senator bent?

Dedecker: In sommige kringen helpt het in elk geval senator te zijn. Maar sinds ik kleur bekende, gingen media mij heel anders benaderen. Ik ken bijna alle sportjournalisten. Als ik niet dronken met hen ben geweest, ik heb er ten minste potten mee gepakt. Ik bleef altijd dezelfde Jean-Marie Dedecker maar ik lees nu heel andere dingen over mij dan toen ik nog niet bij de VLD hoorde. Krijgen die journalisten orders? Ik weet het niet. Ik zie nu ook dat politici 50 procent van hun energie stoppen in pogingen om in de belangstelling te geraken. Alles is goed als ze daarmee de evenaar door hun achterste kunnen laten lopen. Media maken daar misbruik van. Kijk eens op welke arrogante manier een Guy Polspoel op VTM politici aanpakt. Ik vind het ook intellectueel oneerlijk als De Morgen het onderwijsakkoord zonder meer ophemelt en Het Nieuwsblad het kraakt. Dat is toch allemaal bizar.

Komt dan de driftkikker weer boven?

Dedecker: Ik ben een rustig man en geen driftkikker, mensen die mij kennen, weten dat. Omdat ik geen grijze muis ben, roep ik zoveel controverses op. Als ik meer op m’n tellen had gepast, had ik het misschien makkelijker gehad. Ik kon dan rustig monument spelen en tot mijn 100ste om allerhande redenen gelauwerd worden. Dat wil ik niet. Ik wil doorgaan. Ik ga bijvoorbeeld nog een tweede boek schrijven. Waarover? Ik noteer losse ideeën, onder andere over politiek, het morbide spel van macht, ijdelheid en weinig ideologie.

Dat is een weinig verheven visie op politiek.

Dedecker: Het geldt vooral voor lokale politiek. Maar ik vind ook dat de zogenaamd grote politiek geen spel mag zijn van meerderheid tegen minderheid. De jongste elf jaar is er geen enkel wetsvoorstel van de minderheid goedgekeurd. Dat is idioot.

Wat was uw mooiste moment totnogtoe als politicus?

Dedecker: Het mooiste moment, dat was voor mijn vader. De avond van de verkiezingen kroop ik vroeg in mijn bed omdat ik toch niks meer kon doen. ’s Anderendaags belde de radio mij wakker. Ik heb hem toen onmiddellijk gebeld en hij moest de telefoon neerleggen want hij kon niks meer zeggen. Dat moet iets zijn: zeven kinderen grootbrengen en dan wordt er ene senator.

Jos Grobben

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content