We zouden het hebben over gezond provincialisme. Over het gemis van de nationale politiek. Over het nut van België. Maar uiteindelijk praatten Steve Stevaert en ik vooral over grensoverschrijdende liefde en het daaruit voortvloeiende Grote Vierstappenplan ter Verheffing van Limburg.
Hij is nu drie jaar weg uit de nationale politiek, en als je met hem praat weet je weer wat je mist – de humor, de bon mots, het optimisme, de energie. Aan zijn uit 1805 daterende ambtswoning in Hasselt is de rechtbank van eerste aanleg vastgebouwd, die onder het federale gezag valt. Steve Stevaert (54), gouverneur van Limburg, wijst vanuit zijn weelderige tuin naar de dakgoten. ‘Daar zie je de stand van zaken in dit land. In het Vlaamse gedeelte zijn de dakgoten geverfd, in het Belgische gedeelte niet.’
De koning heeft een officiële logeerkamer in het gebouw, maar daar heeft hij nog nooit gebruik van gemaakt. In een ander vertrek hangt een buitenmaats, door M. Van Brée (1773-1839) geschilderd Afbeeldsel van Willem I, Koning der Nederlanden, die zich met de rechterhand aan de Grondwet van 1815 vasthoudt. ‘En toch ben ik niet voor aansluiting bij Nederland.’
Een gesprek met de minst conventionele gouverneur van Zijne Majesteit.
Wat doet een gouverneur dat ik niet kan?
STEVE STEVAERT: Een gouverneur moet maar één ding doen, en dat is opkomen voor zijn provincie en alle inwoners. En waar moet een gouverneur mee opletten? Hij moet stoppen op het moment dat hij zich vereenzelvigt met zijn functie. Want je moet je functie au sérieux nemen, maar je mag jezelf niet au sérieux nemen. Als je niet oppast, begin je als gouverneur plechtig door de gangen te schrijden, en dan is het gedaan, dan moet je ermee ophouden. Niets mag je te min zijn. Dat kan zijn: een aardbeikoningin kussen, wat niet noodzakelijk onprettig is, of linten doorknippen. En net als een koning, of een minister of een schrijver mag een gouverneur niet denken dat de inspiratie vanzelf komt. Die moet je gaan halen.
En dan heeft hij een aantal specifieke taken, maar die nemen maar een klein percentage van zijn tijd in beslag. Zoals overleg met de korpsoversten van de politie of met de procureurs. Maar zijn hoofdtaak is het volk verbinden en het volk verheffen. Dat is wat een gouverneur moet doen.
Heeft Limburg, met zijn dode mijnen, inmiddels al de voorsprong van zijn achterstand ontdekt?
STEVAERT: Het is de traditie dat de gouverneur als een soort demente koning elk jaar een rede houdt. En mijn eerste rede ging over werk, werk, werk. Toen ik drie jaar geleden aantrad, hadden we 46.000 werklozen. Dat is intussen gehalveerd. Er waren 33.854 volledig uitkeringsgerechtigde werklozen, maar in februari 2008 was dat aantal gezakt tot 19.138. Ik heb toen de slogan ‘Limburg, een sterk merk’ geïntroduceerd. Er zijn meer mensen dan ooit aan het werk in deze provincie, waar de werkloosheid historisch het hoogste ligt.
Mijn tweede rede ging over voorsprong nemen. Wij hebben geen last van de remmende voorsprong, wij profiteren van een stimulerende achterstand. Mijn stelling was dat we ons moesten richten op de dingen waar we sterk in zijn. In de tussentijd hebben we de resterende middelen van de mijnen, overgebleven geld voor reconversie dus, hier verankerd. Enerzijds in LRM, de Limburgse Reconversie Maatschappij, die economisch en marktconform werkt. Het financiële rendement dat ze daaruit halen, moeten ze aan LSM geven, Limburg Sterk Merk, en daarvan is de gouverneur voorzitter. En dat geld wordt besteed aan maatschappelijke activiteiten.
We hebben in het verleden 100 miljard Belgische frank (2,48 miljard euro, nvdr) gekregen om de mijnen te sluiten, maar we hebben het niet opgemaakt. Er waren vooruitziende Limburgse politici, over de partijgrenzen heen, die de mijnen vervroegd gesloten hebben. Dat maakte hier veel kritiek los, maar daardoor is er een potje overgebleven. Dat is Vlaams, federaal en Europees geld, waarvoor dank, maar wat mij vreselijk stoort: sommigen zouden dat restant weer van ons willen afpakken. (nadrukkelijk:) Over het dode lijk van de gouverneur. Dat is óns spaarboekje en dat blijft het ook.
Als je een voorsprong wilt nemen, moet je ook risico’s nemen. Dat zal ook de filosofie zijn in mijn volgende rede. De beste vorm van evenwicht is plat op de grond liggen, dan kun je nooit omvallen. We moeten dus, juist nu het goed gaat, iets heel nieuws ontwikkelen. Om te beginnen: we zijn wel een provincie maar we zijn niet provincialistisch. Vandaar dat ik voorstel om Belgisch en Nederlands Limburg af te schaffen en een gezamenlijke regio te creëren die we Oost- en West-Limburg noemen, maar die natuurlijk in twee landen blijft liggen. Dat vergemakkelijkt de uitbouw van een transnationale universiteit, om maar iets te noemen.
U bent de enige niet-universitair geschoolde gouverneur van dit land, maar u hebt zich sterk ingezet voor de universiteit hier.
STEVAERT: Ik heb me er dood voor gevochten dat we hier een faculteit rechten kregen. En al die heel slimme mensen snapten niet waar dat goed voor was. Maar de participatie in het hoger onderwijs, die in Limburg traditioneel laag is, blijkt enorm toe te nemen als je iets plaatselijk aanbiedt. Ik sprak laatst een hooggesitueerd iemand. Die man komt uit een arbeidersbroek en hij zei: ‘Steve, weet je waarom ik een universitair diploma heb? Omdat mijn ouders toevallig in Leuven woonden.’ Ik heb indertijd gefulmineerd tegen de universiteit, want die examens om de tien weken kwamen mij als cafébaas niet goed uit, maar de studenten hier scoren uitstekend, en dat komt mij als gouverneur wel goed uit.
Gezond provincialisme leidt tot kosmopolitisme.
STEVAERT: Mijn buik zei het, en mijn buik is groter dan mijn verstand. In elk geval bewijzen we hiermee dat we dat overgebleven geld van de reconversie goed besteden. Maar we steken het ook op een andere manier in onze toekomst, waarbij – hoe raar het ook klinkt – onze toekomst in ons verleden zit. Ik heb namelijk een nogal gewaagd ecologisch project: ik wil ervoor zorgen dat Limburg tegen 2020 de eerste CO2-neutrale zone van Europa is. Ik geef drie voorbeelden van manieren om dat te verwezenlijken.
Het eerste project noem ik ‘Tomaten voor de Italianen’. We kunnen daar het verleden aan onze toekomst koppelen dankzij het feit dat de mijnen vol water staan. Dat bevindt zich op 1000 meter diepte en is gemiddeld 34 graden warm. Aangezien we nog ruimte hebben, kunnen we hier nog glasteelt doen, met dat warme water als energiebron. Dat is niet alleen ecologisch verstandig, het levert ook werk op, bijvoorbeeld voor ongeschoolde migrantenvrouwen. De expertise zullen we moeten halen in Mechelen en Sint-Katelijne-Waver, waar de lekkerste tomaten ter wereld vandaan komen. Straks kunnen wij trostomaten uitvoeren naar de Italianen. Nou ja, in werkelijkheid waarschijnlijk eerder naar de Duitsers, maar dat klinkt minder goed.
Een ander ding dat we met ons mijnverleden kunnen doen, is operatie ‘Het geld groeit aan de bomen’. We hebben hier duizenden en duizenden hectaren naaldbomen. Men heeft hier vroeger de heide bebost met naaldhout, dat groeide snel, was goedkoop en kon dienen als stuthout voor de mijnen – vergeet dus maar ons volkslied over het bronsgroene eikenhout. En het bood een bijkomend voordeel: als dennenhout breekt, maakt het veel lawaai, het piept en kreunt, en dat duurt een eeuwigheid. Zo konden de mijnwerkers horen dat een gang aan het instorten was. Het effect was dus hetzelfde als dat van de traditionele kanarie, die stikte door een opeenhoping van mijngas. Maar nu hebben we dat naaldhout niet meer nodig, en mijn plan is het te vervangen door loofhout. We kunnen dat doen door er een interessant financieel product van te maken. We scheiden de grond van de bomen die erop staan. De grondeigenaars worden vergoed voor het gebruik van hun grond, en de Limburgers kunnen beleggen in hun groen, in loofbomen. Je laat die vijftig jaar lang groeien, en ondertussen nemen ze CO2 op, wat naaldbomen nauwelijks doen. De Limburgers participeren in hun landschap, terwijl hun kapitaal jaarlijks letterlijk groeit. Dat is weer eens wat anders dan investeren in Fortis of Dexia. En het levert dankzij het bosbeheer ook werk op. Dat is natuurlijk gebaseerd op een tegendraads denkbeeld, want normaal is degene van wie de grond is ook eigenaar van wat erop groeit. Laten we zeggen dat het een liberaal-communistisch idee is, een donkerblauw-donkerrood-bronsgroen idee. Zoals u weet is het socialisme volgens Darwin een hoger evolutionair stadium van het liberalisme. ( haalt adem en schiet in de lach)
En het derde project?
STEVAERT: Dat heet de Spartacus Plus Bonus. Het betreft een sneltram die Limburg intern moet verbinden, maar ook extern, met Maastricht, Eindhoven en Luik. Je kunt massaal in openbaar vervoer investeren, maar bussen met twee passagiers zijn een drama, dus je moet zorgen voor voldoende onderdruk. Dat betekent dat je een massa abonnementhouders nodig hebt, want een abonnement motiveert mensen om hun auto te laten staan. Wat ik nu voorstel, is alle ballen prijs. Je kunt bij een of meer verzekeringsmaatschappijen kortingen bedingen voor mensen met een abonnement, omdat ze minder met hun auto rijden en omdat dat soort mensen waarschijnlijk ook veiliger rijdt. Daarnaast kun je massaal abonnementen aanschaffen en daarvoor bij de NMBS en De Lijn kortingen bedingen. Als je die dubbele korting kunt krijgen, moet je al bijna zot zijn om geen abonnement te nemen.
Straks biedt Limburg al zijn inwoners hoger onderwijs, voldoende werk en schone lucht. Wat valt er verder nog te verbeteren aan dit Utopia?
STEVAERT: Ik denk dat Vlaanderen absoluut behoefte heeft aan immateriële projecten. We zijn ons in Vlaanderen aan het vastrijden als het over taal gaat. Taal is essentieel. Begrijp me goed, ik ben niet tegen dialect, maar uit onderzoek blijkt dat sommige mensen, en niet alleen allochtonen, een grote maatschappelijke achterstand hebben doordat ze uit een taalarme omgeving komen. Maar door een aantal taalintegratieprojecten is de perceptie ontstaan – bij de Franstaligen en in het buitenland – dat we een egoïstische, gesloten regio zijn, en dat is het ergste wat ons kan overkomen. Dingen die je niet kunt uitleggen, moet je niet doen.
Doelt u nu op de wooncode in Vilvoorde?
STEVAERT: Dergelijke dingen, ja. Ik zou in Limburg graag iets positiefs doen met taal, iets wat dezelfde doelstellingen heeft als het bestaande beleid, maar zonder dat het zoveel negatieve beelden oproept. Uit internationale studies blijkt dat als jongeren aan jongeren lesgeven – bijvoorbeeld een twaalfjarige aan een negenjarige – zoiets heel goed is voor beide partijen. Je zou die lesgevers kunnen betalen met alternatief geld. Ik stel een Limburgse munt voor, de leuro, die we samen met Oost-Limburg zouden kunnen invoeren. Dat geld is dan goed voor alternatieve producten, die hip en cool zijn, om hun taaltje te gebruiken, maar niet schadelijk en misschien zelfs cultureel. Leuro’s in ruil voor taalles. Dat is toch fantastisch? De Limburgse jongen geeft aan zijn Turkse buurjongen Nederlands. Of omgekeerd, dat is nog mooier. Met een dergelijke positieve aanpak kunnen we ook de negatieve perceptie van Vlaanderen en taal doorbreken.
U wilt de strategie van Vlaams minister van Inburgering Marino Keulen (Open VLD) lichtjes corrigeren?
STEVAERT: Marino Keulen heeft de juiste intentie, hij vraagt een inspanning die in principe tot integratie leidt. Maar een minister heeft een bepaald idee en vervolgens gaan anderen daarop surfen. Ik ben een voorstander van gratis, iedereen weet dat, maar voor een heel beperkt aantal zaken. Anderen zijn daarop met waanzinnige ideeën gekomen, en dat had een negatief effect op mijn voorstellen. Marino – en ik steek mijn hand voor hem in het vuur – wil een inspanningsverbintenis, maar als we niet uitkijken zitten we straks met een resultaatsverbintenis, en voor we het weten surfen we op alle ongenoegen dat er onder de bevolking leeft. En dan wordt een emancipatorisch idee verwrongen tot er een repressief idee overblijft.
In het geval van die ‘leuro’s voor lessen’ is een bijkomend voordeel van samenwerking met Oost-Limburg dat je de beeldvorming over Vlaanderen helpt verbeteren, doordat je het project over de landsgrenzen heen tilt.
Maar u bent niet voor een fusie met Nederland?
STEVAERT: Ik ben daar absoluut tegen. Dat drijft veel te veel op een afkeer van de Walen. Ik ben vóór de Walen.
Hebben de Walen enig nut voor Vlaanderen?
STEVAERT: Het zou vreselijk erg zijn als we de Walen kwijtraakten. Ik heb geen enkel probleem met de Walen. Een probleem heb ik met franskiljons, met mensen die hier komen wonen en zich gedragen alsof Vlaanderen een kolonie is. Maar dat is iets totaal anders. Ik ben een overtuigde Vlaming, ik heb geen enkel bezwaar tegen een confederaal model, maar het zou een ernstige culturele en sociale verarming voor ons zijn als we geen Walen meer hadden.
Mijn visie daarop heeft ook met waarden te maken. De Walen zijn een toegevoegde waarde voor ons. Ik zou tot een beleid willen komen dat minder ideologisch is, maar dat uitgaat van waarden. In de landelijke politiek ben je min of meer gebonden aan een ideologie, die gewoonlijk inhoudt dat je een theorie confronteert met de werkelijkheid, een mensbeeld met de concrete mens, en dat valt soms tegen. En wat doe je dan? De feiten overboord gooien. Voor een demente koning als ik is het eenvoudiger om je op waarden te baseren. De joods-christelijke cultuur is een grote erfenis. Het is heel raar, maar de ongelovige Steve Stevaert put kracht uit de waarden van de Bijbel. Ik heb ook weleens gezegd dat ik liever volle kerken zie, omdat ik geloof in de zin van gemeenschappen. Ook al zijn er dan gelovigen die blijkbaar niets uit hun eigen boek halen.
Wat is uw relatie met de niet-demente koning? Onze monarch lijkt me van karakter nogal een tooghanger, een symbolische klant van Steve Stevaert dus.
STEVAERT: Ik ben een principiële republikein. Ik kan niet anders. Maar het is niet omdat ik republikein ben dat ik tegen de koning ben. Albert is een goede koning voor dit merkwaardige land. Om het met de oude Achiel Van Acker te zeggen: dit land heeft een koning nodig zoals brood. Ik ontvang hem hier regelmatig, al is hij nog nooit blijven slapen. Hopelijk heeft hij thuis niet het omgekeerde gezegd.
Hij schijnt geweldig geestig te zijn.
STEVAERT: Zeer geestig en ad rem. Een plezante mens, om het zo maar uit te drukken. Ik vroeg hem eens of iets wel volgens het protocol was. Toen zei hij: ‘Maar het protocol telt niet voor mij, meneer de gouverneur.’
Wat is volgens u de Limburgse cultuur, los van het folkloristische?
STEVAERT: Wij hebben een ‘Limburggevoel’ hier, maar als je dat kon definiëren zou het niet bestaan. Mensen moeten ergens vandaan komen. Het landschap heeft ermee te maken. De grond waarop de mensen leven heeft invloed op hoe ze worden. Dat klinkt vreselijk conservatief, maar toch is het zo. Onze historische underdogpositie speelt mee. En onze taal, natuurlijk. En mensen worden ook hoe je zegt dat ze zijn. Wij zijn dus vriendelijk, zoals de rest van Vlaanderen heel terecht beweert. We hebben dan ook de slogan ‘Trots op Limburg’. Die is niet tegen iemand, niet tegen de Walen of de Hollanders of de Antwerpenaars, die is alleen maar voor iets.
De partij van Rita Verdonk heet Trots op Nederland.
STEVAERT: Wij waren eerder. En wij zijn voor een open eigenheid. Als je in de rest van Vlaanderen een donker iemand vraagt waar hij vandaan komt, zal hij Marokko of Turkije of Congo zeggen. Bij ons zeggen donkere mensen dat ze uit Limburg komen. Ze hebben dus een provinciale identiteit en bijgevolg ook een Vlaamse.
Keert u ooit nog terug naar de nationale politiek?
STEVAERT: De politici van nu zijn beter, zeg ik altijd. Zet maar tussen haakjes: harde lach. Nee, teruggaan is nooit goed. Maar één ding is zeker: ik ga nooit met pensioen. Ik heb me voorgenomen op mijn 87e uit een kokosnotenboom te vallen. En wat ik in de tussentijd nog ga doen, daar ga ik overmorgen eens over nadenken.
DOOR BENNO BARNARD