De jongeren van vandaag leven in een kultuur van kicks. Zijn ze nog wel vatbaar voor transcendente ervaringen ? ?Open verhalen zijn veel belangrijker dan valse zekerheden.”

KIJK DOOR DE cliché’s over de jeugd van tegenwoordig. Wij denken wel degelijk na over de zin van ons leven, maar de wereld waarmee jullie ons opzadelen, die beangstigt ons.” Dat suggereren jongeren van zestien tot achttien jaar in een enquête, die een Antwerpse jeugdpastor uitvoerde.

Leven jongeren in een kultuur van kicks, waarin een transcendentie-ervaring nog het meeste gelijkenis vertoont met benji-springen ? Valt met de verbrokkeling van de grote levensvisies, zoals de kristelijke en kommunistische, in onze postmoderne tijd elke bedding weg om de vragen van leven en dood te duiden ? Hebben de konsumptiementaliteit en de eis naar efficiëntie vragen over zingeving naar het onderhuidse verdrongen ? Leeft er op dat vlak überhaupt niets meer bij jongeren ? De lektuur van de enquête van jeugdpastor Katelijne Verduyn en van studies van de Leuvense godsdienstpsycholoog Dirk Hutsebaut en gesprekken met jeugdpastorale werkers leren : de vragen van jongeren verschillen niet fundamenteel van de vragen van veel volwassenen. Daarin ligt precies een belangrijk spanningsveld voor jongeren : welk nut heeft het zich met zingevingsvragen te wenden tot volwassenen die het in heel wat gevallen ook niet te best weten, en niet eens met hun eigen vragen, ervaringen of inzichten op dat vlak over de brug durven komen ?

Nogal wat jongeren menen daarom dat volwassenen hen slechts een wereld kunnen aanbieden die meer vrees dan vertrouwen inboezemt. Daar bovenop slaan ouders en leerkrachten vaak nog een belerende toon aan. ?Laat ons liever met rust,” antwoordt menige jongere op de vraag van de Antwerpse jeugdpastor hoe volwassenen jongeren kunnen helpen om gelukkiger mensen te worden. Maar even veel als deze afkerende houding komt in de antwoordformulieren een appel aan volwassenen voor : ?Wees open en eerlijk met ons, geef ons korrekte en volledige informatie over wat ons bezighoudt en beangstigt, en spreek met ons vanuit wat je zelf hebt meegemaakt, vanuit wat jou gelukkig maakt, of zin geeft aan je leven. Vraag ons ook naar onze ervaringen en meningen, en luister met respekt.”

SPANNINGSVELD.

Het is in het spanningsveld tussen vragen en wantrouwen, tussen zoeken naar verbondenheid en zingeving enerzijds en een vaak openlijke allergie tegenover woorden als ?God”, ?kerk” en ?bidden”, dat jeugdpastors opereren. Om hun programmatie beter aan te sluiten bij wat leeft onder jongeren, cirkuleerden de Borgerhoutse jeugdpastor Katelijne Verduyn en haar team een vragenlijst onder de laatste twee jaren van een technische en een beroepsschool, en onder jongens en meisjes van het algemeen secundair onderwijs. De antwoorden van bijna tweehonderd leerlingen zijn al binnen. De tema’s seks, liefde, vriendschap, uitgaan, muziek, sport, vrijheid, trekken de jongeren onmiskenbaar aan, maar vaak wordt onmiddellijk na het woord ?seks” de angst voor Aids geformuleerd. Een meisje schrijft : ?Fuiven en het andere geslacht boeien ons, maar beangstigen ook omdat we het woord vrijen niet echt begrijpen en ook door de ziektes die je daarbij kan opdoen.” De andere angsten die in de antwoordformulieren opdoken : ?de toekomst, er alleen voor moeten staan, werkloosheid, drugs, alkohol, weekendongevallen, onwetendheid, dood, liefde, eenzaamheid, milieu.” Vooral de onzekerheid van de toekomst houdt jongeren bezig. ?Wij, jongeren, zijn de toekomst, zeggen ze dikwijls. Maar wat moeten wij met een toekomst die vooraf helemaal kapot gemaakt is ?”

Hoewel ze bang zijn om op eigen benen te moeten staan, vragen veel respondenten vooral bij de jongens ruimte en vrijheid. ?Wij zullen het zelf wel ontdekken,” schrijft iemand. Globaal genomen, vinden de jongeren zichzelf wel kapabel om zich volledig te ontplooien, willen ze slechts geholpen worden als ze dat zelf willen en vragen ze de kans om te leren van hun fouten. Een benadering met dooddoeners als ?de jeugd van tegenwoordig” en ?in onze tijd” veroordeelt de moderne jeugd, maar een gesprek dat verloopt in tweerichtingsverkeer en op basis van respekt voor hun privacy, stelt ze biezonder op prijs. ?Je kunt ons best helpen door ons overal bij te betrekken, want we weten vaak niet welke richting we uit moeten,” schrijft iemand. Maar jongeren willen in die dialoog hun eigen ervaringen en meningen vertolken. ?Probeer de jongeren te begrijpen en alles ook eens vanuit hun standpunt te bekijken.” Het verzoek is veeleer gericht op een positieve houding dan wel om het behalen van het eigen gelijk. ?Laat jongeren zeggen wat ze willen, zonder daarom toe te geven, maar wel met respekt voor wat ze zeggen,” schrijft een meisje. Iemand anders bedenkt : ?Ik denk dat jongeren pas gelukkige mensen kunnen worden wanneer volwassenen begrip kunnen opbrengen voor onze situatie.”

De meerderheid van de respondenten wil de eigen mening graag toetsen aan de ervaring van de volwassene, maar een aantal jongeren trekt de voorbeeldfunktie van de volwassenen in twijfel. ?Volwassenen kunnen jongeren slechts helpen om gelukkiger mensen te worden door zelf gelukkig te zijn. Volwassenen kunnen dan hun eigen omstandigheden (die zij gelukkig noemen) als voorbeeld geven, zodat de jongeren zich daaraan kunnen spiegelen. Probleem is echter dat heel weinig mensen tegenwoordig echt gelukkig zijn met heel hun leven. Ik als jongere zou daarom enkel voorstellen de jongere te vertrouwen en hem verantwoordelijkheid en vrijheid te geven zodat hij zelf kan ontdekken wat hem gelukkig maakt.”

TRANSCENDENTIE.

Ofschoon de enquête niet uitdrukkelijk vist naar de visie van jongeren over het transcendente, stuurt een aantal respondenten hun antwoord in die richting. Het bespreken van vragen van die orde vinden ze evenwel allesbehalve vanzelfsprekend. De kerk, misvieringen en verplichte retraites lijken als forum voor soortgelijke diskussies bij de meeste leerlingen uitgehold. ?Wat ons alleszins niet boeit is de kerk, de bijbel, de godsdienst, de pastoor en ander gezever,” schrijft een jongere. ?We moeten loskomen van de kerk als instituut,” werpt een ander op. Toch reageert ruim tien procent van de leerlingen, allen uit het vrije net, positief op de vraag naar interesse in de verdere werking van het jeugdpastoraal. In een inleidende tekst bij de enquête definieerde Katelijne Verduyn jeugdpastoraal als ?samen met jongeren ont-dekken wat mens-zijn tussen andere mensen betekent en ruimte scheppen waar jongeren hun verhaal kunnen vertellen en waar er echt geluisterd wordt.” De jeugdpastor stelde uitdrukkelijk : ?We willen onze (gelovige) visie naast het verhaal van jongeren leggen zonder eis tot overname, maar waardoor herkenning in bijbelse verhalen mogelijk wordt. Het gaat echter niet om pogingen om jongeren in te lijven en aan te passen aan de kerk, wel willen we met hen zoeken naar aangepaste kerkvormen.”

Jeugdpastors die de afgelopen weken voor een jaarlijkse bijeenkomst samenkwamen in Tongerlo en Drongen bevestigen dat ze bij ongeveer tien procent van de jongeren een belangstelling terugvinden voor iets dat hen overstijgt. Is het woord ?geloven” bijgevolg nietsbetekenend voor de overige negentig procent ? Of worden er totaal nieuwe wegen bewandeld op zoek naar zingeving ? Geen van beide lijkt het geval te zijn. De Leuvense hoogleraar Dirk Hutsebaut verrichtte jarenlang onderzoek naar het religieuze beleven van jongeren. In zijn recente boek ?Een zekere onzekerheid” schetst hij de evolutie van de geloofshouding en religieuze praktijk van jongeren in de voorbije decennia (zie kader). De studie illustreert de achteruitgang van traditionele geloofsgegevens en van bepaalde uitingsvormen, zoals de zondagsmis. Dirk Hutsebaut : ?Wij zien nu dat vele jongeren en volwassenen afhaken. Ze bevestigen de geloofsgegevens niet meer. Het zegt hen niets meer. Ze doen er niets meer mee.”

OERGELOOF.

Geloven blijkt echter een ruim begrip. De vraag is : waarin ? Hutsebaut onderscheidt drie niveau’s van geloven. Hij vertrekt bij het geloven als binnenwerelds gebeuren, een soort ?vertrouwen op iemand of iets”, niet noodzakelijk God. Hutsebaut vergelijkt het met een antropologisch oergeloof, een zichzelf kaderen in een groter, betekenisvol geheel. Daar al bovenuit stijgend bestaat er het geloof in een vage, abstrakte kracht die de mens te boven gaat, en die zich op het derde niveau toespitst in het geloof in een persoonlijke God. Dirk Hutsebaut : ?Wat het geloof voor jongeren betekent, sluit volgens ons goed aan bij wat wij het antropologisch oergeloof genoemd hebben : het basisvertrouwen, kenmerkend voor elke mens en een noodzakelijke voorwaarde voor het geloof.”

Dat veel jongeren afhaken op het niveau van de kristelijke boodschap betreft, heeft volgens de onderzoeker zeer veel te maken met wat ouderen hen al dan niet als voorbeeld aanreiken en met de hedendaagse kultuur. Wanneer wij onze jongeren scholen in een wetenschappelijke, empirische mentaliteit, is het volgens Hutsebaut niet verwonderlijk dat jonge mensen sceptisch staan tegenover onkontroleerbare verhalen. De pluralistische realiteit van ons ?bekabeld” land maakt voorts dat er zeer verschillende en soms zeer uiteenlopende levensbeschouwingen in omloop zijn. Een utilitaire en op efficiency gerichte levenshouding leidt allicht tot de vraag : wat is het nut van godsdienst of van geloven ? Bovendien legt onze kultuur veel nadruk op de individuele autonomie, onafhankelijkheid en zelfbevestiging, wat niet zelden gepaard gaat met een allergie voor normen en waarden die van buitenaf aangeboden worden. Tenslotte leven wij almaar meer in een soort ?nu zonder geschiedenis.” Hutsebaut : ?Omdat later erg problematisch is, wil men zich nu zo goed mogelijk voelen. Verleden en toekomst worden onbekenden die hun normatieve betekenis verliezen in het gekke ritme van het leven met zijn moderne technologie.”

KONTINUITEIT.

Welke reperkussies heeft deze tijdsgeest nu op het al dan niet zoeken naar een transcendente zingeving, en op de vorm die er aan gegeven wordt ? Lieven Bouve, assistent aan de fakulteit godgeleerdheid in Leuven, meent dat het op zich niet zo moeilijk is jongeren te brengen tot op het punt dat ze het transcendente in het eigen leven ervaren. Maar het blijft al te vaak bij enige sterke momenten. Met andere woorden : ze gaan vlug verloren, tenzij ze ingebed worden in een bepaalde traditie of filozofie, die kontinuïteit biedt. Jeugdpastorale werkers die betrokken zijn bij tentenkampen of jongerentochten zijn vertrouwd met dit fenomeen. Als ze een week samen op kamp of op tocht zijn met jongeren, gebeuren er biezondere dingen : jongeren bloeien open in deze openhartige en ondersteunende kontekst. Ze krijgen de kans om hun verhaal te doen, en om stil bij zichzelf te zijn. Hun zoeken naar de zin van het leven, naar een eventueel overstijgende werkelijkheid, krijgt hier een zeldzaam open forum om aarzelend geformuleerd te worden.

Emotioneel gevoelige tema’s zijn bij deze gelegenheid vaak evenmin taboe. Marjolein vertelt hoe een dergelijk tentenkamp voor haar een nieuwe wereld opende (zie kader). Een andere deelneemster wijst echter op het gevaar om na zo’n biezondere week in een leeg gat te vallen. De jeugdpastorale werkers zijn zich bewust van deze mogelijkheid. Ze kan, praktisch gezien, niet altijd vermeden worden, ofschoon jongeren achteraf toch wel bij iemand terecht kunnen als ze dat wensen.

Hoe geef je dus een zekere kontinuïteit aan de transcendentie-ervaring ? ?Het valt op dat er wel degelijk groepen zijn die daarin slagen,” stelt Lieven Bouve. ?Kijk maar naar de neokonservatieve spiritualiteitsgroepen enerzijds, en het new age-fenomeen anderzijds. Ogenschijnlijk zijn het twee aan elkaar tegengestelde vormen, maar beide pogen een antwoord te geven op onze huidige postmoderne tijdsgeest met haar onzekerheid, chaos en onoverzichtelijkheid.” Neokonservatieve groepen koppelen een religieuze ervaring aan leerstellingen die vaak fundamentalistisch van aanschijn zijn. Ze leggen sterk de nadruk op de letter van het geloof en op gezagsdragers. De new age-beweging daarentegen valt misschien beter te vergelijken met een religieuze supermarkt waaruit vrij gekozen kan worden, oppert Bouve. Ze biedt namelijk een veelheid aan religieuze brokstukken uit allerlei kulturen aan : meditatie, reïncarnatieterapie of yoga-technieken zijn slechts enkele voorbeelden uit een gigantisch aanbod. Het gaat soms om brokstukken die uit hun eigen traditie gelicht worden, en onderling inwisselbaar lijken. Ze vormen nieuwe religieuze of spirituele verhalen die heelheid en zinvolheid aanbieden in deze onzekere tijden.

KICKS.

Bouve ziet ook de drang van jongeren naar kicks (bijvoorbeeld XTC-rage en benji-springen) als een uiting van het zoeken naar een overstijgende werkelijkheid. In het ?nu zonder geschiedenis”, de jachtige stroom van prikkels en gebeurtenissen, geven kicks namelijk de verzekering dat je niet ondergaat in de overrompeling. Je stijgt in de kick-ervaring als het ware uit boven ?meer van hetzelfde”. Samen met Lieven de Cauter, auteur van ?Archeologie van de kick”, vraagt Bouve zich luidop af : ?Is deze verslaving aan ervaringen juist geen uiting van een grote ervaringsarmoede, een onmacht om de vele indrukken te verwerken tot iets koherents ? Neem nu benji-springen : vallen als de laatste vorm van zekerheid. Is dat geen shockterapie tegen ervaringsarmoede ? In de kick heb je een verhevigde ik-ervaring. Vertolkt dit niet het menselijk verlangen naar geluk, ook al is het maar kortstondig of ingebeeld ? Is dit een drang naar vergetelheid, escapisme ?”

Bouve vraagt zich af of de ?kick-kultuur” niet rechtstreeks samenhangt met het wijdverbreid onvermogen om momenten van transcendentie nog in een koherent verhaal in te bedden.

Wat betekent dit alles nu naar jongeren toe ? Zij kijken de realiteit van de wegvallende zekerheden recht in de ogen. Stel daar geen verhalen tegenover waarin zekerheden zo’n grote rol spelen dat ze gesteld worden tegenover de hedendaagse, zogezegd verderfelijke kultuur, suggereert de teoloog. ?Het is juist door zekerheden open te breken dat zich nieuwe transcendentie-ervaringen kunnen voordoen. Franciscus van Assisi is een voorbeeld van iemand die de geschiedenis van de kerk van zijn tijd openbrak, en daardoor iets nieuws mogelijk maakte. Bied jongeren een traditie aan, maar laat het geen gesloten verhaal zijn. Op deze wijze maken we ons niet meer geloofwaardig bij jongeren. Slechts door de kristelijke traditie zelf als open te duiden en voor te leven, thuis of in kleine gemeenschappen bijvoorbeeld, kan het misschien weer een sleutel worden voor jongeren om hun leven en ervaringen te gaan duiden.”

TWIJFELS.

Lieven Bouve zette deze visie uiteen voor een groep jeugdpastorale werkers. In de daarop volgende diskussie vroeg een jeugdpastor zich af hoe je jongeren kunt ?initiëren” in het religieuze wanneer ze zelf nog geen transcendentie-ervaringen meemaakten, of hun ervaringen niet kunnen duiden. Kicks kan je aanbieden, maar een religieuze ervaring overkomt je. Hooguit kan je er een forum voor aanbieden via bezinningsmomenten op een tentenkamp of trektocht of een stuk persoonlijk geloofsverhaal. ?Dat laatste intrigeert jongeren zeker,” vertelt de Antwerpse jeugdpastor en priester Bert Lodewyckx, ?maar soms valt de barrière om daar naar te vragen eerst na vijf pinten weg. Zo’n onderwerp wordt slechts met schroom aangesneden.”

Ook de Gentse jeugdpastorale werker Stijn Van den Bossche weet uit ervaring dat een deel van de jongeren nog warm loopt voor religie. Hij heeft zijn eigen aanpak en visie op wat jeugdpastoraal hoort te zijn : ?Ik weet dat heel wat jeugdpastors hun boodschap verpakken in medemenselijkheid, en lage drempel-aktiviteiten zonder verwijzing naar God organizeren. Wees eerlijk, bereik dan liever slechts tien procent van de jongeren maar neem die, bijvoorbeeld, mee naar een goed trappistenklooster. Er zijn er die dan zeggen : nu heb ik voor de eerste keer een echte mis meegemaakt.”

Stijn Van den Bossche is niet de enige die meent dat het verplicht karakter van godsdienstlessen of bezinningsdagen veel kwaad bloed zette bij jongeren. Of dit de aversie tegen het religieuze in de hand werkt of niet hangt vanzelfsprekend sterk af van de virtuositeit van de leraar of begeleider. Voeling hebben met het al lang niet meer overwegend kristelijke mensbeeld van onze tijd is echter een voorwaarde om een gesprek open te kunnen trekken. Uitspraken vanuit Rome over seksualiteit staan, bijvoorbeeld, lijnrecht tegenover wat de meeste films, TV-zenders en tijdschriften uitspuien. Daar kunnen we niet mee afkomen bij jongeren, weten jeugdpastorale werkers. Het beste wat ze kunnen doen, is ruimte scheppen waarin jongeren met hun vragen serieus genomen worden. Dan wordt een goed gesprek mogelijk.

Twijfel is van alle tijden en alle leeftijden. Studies van het Leuvense centrum voor godsdienstpsychologie bevestigen dat pakweg vijftig jaar geleden ook heel wat vraagtekens achter bepaalde aspekten van geloof geplaatst werden. Maar er lijkt wel een belangrijk verschil tussen toen en nu, dat een jeugdpastor als volgt verwoordt : ?Vroeger reageerde men tegen het jaske dat men moest aantrekken, kultureel gezien. Nu wordt er geen jaske meer aangereikt.”

Jongeren met de vinger wijzen als materialistisch of niet meer te motiveren voor transcendente waarden lijkt korrekt noch fair. Dirk Hutsebaut : ?Het is al te makkelijk en volstrekt oneerlijk alle religieuze problemen van vandaag op jongeren te projekteren. Veel te dikwijls wordt dit gedaan. De eerste vragen die men zich stelt in kerkverband, gaat te vaak in de richting van de jongeren. Misschien moet er eerst en vooral iets gebeuren voor volwassenen.”

Lieven Bouve deelt deze mening. Een zeventienjarige leerling verwoordt het met minder nuance in de enquête van Katelijne Verduyn : ?Ik vraag me af waarom jongeren vandaag de dag zo geviseerd worden ? Is het om de fouten van ouderen te projekteren op de jeugd ?”

Dat in deze tijd met weinig zekerheden nogal wat volwassenen evenzeer zoekende zijn kan bezwaarlijk als ?fout” gekatalogizeerd worden. Maar iets van hun eigen verhaal meedelen aan jongeren, en luisteren naar hun vragen, getuigt alleszins van meer respekt dan stenen tafelen aan te reiken, onverschillig of het nu over seks, liefde of geloof gaat.

Ria Goris

Jongeren worden hun in religieuze ervaringen vaak gehinderd door de hedendaagse kultuur. De jeugd is onderhevig aan een soort nu zonder geschiedenis.

Lieven Bouve : De verslaving van de jeugd aan kicks getuigt van een grote ervaringsarmoede.

Dirk Hutsebaut : De vragen van jongeren verschillen niet fundamenteel van de vragen van volwassenen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content