Deze zomer brak in Duitsland een debat los over de nieuwe mens. In een rede over de teloorgang van het klassieke humanisme bepleitte filosoof Peter Sloterdijk een herbezinning op het beschavingsideaal en bracht taboes als ‘selectie’, ‘prenatale manipulatie’ en ‘elite’ in het spel. Prompt werd hij door linkse Duitse denkers als cryptofascist verguisd.
Peter Sloterdijk is de bekendste Duitse filosoof van dit moment. Hij schreef dikke boeken over de geschiedenis van de filosofie. Zijn laatste werk bestaat uit drie delen, waarvan de eerste twee onlangs verschenen: Sphären I en Sphären II. Hierin herinterpreteert hij Socrates, de middeleeuwse christelijke filosofen en het ontstaan van de globalisering. Net als Plato bouwt hij aan een omvattende gedachteconstructie.
Professor Sloterdijk (52) is het enfant terrible van de Duitse filosofie, een wetenschap die hij graag voor dood verklaart. Na zijn terloopse uitlatingen over genetische manipulatie als selectiemethode tijdens een contemplatieve toespraak afgelopen zomer in Schloss Elmau bij München ( Regeln für den Menschenpark), werd hij als een ‘gevaarlijke rechtse denker’ gehekeld. De ‘Sloterdijk-affaire’ was het debat van het jaar. In zijn lezing behandelde Sloterdijk de cultuurpessimistische denkbeelden van de in Duitsland verguisde filosoof Martin Heidegger.
Prompt werd hij als ‘fout’ bestempeld en in de hoek geplaatst van schrijvers als Botho Strauss, Peter Handke en Martin Walser, die eerder werden getroffen door de toorn van academisch en journalistiek links dat nadenken over het disciplineren en ‘kweken’ van de moderne mens langs de genetische weg tot een taboe heeft verklaard. In zijn woon- en geboorteplaats Karlsruhe pareert Sloterdijk, die ook in Wenen filosofie doceert, zijn critici.
“Ik ben in 1947 geboren, na de Tweede Wereldoorlog. Mijn vader was een Nederlander. Hij kwam uit de omgeving van Amsterdam. Ik weet niet of hij nog leeft, de communicatie met hem is vele jaren geleden verbroken. Mijn vader zat in de jaren dertig bij de Nederlandse marine. In 1945 was hij om mij onbekende redenen in Duitsland onderweg, waar hij in het zuidelijke Rijnland mijn moeder leerde kennen.
Ik heb een oudere zus. De eerste vier jaar woonden we in Karlsruhe, later in de buurt van München. Mijn vader was vaak thuis, tenzij hij als bouwvakker op stap was. Halverwege de jaren vijftig zijn mijn ouders gescheiden. Eerst bezocht hij ons nog. Maar na mijn eindexamen verloor ik het contact.”
DE BAND MET HET WATER
“Ik heb geen substantiële relatie tot Nederland, al kan ik met een beetje moeite de taal lezen. Grootouders, tantes of andere familie van vaders kant ken ik niet; er was geen familiaire motivatie om het land te bezoeken. In onze familie heerste een solide matriarchaat. Wij hadden een ‘matrifugale’ levensordening: waar de moeder is, is het middelpunt van het leven. In dat systeem was de vader de clown, een joker. Hij was er wel en toch weer niet.
In zekere zin ben ik een bastaard, een hybride wezen. Mijn bestaan is toe te schrijven aan de Nachkriegswirren, de verwarring die het gevolg was van de Tweede Wereldoorlog. Destijds werd de gemêleerde samenleving van volken in het midden van Europa onvrijwillig bijna even heftig door elkaar geschud als in de Oudheid, toen Alexander de Grote bewust nieuwe mengvolkeren schiep door rondom de Middellandse Zee de gemesticeerde, hybride cultuur van het hellenisme te propageren.
In 1945 werd Europa overspoeld door een enorme golf van vluchtelingen. Soms vraag ik me af waarom het destijds in Duitsland wél lukte de twaalf miljoen Duitsers te integreren die uit de vroegere Duitse gebieden in Polen, Tsjechië en andere Oost-Europese landen afkomstig waren, terwijl tegenwoordig de integratie van zeven miljoen buitenlanders tot een duurzame hysterie leidt en er wordt beweerd dat de grenzen van de interventiemogelijkheden zijn bereikt. Ik herinner me dat ook wij van staatswege ingekwartierde vreemdelingen in huis hadden, die pas na verloop van tijd een eigen woning kregen. Na de Tweede Wereldoorlog beschikte elke Duitser, statistisch gezien, over een woonoppervlakte van vijf tot acht vierkante meter, terwijl dat momenteel iets van 42 vierkante meter is. Dit duidt op grote veranderingen.
In 1983 verscheen mijn eerste succesvolle boek Kritik der zynischen Vernunft, dat ook in Nederland populair werd. Sindsdien ben ik wel tien keer in Nederland geweest. Nederlanders hebben de wereld van het water meegedefinieerd. Ik had geen speciale band met de zee; het water, de zee en de oceanen ontdekte ik pas in tweede instantie. Tegenwoordig houd ik me vaak met dit thema bezig. Volgens mij bestaat er een mediaal continuïteitsprincipe tussen de oceanen en het Internet, tussen het water en de digitalisering.
Vijfhonderd jaar geleden speelde de globalisering zich af op de wereldzeeën. Tegenwoordig beleven we onze grote ontdekkingsreizen per computer. Er is een subtiel verschil in denken ontstaan. Daarbij staan de landdenkers, terrariërs, zoals de Duitsers, tegenover aquariërs als de Amerikanen, de Britten en de Nederlanders. De terrariërs klampen zich vast aan het bestaande, terwijl de aquariërs zich mentaal aan boord van een schip begeven om de wereld te verkennen. Het thema land-zee is nog steeds belangrijk, al heeft het vaak een negatieve geopolitieke klank, zoals bij de huidige neo-nationalistische discussie in Rusland, waar oude, anti-oceanische posities doorklinken in de teleurstelling over het Westen. In mijn jongste boek, Sphären II, neem ik een gematigd flexibele, pro-oceanische positie in. Dat zal door mijn hollandofiele en amerikanofiele grondhouding komen – althans op theoretisch niveau; ik heb veel cultuur-kritische bezwaren tegen de Amerikaanse way of life en way of culture.”
HITLER ALS INTERMEZZO
“Als je terugkijkt op de korte twintigste eeuw, die in 1917 met de Russische revolutie begon en in 1990 met de ineenstorting van het communisme ophield, zie ik twee hoofdthema’s: het ontstaan en de beëindiging van het sovjet-experiment en de dekolonisatie van de wereld. Het aantal onafhankelijke staten is na 1945 van rond de 55 toegenomen tot 150 in de jaren tachtig en telt momenteel ongeveer 220. Dat is een verviervoudiging: de kaart van de wereld is opnieuw ingekleurd. Met het verval van de Sovjet-Unie wordt het laatste hoofdstuk van de dekolonisatie geschreven. De Sovjet-Unie was een conglomeraat van meer dan honderd verschillende volkeren. Nu beleven zij voor de eerste keer de verleiding van de zelfstandigheid en alle negatieve reacties van neo-chauvinistische zelfbevestiging tot en met de ultieme angst voor de vrijheid. Het sovjet-experiment maakt duidelijk wat er met mensen gebeurt als ze zich onvoldoende bezighouden met de cultuur van de vrijheid en ervan uitgaan dat economische vooruitgang onafhankelijk van democratische vooruitgang kan worden verwezenlijkt.
Tegen deze achtergrond was een dramatische periode als de Hitlertijd van 1933 tot 1945 slechts een kortstondig intermezzo. Omdat de gevolgen in wezen allemaal negatief zijn. Het was een in kwalitatief en kwantitatief opzicht door en door onvruchtbare episode. Het Derde Rijk van de nationaal-socialisten heeft twaalf jaar geduurd. Konrad Adenauer, de eerste naoorlogse kanselier, regeerde veertien jaar. Helmut Kohl hield het zestien jaar vol. Dit geeft een beetje aan dat de nationaal-socialistische tijd eerder een uitzondering was.
Het is volstrekte onzin om te beweren dat alle Duitsers een doelbewust, examinatorisch antisemitisme vooropstelden, zoals de Amerikaanse socioloog Daniel Jonah Goldhagen in zijn boek Hitler’s willing executioners ( Hitlers gewillige beulen) doet. Ik vond zijn stelling zo grof en clichématig, dat ik me niet eens in het debat heb willen mengen. Ik bestrijd niet dat Goldhagen op sommige punten indrukwekkende en ook onaangename documenten opvoert die je tot een algehele psyche van de collaboratie kunt laten samenvloeien. Maar omdat de holocaust heeft plaatsgehad, kun je haar onvermijdelijkheid niet achteraf redenerend bewijzen en álle Duitsers verwijten altijd een natuurlijke aanleg voor holocausten te hebben. Dat is een denkfout, waarop wij onze filosofiestudenten al in het eerste semester attenderen.
Het naoorlogse West-Duitsland is ontstaan in de slagschaduw van de nationaal-socialistische catastrofe. Hoe je het ook wendt of keert: het blijft verbluffend hoeveel in twaalf jaar kon worden verwoest. De nazistische periode vormt de morele grondslag en de raison d’être van de Bondsrepubliek, samen met de beperkte democratische tradities van de voorafgaande Weimarperiode.
Helaas is in de Bondsrepubliek ook veel in de ban gedaan en getaboeïseerd. Zo liet de filosoof Theodor Adorno, die ik bewonderde, de boeken van Martin Heidegger verwijderen uit de bibliotheek van de filosofische faculteit in Frankfurt, omdat diens gedachtegoed hem niet aanstond. Ook het denken over de biologie en de eugenetica, het wetenschappelijk onderzoek naar alle factoren waardoor het menselijk ras verbeterd zou kunnen worden, is steeds een taboe gebleven.
Dat komt door het nationaal-socialistische verleden. Het hele biologische basisvocabulaire is vergiftigd. Het woord selectie is verboden, terwijl het tot de grondbegrippen van de humaniora hoort, de studie die iemand tot mens vormt.
Als je die term niet mag gebruiken, moet je afscheid nemen van een hele reeks wetenschapssectoren. Dan kun je niet meer meepraten in het structuralisme-debat of bij de speltheorie. Overal speelt het begrip selectie een rol, ook in de genetica en de moderne systeemtheorie.”
DE HOMO LECTOR
“Ik kom voort uit de Duitse studentenbeweging en heb geen geheim gemaakt van mijn linkse opvattingen, evenmin van de leerprocessen die mij tot andere opvattingen hebben gebracht. Omdat ik als filosoof wél wil nadenken over de vraag wat er in de toekomst met de mens gebeurt, geld ik tegenwoordig als rechts of als een crypto-fascist, net als de schrijvers Botho Strauss, Peter Handke en Martin Walser of de historicus Ernst Nolte. Ik was een Achtundsechziger, maar heb nooit gezworen dat ik links zou blijven of in een museum van de naïviteit met almaar minder bezoekers zou overwinteren.
Ik houd me bezig met thema’s als het humanisme in de moderne tijd. Dat deed ik afgelopen juli in het Beierse Elmau ook, in een rede die eerder te Basel was gehouden. In een hoogst literaire en meditatieve tekst behandelde ik terloops de opvoeding van de betere mens. Ik had mijn rede een paar keer getest en aan vrienden laten lezen. Ik had nooit verwacht dat hierover zo’n ophef zou worden gemaakt. Mijn lezing is bewust verkeerd geïnterpreteerd. Vooral de filosoof Jürgen Habermas, bij wie ik ooit studeerde, heeft een kwalijke rol gespeeld. Habermas zette aantoonbaar allerlei recensenten tegen mij op, die me vervolgens verweten door prenatale selectie een nieuwe elite te willen scheppen. Ik vind het wrang: doordat men zo onverdraagzaam boos op mij is geworden, wordt Hitler een onfatsoenlijke triomf over de historische waarheid gegund.
De eugenetica, de leer van de verbetering van het menselijk ras, was geen rechts gedachtegoed, maar politiek eerder neutraal. Tussen 1883 en 1938 kenden alle sociaal-democratische partijen in Europa invloedrijke stromingen die een bewustere omgang met de voortplanting als een vanzelfsprekend aspect van de Verlichting beschouwden. De beroemdste vertegenwoordiger van deze stroming is George Bernard Shaw met zijn vereniging van socialistische intellectuelen, de Fabian Society. Iedereen zocht destijds naar de betere mens.
Het is een groteske verarming van de historische waarheid, dat het nadenken over dit soort thema’s een monopolie van rechts zou zijn. Het tegendeel is het geval. De nationaal-socialisten hebben zich het onderwerp van de manipulatieve voortplanting toegeëigend. Niet met hun nationalistische, maar met hun socialistische component. Het belangrijkste tegenargument is, dat het fascisme niet geïnteresseerd is in het motief van de nieuwe mens. Simpelweg, omdat alle fascismen racistisch van opzet zijn. Racisten gaan er niet van uit dat ze iets moeten worden, maar dat ze al iets voorstellen en dat ze slechts op basis van hun bestaan rechten hebben.
Het motief van de nieuwe mens, de Übermensch, is voor fascisten en nationaal-socialisten volkomen onattractief, tenzij ze het kunnen gebruiken om te beweren dat zij dat reeds zijn. Ze willen in wezen geen politiek van de verbetering bedrijven, omdat ze toch al de besten zijn. Dit is een vorm van biologisch expressionisme die voortkomt uit de racistische denkwijze.
Doordat de nazi’s de eugenetica aan hun euthanasie- en moordprogramma’s koppelden, heeft het begrip een negatieve lading gekregen. Maar ik vind het vanzelfsprekend dat je de vrijheid neemt om na te denken over de vraag hoe de mens er in de komende eeuw zal uitzien. Moet ik soms naar de Verenigde Staten emigreren om aan zo’n discussie te mogen deelnemen? Dat zou een mogelijke consequentie zijn van de intolerantie die in Duitsland heerst.
In mijn ogen bevindt de Bondsrepubliek zich op de drempel van een bewuste zelfprovincialisering. Al is in Duitsland de laatste jaren veel verbeterd, de vanzelfsprekende urbaniteit en het savoir-vivre dat ik in een stad als Amsterdam aantref, kom ik hier nergens tegen. Nederland is allang aangekomen in de werkelijkheid van de nieuwe wereld. Duitsland niet. In een boekhandel als Atheneum in Amsterdam kan ik boeken in vier, vijf talen vinden. Hier moet ik als francofiel mijn boeken bijvoorbeeld bij de Internet-boekhandel Amazon.com bestellen, omdat vrijwel geen enkele Duitse boekhandel een behoorlijke selectie Franse of Amerikaanse titels in voorraad heeft.
Het humanisme is het gevolg van de alfabetisering. Humanisten gaan uit van de mondigheid van de mens, zij geloven in een ideaal mensentype dat zich door opvoeding en ontwikkeling, door Bildung, ontplooit. In de concurrentie met de moderne ontspanningsmedia stuit de humanistische opvoeding op haar grenzen. Op den duur kan zij het gevecht tegen het geweld op televisie niet meer aan. Zo kolonialiseert het niet-denken het denken, en wordt een nieuw type mens gekweekt dat niet meer over dezelfde eigenschappen beschikt als de homo lector, de belezen mens die de drager van het humanisme is.
Het gaat om de vraag welke vorm van Bildung mogelijk is. Dat heeft niets te maken met bio-politiek. Nergens heb ik beweerd dat het schoolsysteem gecombineerd zou moeten worden met een gynaecologisch instituut. Dergelijke fascistoïde fantasieën komen in mijn tekst niet voor. Als ik het al over prenatale selectie heb, is dat niets anders dan een systematische uitdrukking van hetgeen veel vrouwen tegenwoordig eisen: te willen beslissen wat bij hen past.
Mijn toespraak had een melancholieke ondertoon. De humanisten, vind ik, zijn verworden tot archivarissen. Een humanist zonder opvoedkundige taak kent de oude zaken nog, maar kan er niets mee beginnen. Omdat de traditie onderbroken is. De archivaris verzamelt zijn teksten, leest sommige slechts een enkele keer en bergt ze daarna weer op. De humanist interpreteert en duidt. Hij zet de traditie voort.
Soms verbaas ik me erover, dat nog niemand op mij geschoten heeft. De zogenaamde ‘goede’ mensen die mijn gedachtegoed afwijzen, hebben immers een opdracht tot eliminatie gegeven: Sloterdijk denkt gevaarlijke gedachtes, dus is hij zelf gevaarlijk en heeft hij geen recht zich onder ons te begeven. Er zit een latent moorddadige logica in de aantijgingen tegen mijn persoon, die helaas veel zegt over onze politieke cultuur.”
DE SCHULD VAN HABERMAS
“Wij Duitsers kunnen niet discussiëren. Dat is de schuld van Jürgen Habermas. Hij is verantwoordelijk voor de totalitaire consensus in het moderne Duitse denken. Onder leiding van Habermas heeft zich een soort boekverbranding zonder vuur voltrokken. Hij heeft een nieuwe immobiele bleierne Zeit, een tweede loden tijd, geschapen. Dat was het revolutionairste succes van academisch links.
Debatteren is in Duitsland een extreme reactie. Wij discussiëren slechts im Notfall, als het echt niet anders kan, alsof we de brandweer of de eerste hulp roepen. Dan is meteen een overdreven bruutheid en meedogenloosheid waar te nemen, en een hoge mate van hysterie en paranoia. Dit land is intellectueel gezien niet liberaal. Voor je het weet, word je hier aan de schandpaal genageld. Als ik erover nadenk, voel ik me eerder een Europeaan dan een Duitser. Een Centraal-Europeaan die zich ophoudt in de Europese kernzone tussen Amsterdam en Rome. Ik leef in Duitsland, maar voor mij is dit land in zekere zin weinig meer dan een verzameling van wegrestaurants: eine Ansammlung von Autobahnraststëtten.
Copyright Knack/Elsevier
Willem Wansink