‘Iedereen wil verandering, niemand wil veranderen’

'Het leger is als een verzekering: niemand betaalt graag, maar iedereen heeft het nodig.' © JEF BOES

Van alle excellenties in de Zweedse coalitie heeft minister van Defensie en Ambtenarenzaken Steven Vandeput (N-VA) misschien wel de meest ondankbare taak. Bij Defensie dreigen de besparingen tot op het bot te gaan en de ambtenarenbonden willen van geen verandering weten. Gesprek met een Vlaams-nationalist op über-Belgische bastions. ‘Er is alleen nog wat geld over om lekkende daken te herstellen.’

‘We spelen met onze toekomst. Zonder extra investeringen is het gedaan met het Belgisch leger.’ Minister van Defensie en Ambtenarenzaken Steven Vandeput (N-VA) windt er geen doekjes om. De besparingen die het Belgisch leger tijdens deze legislatuur te slikken krijgt, dreigen volgens Vandeput de druppel te veel te worden. Het contrast met zijn eerste ministeriële interview net na de eedaflegging kan niet groter zijn. Toen kondigde hij nog aan dat de zware hakbijl van de besparingen aan Defensie was voorbijgegaan. ‘Ik was er echt van overtuigd dat we niet zwaar getroffen zouden worden,’ zegt hij nu, ‘maar het tegendeel bleek al snel waar. Dat was een koude douche.’

Vandeput is een stamboom-Vlaams-nationalist: afkomstig uit een ‘Vlaams nest’, voormalig preses van het Vlaamsgezinde KVHV, N-VA-lid van het eerste uur. ‘Ik voelde me onmiddellijk aangetrokken tot een Vlaamsgezinde partij die zich rechts van het centrum profileerde’, vertelt hij ons op zijn kabinet. ‘Ik heb onmiddellijk een lidkaart gekocht.’ Wat later kon Kamerfractievoorzitster en Limburgse Frieda Brepoels hem overtuigen om zich actief in de partij te engageren. Het bleek het begin van een blitzcarrière: in 2007 werd hij voorzitter van N-VA Limburg, in 2010 federaal parlementslid, en vorig jaar – tot zijn eigen verbazing – minister van Defensie en Ambtenarenzaken in de regering-Michel. En zo moet een Vlaams-nationalist in hart en nieren het meest Belgische departement van het land voor de ondergang behoeden.

U moet tijdens deze regeerperiode 1,5 miljard euro besparen. Geen prettige opdracht.

STEVEN VANDEPUT: Het is eigenlijk niet te doen. We hebben alle investeringen moeten stopzetten. Er is alleen nog wat geld over om lekkende daken te herstellen. We snoeiden zwaar in trainingen en operaties, de rekrutering ligt zo goed als stil. De volgende vijf jaar is het overleven. Maar dat kan niet blijven duren, want anders gaan we dood.

Gaat het aantal manschappen omlaag?

VANDEPUT: Onvermijdelijk. Ik schat dat we het met om en bij de 8000 militairen minder zullen moeten doen. We gaan naar een leger van 20.000 tot 25.000 manschappen. Omdat we met statutairen werken, kunnen we niet ontslaan, maar over drie jaar is er een grote uitstroom van militairen die met pensioen gaan. We zullen ook proberen manschappen over te plaatsen naar de brandweer en politie.

Zullen er kazernes verdwijnen?

VANDEPUT: Dat sluit ik niet uit. We zijn de toekomst van het Belgisch leger aan het uittekenen en vertrekken daarbij van een wit blad. Wat wordt onze capaciteit? Wat moet ons ambitieniveau zijn? Ik wil geen paniek veroorzaken over eventuele sluitingen van kazernes. Mijn mailbox loopt al vol met ongeruste berichten uit de VS, omdat het gerucht circuleert dat ik het legermuseum van Bastogne wil sluiten. En dus krijg ik nu mails van de kleinkinderen van de soldaten van de 101e Airborne Division die me smeken om dat niet te doen. Waarop ik dan altijd beleefd antwoord dat er nog geen beslissing is gevallen.

Is het de bedoeling om nog echt strijd te leveren? Uw voorganger André Flahaut (PS) wou een leger dat vooral humanitaire opdrachten uitvoerde.

VANDEPUT: Mijnheer Flahaut vergat daarbij wel dat zijn soldaten tijdens die humanitaire opdrachten ook weleens beschoten werden. Laten we zeggen dat Flahaut een ander beeld van Defensie had. Tenten opzetten bijvoorbeeld is in mijn ogen geen kernopdracht van het leger, dat kan veel beter door een ngo worden uitgevoerd. Onlangs zijn hier vertegenwoordigers van de VN over de vloer geweest en die vragen ons echt niet om humanitaire helpers. Zij willen generaals, gevechtsvliegtuigen, steun bij militaire operaties. Deelnemen aan buitenlandse missies moet een kernopdracht voor het leger blijven. Dat kan peacekeeping zijn, maar in bepaalde gevallen zal er gevochten moeten worden.

Wat betekenen de besparingen voor ons NAVO-lidmaatschap?

VANDEPUT: We zijn het kneusje van de NAVO. Op de NAVO-top van Wales is vorig jaar afgesproken dat de leden minimaal twee procent van hun bruto binnenlands product (bbp) moeten besteden aan Defensie. Het gemiddelde in Europa ligt momenteel op 1,6 procent, inclusief de pensioenen. Wij zitten nu op ongeveer 1 procent, tegen het einde van de legislatuur zal dat nog maar 0,8 procent zijn. Tegen 2030 moet het budget verdubbelen, of het is over.

Wordt u daar in NAVO-kringen op aangesproken?

VANDEPUT: De dag dat het budget bekend raakte, kreeg ik bezoek van onze ambassadeur bij de NAVO. ‘There is a concern‘, luidde de boodschap. Dat is een diplomatieke manier om te zeggen dat het alarm afgaat. Ook onze militaire attaché bij de NAVO en de assistente van de Amerikaanse defensieminister Chuck Hagel uitten hun bezorgdheid. Dat is niet leuk, maar toch zal ik loyaal het regeerakkoord uitvoeren. Wat de beperkingen ook zijn.

U wilt op militair vlak meer samenwerken met Nederland, maar de Nederlandse chef-staf liet vorige week horen dat ze het niet zien zitten als ze alleen voor de kosten moeten opdraaien.

VANDEPUT: Ik kan hem geen ongelijk geven.

Moet België wel een landmacht én zeemacht én luchtmacht hebben? Kunnen we niet één component laten vallen?

VANDEPUT: We houden rekening met alle scenario’s. Tegen Pasen wil ik naar de regering met een becijferd plan, waarbij duidelijk is wat de consequenties zijn van elke mogelijke keuze. Een zaak is al duidelijk: zonder extra investeringen is het gedaan. Zoals NAVO-secretaris-generaal Jens Stoltenberg zei: je kunt niet specialiseren in besparingen. Tegen 2030 moet het budget opgetrokken worden naar 1,4 à 1,6 procent van het bbp. Dat is een verdubbeling van het huidige budget, en dan zijn we nog maar op het Europese gemiddelde. Als dat niet gebeurt, kun je onmogelijk met zowel de landmacht, de marine als de luchtmacht actief blijven.

De legervakbonden blijven voorlopig rustig.

VANDEPUT: De vakbonden weten dat we harde noten moeten kraken. Ik heb geregeld contact met hen, al moet ik zeggen dat het met het socialistische ACOD wat minder is. Zij zijn waarschijnlijk gewoon aan het wachten tot we met dat toekomstplan komen om het dan af te schieten. Niet om inhoudelijke redenen, maar om politieke redenen. Omdat het van een N-VA-minister komt.

In maart is er een begrotingscontrole. Hoopt u dan wat van die besparingen te recupereren?

VANDEPUT: Ik moet dit jaar 225 miljoen besparen: dat bedrag krijg ik nooit terug. Maar ik reken erop dat ik om en bij de 100 miljoen kan recupereren.

De F-16’s moeten worden vervangen. Hoe belangrijk is dat?

VANDEPUT: De F-16’s zijn enorm belangrijk, omdat onze gevechtscapaciteit in de lucht iets is waarmee we kunnen uitpakken. Er zijn weinig Europese landen die het ons nadoen. De F-16’s zijn aan vervanging toe, maar dan zal het defensiebudget wel fors omhoog moeten.

Uw voorganger Pieter De Crem (CD&V) is al overtuigd. Hij wil zo snel mogelijk de F-16’s vervangen door F-35’s. Minstens 40 stuks, tegen 80 miljoen euro per toestel, samen goed voor een investering van 3,2 miljard. Akkoord?

VANDEPUT: Als De Crem de aanschaf van de gevechtsvliegtuigen kan realiseren vanuit zijn huidige departement (buitenlandse handel, nvdr), dan zal ik hem niet tegenhouden.

Wordt het de F-35?

VANDEPUT: Dat is nog lang geen uitgemaakte zaak. We voeren een onderzoek waarbij we alle opties bekijken. Ik wil als minister die F-16’s kunnen vervangen, en ik wil in de aanloop daarnaartoe vooral geen fouten maken.

Waarom hebben we eigenlijk nog een leger nodig?

VANDEPUT: Je hebt een leger nodig voor je buitenlandse politiek. Als we de voorbije zeventig jaar vrede hebben gekend in Europa, is dat omdat we internationale afspraken hebben gemaakt. We zijn toegetreden tot de Europese Unie, de Verenigde Naties, en vooral de NAVO. En bij internationale clubs is het normaal dat je lidgeld moet betalen. Bij de NAVO betekent dat: investeren in gevechtscapaciteit. We moeten er voor opletten dat we onszelf niet buiten de club plaatsen.

Maar ook in eigen land is het leger belangrijk. Ongeveer 40 procent van het bbp komt via de haven van Antwerpen binnen. Stel dat een of andere zot naar de VRT belt en beweert dat hij explosieven in de monding van de Schelde heeft gelegd. Hoe wil je dat oplossen zonder marine? Vragen om Nederlands hulp? Die zullen ons zeker komen helpen, maar wel pas nadat ze in de hele wereld hebben rondgetoeterd dat iedereen er beter aan doet via de Maas in de haven van Rotterdam te lossen. Ach, het leger is als een verzekering: niemand betaalt graag, maar iedereen heeft het nodig.

Nu wordt het leger in eigen land ingezet tegen de terreurdreiging.

VANDEPUT: Defensie is er voor de maatschappij en niet omgekeerd. Ik heb altijd gezegd: als het land ons nodig heeft, staan we klaar. Ik ben dan ook tevreden dat we ons steentje kunnen bijdragen aan de twaalf maatregelen die deze regering heeft genomen tegen de terreurdreiging. Bij het huidige dreigingsniveau vind ik de inzet van het leger ook zeker gerechtvaardigd.

Kan het leger voor u langer in de straten blijven, ook als het dreigingsniveau is verlaagd?

VANDEPUT: Ik heb daar geen bezwaar tegen, maar dan moet de regering er wel een wettelijke basis voor creëren. En dan moeten we ook spreken over een financiële vergoeding.

Het leger inzetten voor de veiligheid is goedkoper dan de politie?

VANDEPUT: Inderdaad, een militair verdient een stuk minder dan een politieman. Als je de soldaten langer zou inzetten, moet je voor gelijke opdrachten gelijke vergoedingen betalen.

CD&V heeft wel problemen met militairen op straat. Vanuit het kabinet van vicepremier Kris Peeters (CD&V) werd opgeroepen om via de sociale media te protesteren.

VANDEPUT: Ik krijg veel mails, maar ik heb nog geen mails ontvangen van mensen die de aanwezigheid van militairen op straat een slecht idee vinden. Integendeel, mensen vragen me of ze die soldaten een kop soep mogen brengen.

Mag dat eigenlijk?

VANDEPUT: Ja, hoor. In de Zoo hangt dan wel een bordje ‘verboden de dieren te voederen’, maar het is niet verboden onze militairen te eten te geven.

Als minister van Defensie draagt u de politieke verantwoordelijkheid als er met een Belgische militair iets misgaat. Is dat een zware last?

VANDEPUT: Goh… (lange stilte). Nu ga ik daar vannacht nog wakker van liggen… (stilte) Als minister bekijk je zo’n operatie van een zekere afstand, maar we hebben vooraf natuurlijk een inschatting gemaakt van de risico’s. De meeste Belgische piloten in Irak vliegen op vijf kilometer hoogte, en de IS beschikt vandaag niet over raketten met zulk bereik. We zijn dus redelijk veilig, maar er kan altijd iets fout gaan. Natuurlijk zou ik niet graag meemaken dat een militair in een body bag terugkeert.

De Belgische militairen blijven nog tot in juni in Irak. Is het mogelijk dat hun opdracht wordt verlengd?

VANDEPUT: De Internationale Coalitie onderscheidt vier fasen in de strijd tegen de IS. Eén: de opmars van de IS stoppen. Twee: terrein terugwinnen. Drie: de IS verslaan. Vier: een stabiele regering installeren. Ik denk dat we nu misschien aan het eind van fase één zitten. Het is mogelijk dat we onze aanwezigheid verlengen, maar we moeten het wel kunnen volhouden. Misschien zetten we een toerbeurt op met een ander land. Laten we afwachten hoe de situatie op het terrein evolueert.

Hoe kijkt u terug op uw eigen legerdienst?

VANDEPUT: Voor mij was dat een boeiende tijd. Ik was onderofficier Medisch Transport bij de eerste medische compagnie in Leopoldsburg. Ik had 53 ambulances onder mijn hoede. Ik heb er mooie herinneringen aan. Er zijn veel mensen die me vandaag aanraden om de legerdienst weer in te voeren.

Lijkt u dat een goed idee?

VANDEPUT: Het zou me op slag beroemd maken, maar ik betwijfel of het een goede zaak zou zijn voor Defensie. Ik zou het wel niet slecht vinden om een of andere vorm van gemeenschapsdienst in te voeren. Op voorwaarde dat die voor iedereen geldt en behoorlijk betaald wordt.

U bent ook minister van Ambtenarenzaken. In uw beleidsnota staat dat u ‘een nieuwe toekomst voor de federale overheidsdiensten en hun personeel’ wilt uittekenen. Wat voor overheid hebt u voor ogen?

VANDEPUT: De overheid is er voor de burger en niet omgekeerd. De overheid moet dus aandacht hebben voor zijn klanten. Dat woord ‘klanten’ is voor sommigen al een discussiepunt. De PS wil niet horen van clients, maar van utilisateurs, gebruikers. Voor mij ook goed, maar toch: ik denk dat bijvoorbeeld de NMBS zijn reizigers beter als klanten had beschouwd dan als gebruikers. Soit, ik wil dus een klantvriendelijke overheid waarbinnen de ambtenaren gewaardeerd worden.

Al zullen ze met minder zijn.

VANDEPUT: Dat is zo. Door de zesde staatshervorming verhuizen een heel aantal federale ambtenaren naar de regio’s, maar we weten nog steeds niet precies hoeveel. Er is nog een tweede element: we moeten het met tien procent minder personeelskredieten doen. Tegelijkertijd vragen we een hogere kwaliteit van de ambtenaren, die we dan ook beter zullen moeten betalen. Als je dat allemaal optelt, is het duidelijk: het zal met minder ambtenaren moeten gebeuren.

Met hoeveel minder?

VANDEPUT: Ik heb geen streefcijfer, laten we kijken wat kan. Ik ga nu ook niets zeggen waarmee ik de vakbonden tegen me in het harnas jaag. Wat bereik ik daar mee? Drie dagen kom ik dan in alle journaals en sta ik op de voorpagina’s, maar uiteindelijk is er geen resultaat. Ik ga niet voor een groot plan-Vandeput, ik ga voor het resultaat-Vandeput: een moderne overheid met trotste ambtenaren. En dat wil ik op een pragmatische manier bereiken, stapje voor stapje in de juiste richting.

U wilt de overheid meer als een privébedrijf laten werken?

VANDEPUT: Onze overheid biedt vandaag niet altijd een klantvriendelijke, performante dienstverlening. Er loopt veel stroef, er zijn te veel regels, te veel paperassen. We zitten vast aan statuten en loonschalen en kunnen daardoor soms niet de juiste mensen aantrekken. Ook ambtenaren zouden loon naar werk moeten krijgen. Al besef ik dat dit nu nog te hoog gegrepen is. Maar elke stap vooruit is welkom.

U bent wel erg voorzichtig. Bang voor de ambtenarenvakbonden?

VANDEPUT: Laten we zeggen dat die uitgaan van hun verworvenheden en die graag willen behouden. Ach, iedereen wil verandering, maar niemand wil veranderen.

Privébedrijven moeten minstens drie procent schoolverlaters aannemen. De overheidsinstellingen falen schromelijk wat dat betreft. Gaat u daar iets aan doen?

VANDEPUT: Als de wet ons daartoe verplicht, zullen we daaraan voldoen, maar ik hou niet van quota. Ik weet dat het gewerkt heeft om meer gendergelijkheid te krijgen, maar over het algemeen werken quota remmend. Quota maken het moelijker om de juiste mensen aan te trekken. Ik geloof meer in streefcijfers, die werken motiverend. En bij de evaluatie van de verantwoordelijke van een dienst kun je dan kijken of hij dat streefcijfer heeft gehaald, en hem daarvoor belonen.

Heeft de overheid als werkgever geen voorbeeldfunctie?

VANDEPUT: Dat zal wel zeker, maar… (pauzeert). Ik sprak ooit met een voormalige topman van de NMBS. Hij zei dat ’tewerkstelling’ een van zijn belangrijkste doelstellingen was. Ik denk niet dat dit an sich een doelstelling voor de NMBS moet zijn. De NMBS moet wel haar reizigers stipt, veilig en klantvriendelijk vervoeren. Dat geldt ook voor de overheid: we zijn er niet zozeer om mensen werk te geven, we moeten in de eerste plaats zorgen voor goede dienstverlening aan onze klanten – of gebruikers, als men dat liever hoort. Daarvoor moeten we wel de juiste mensen kunnen aantrekken. En als het even kan, moeten we bij die aanwervingen oog hebben voor zwakkere groepen in onze samenleving.

U wilt het aantal federale overheidsdiensten verminderen. Er zullen dus ook bij de politiek benoemde topambtenaren banen sneuvelen?

VANDEPUT: Als je de federale overheid wilt herstructureren, loop je over dun ijs. En als je de politieke benoemingen wilt verminderen, loop je over héél dun ijs.

Waarom schaffen we die politieke benoemingen niet gewoon af?

VANDEPUT: Zo werkt het nu eenmaal in België.

En u berust daarin?

VANDEPUT: Ik berust daar niet in. Als het van mij alleen afhing, zou ik steeds gaan voor de beste man op de juiste plaats. Maar het hangt dus niet alleen van mij af. Bovendien is het in ons systeem ingebakken. Je kunt dat niet van vandaag op morgen veranderen.

De N-VA ging voor verandering, maar u past zich aan de logica van het land aan?

VANDEPUT: Dat hebben we voor een stuk gedaan door in een federale regering te stappen. Ik ben een republikein, maar dat belet niet dat ik samen met de koning het defilé zal aanschouwen. Het hoort bij de job. Ach, ik ben geen symbolenman, al kan ik wel een echte Vlaamse leeuw van een minder echte onderscheiden.

U bent de enige Limburger in de federale regering. U moet die provincie verdedigen?

VANDEPUT: Ik zal niet verhullen dat als ik twee gelijkwaardige dossiers moet beoordelen, het dossier uit Limburg wat meer aandacht zal krijgen. Als ik straks zware beslissingen moet nemen over het sluiten van kazernes, zal ik langer twijfelen als die liggen in de provincie waar ik verkozen ben, dat lijkt me logisch. Ik kom er rustig voor uit: ik ben Hasselaar, Limburger, Vlaming, Europeaan en wereldburger.

U vergeet ‘Belg’.

VANDEPUT: Dat zult u wel begrijpen. Anders krijg ik problemen met mijn achterban.

DOOR EWALD PIRONET EN JEROEN ZUALLAERT, FOTO’S JEF BOES

‘Ik ben geen symbolenman, al kan ik wel een echte Vlaamse leeuw van een minder echte onderscheiden.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content