Op een golvend parcours in en rond de historische binnenstad van Salzburg verdedigt Tom Boonen zondag zijn wereldtitel. Manager Patrick Lefevere over het seizoen van de Kempenaar en de dopingstormen die de wielersport teisteren.
Patrick Lefevere heeft een on-Vlaamse eigenschap: hij is niet snel op zijn tenen getrapt. De manager van Quick Step incasseert gemakkelijk maar als het moet, bijt hij even hard terug. Lefevere is een terriër. ‘Ik zeg altijd wat ik denk, ik lieg nooit’, zegt hij met overtuiging. Tact en diplomatie waren nooit aan hem besteed.
Met dubbele gevoelens kijkt Patrick Lefevere op dit wielerjaar terug. Hij zag dat de regenboogtrui van Tom Boonen schitterde, maar werd als voorzitter van de internationale vereniging van ProTourploegen (AIGCP) voor en na de Ronde van Frankrijk nog maar eens geconfronteerd met dopingschandalen. Lefevere probeert zich daarin als een witte ridder op te werpen, een voorvechter van een zuivere en aan strenge ethische codes gebonden sport. Maar sommigen noemen hem een hypocriet, omdat hij eerder ongegeneerd met vermoedelijke of echte dopingzondaars als Johan Museeuw en Richard Virenque werkte. Lefevere verdedigt zich fel tegen die aantijgingen. In afwachting van nieuwe maatregelen om de strijd tegen doping aan te binden, hoopt hij zondag sportief te genieten: als Tom Boonen in Salzburg nog maar eens voor een stunt zorgt.
PATRICK LEFEVERE: Eigenlijk kwam die wereldtitel voor Tom Boonen te vroeg. Je wordt van de ene receptie naar de andere gesleept, je kunt veel van die uitnodigingen en huldigingen niet laten liggen, je weet dat je voor een heel zware winter staat. Ik heb dat in 1996 met Johan Museeuw meegemaakt. Op een gegeven moment komt er in het seizoen een periode dat de frisheid weg is. Dat was bij Tom niet anders. Hij begon heel sterk, meteen al die ritzeges in de Ronde van Qatar, dan de overwinningen in Harelbeke en de Ronde van Vlaanderen. Vervolgens komt hij net iets te kort in Parijs-Roubaix, is er nog een demonstratie in Schoten, maar tijdens de Ronde van Frankrijk was het een heel stuk minder. Hij heeft wel vier dagen de gele trui gedragen, maar de mensen gaan steeds meer van hem verwachten. Toen ik de journalisten na een nederlaag van Tom aan onze bus zag staan, dacht ik altijd: wie is er hier dood? ‘Hoe kan het dat hij nu weer heeft verloren?’ vroegen ze dan.
Maar in de spurt was hij vroeger haast ongenaakbaar.
LEFEVERE: Je moet op zulke momenten niet naar excuses zoeken. We waren als ploeg niet goed genoeg, en Gert Steegmans reed als locomotief voor Robbie McEwen vijf kilometer rapper dan de anderen. Ik wist wat Steegmans kon, ik had hem al voor de Tour benaderd om bij ons te komen. Mijn intuïtie laat me zelden in de steek. Boonen is dit jaar enorm gegroeid, atletisch en als leider van de ploeg. Maar hij neemt zijn ploegmaats voortdurend in bescherming, en daarmee ga ik niet altijd akkoord. Als iemand niet goed is, moet je dat ook kunnen zeggen.
Boonen zelf was ook niet goed.
LEFEVERE: Toen hij opgaf, was hij helemaal leeg. Ik heb hem naar de luchthaven gevoerd en hij vroeg: ‘Wat moet ik nu morgen doen? Hoe moet ik nu mijn tijd vullen?’ Hij heeft het heel moeilijk om zich te ontspannen. Hij kan niet eens een dagje naar de zee of naar de dierentuin gaan, want dan wordt hij meteen aangeklampt en moet hij honderd keer vertellen waarom hij heeft opgegeven. En naar zijn appartement in Monaco kon hij toen ook niet, daar logeerden vrienden van hem.
Kan hij als renner nog verder evolueren?
LEFEVERE: Hij zal nog sterker worden. Hij is een echte atleet. Hij wordt ook steeds populairder. En meer en meer renners komen hem vragen of ze volgend jaar bij ons in de ploeg mogen. Tom durft dan niet ‘nee’ te zeggen. Terwijl hij aan mij wel vertelt wie hij wil en wie niet. Ik heb hem al aangeraden om alles op mij af te schuiven. Hij moet die sollicitanten wijsmaken dat er met Lefevere niet te werken valt, dat hijzelf niets te zeggen heeft en dat ik de ploeg dictatoriaal leid. Maar daar heeft hij het dus moeilijk mee. Hij redeneert wellicht: als je tegen een renner zegt dat je niet geïnteresseerd bent, rijdt die misschien als eerste het gat dicht als je demarreert.
Peter Van Petegem paste wel in het plaatje.
LEFEVERE: Absoluut. Ik ben bij Van Petegem thuis geweest om te luisteren naar wat zijn ambities waren. Ik heb hem ook gevraagd of hij wist dat er bij ons in de ploeg een andere lijn was dan bij Lotto-Davitamon, dat er bij ons vooraan wordt gekoerst en niet achteraan. En dat hij niet moest denken om te komen uitbollen. Daar heeft hij heel correct op geantwoord. Wij hebben heel goede renners, maar ze kunnen niet allemaal een finale rijden. Van Petegem kan dat wel. Volgens zijn criticasters staat hij er maar in drie koersen per jaar, maar als hij in een van die drie Tom aan de overwinning kan helpen, is zijn contract vervuld. En misschien komt er een moment dat Van Petegem zelf profiteert van de aanwezigheid van Boonen. Al is het de bedoeling dat het omgekeerde gebeurt.
Kan Boonen zondag het selectieve WK-parcours van Salzburg aan?
LEFEVERE: Volgens mij wel, ik hoor dat de omloop niet extreem zwaar is. Maar de omstandigheden zullen anders zijn dan vorig jaar in Madrid. Toen moesten de Belgen tot voor de laatste ronde geen trap te veel geven. Het volstond in een ontsnapping een mannetje mee te sturen en af te wachten. Nu zullen ze de koers meer moeten dragen.
Het is voor jou een bewogen jaar geweest met dubbele gevoelens: eerst de successen met Boonen, dan de dopingaffaire waarin je als voorzitter van de Pro Tourploegen stelling moest innemen.
LEFEVERE: Ik denk dat we dat voor de start van de Ronde van Frankrijk op een heel kordate manier hebben gedaan. Door meteen renners als Ivan Basso en Jan Ullrich naar huis te sturen. Maar dan kwam de affaire-Floyd Landis, en dat was de nekslag. Op een moment dat het enthousiasme was teruggekeerd, dat iedereen zich weer met de wielersport verzoende. Ik vond het verschrikkelijk.
Was je verrast dat Landis positief werd bevonden?
LEFEVERE: Toch wel. Ook al was ik niet wild van wat hij deed. Ik had al voor de Tour vragen gesteld over Phonak. Maar Phonak, dat was John Lelangue, die had bij de organisatie van de Tour gewerkt en was naar de ploeg gegaan om het imago op te smukken. Terwijl er toch veel problemen geweest zijn, de laatste twee jaar, zelfs sinds John er was. Kun je dan zeggen: ‘ Ich habe es nicht gewusst’? Hij beweert van wel, maar ik heb aan Christian Prudhomme, de directeur van de Tour, gevraagd: ‘Jullie halen er Libertys uit, de ploeg van Manolo Saiz, maar wat gaan jullie doen met Phonak?’ Ze weren op de valreep zelf twee renners, Santiago Botero en Jose Enrique Gutierrez, uit hun Tourploeg, in het begin van het jaar was een van hun renners positief op testosteron. En net vóór de Ronde van Zwitserland nemen twee van hun ploegdokters ontslag. Stellen die mensen zich dan geen vragen?
Jijzelf houdt wel Johan Museeuw in de ploeg en neemt Richard Virenque terug? Is dat geen tegenspraak?
LEFEVERE: Nee, want sinds 1 januari 2005 geldt de ethische code van de ProTour. Toen werd de kilometerteller op nul gezet. Alle zaken die daarvoor zijn uitgesproken tellen niet mee. We hebben aan die ethische code zeven maanden gewerkt, alle ploegen stonden erachter, en iedereen houdt zich eraan.
In het huidige klimaat zou je Museeuw hebben ontslagen?
LEFEVERE: Ik zou niet anders kunnen. Ook al is Museeuw bij mijn weten geschorst op vermoedens, zijn proces moet nog komen. Je bent verplicht keihard op te treden, het blazoen van de wielersport is te fel besmeurd. Ook al beseffen sommige mensen niet dat ik die uitspraken doe als voorzitter van de ProTourploegen en niet als Patrick Lefevere. Ik kreeg Floyd Landis aan de telefoon, die van zijn oren maakte omdat ik dingen had verklaard die volgens hem niet konden. Ik heb hem gezegd: ‘Ik praat als voorzitter van de ProTourploegen, en ik weet hoeveel schade jij de wielersport hebt toegebracht.’
Toen brieste Landis dat ze allemaal pakken, ook renners van mijn ploeg. Ik zei: ‘Zeg me dan wie, dan hoef ik ze niet meer te zoeken.’ Uiteindelijk voelde hij dat hij aan het overdrijven was, en dat het er voor hem ver op zat. Toen vroeg hij wat hij nog kon doen? Ik heb gezegd: ‘Alle renners samenroepen, en hen overtuigen dat ze met die hele boel moeten stoppen.’
Als iedereen correct blijft, zullen de waardeverhoudingen niet veranderen. En zal er ook geen plaats meer zijn voor loze verdachtmakingen, zoals nu weer van Jean-Marie Dedecker. Dat hij namen noemt en bewijzen geeft, of zwijgt. We zullen met Tom Boonen juridische stappen ondernemen. Iedere renner die bij ons komt, wordt doorgelicht. Wij doen aan preventie. We hebben bijvoorbeeld met Francisco Mancebo gepraat. Die vertelde dat hij naar dokter Eufemiano Fuentes ging, en dat hij dat wilde blijven doen. In dat geval waren we niet meer in hem geïnteresseerd.
Vorig jaar heeft Michael Rogers ons gevraagd of hij bij dokter Michele Ferrari mocht gaan, omdat Lance Armstrong hem de beste vond. Ik heb dat geweigerd, ik vond dat een belediging voor onze drie dokters. Bij T-Mobile mocht Rogers wél naar Ferrari gaan, al schijnen ze daar ondertussen van teruggekomen te zijn. Ik vind dat alle ploegen op dezelfde manier zouden moeten denken. Je moet geen publiciteit willen met een renner van wie je weet dat hij met vuur speelt. En er moet veel opener met elkaar over renners worden gesproken. Zo van: ‘Is die of die wel te vertrouwen?’
Hoe kun je tot openheid komen als bij elk dopinggeval de hypocrisie overheerst?
LEFEVERE: We zijn er niet zo ver meer vanaf, maar iedereen mag zich verdedigen. Het probleem is dat als CSC-ploegleider Bjarne Riis zegt dat hij niet wist wat Basso deed, niemand hem gelooft. Net zoals ze ook niet geloofden dat ik in het geval van Museeuw van niets wist.
Het is wel heel onwaarschijnlijk dat Riis, die een nauwe band met zijn renners heeft, niet weet waarmee Basso bezig is.
LEFEVERE: Vorig jaar op het WK in Madrid heeft hij nog op een vergadering van ploegleiders beweerd dat er in zijn ploeg niets gebeurde zonder dat hij op de hoogte was. Hij roept zelf in de pers dat geen enkele manager zo veel met zijn renners bezig is als hij. Hij kocht zelfs een huis op een paar kilometer van dat van Basso. Daar wordt hij nu natuurlijk op afgerekend.
Maar wie ben ik om Riis níét te geloven? Misschien dacht hij: zet ik het werk van zestig families op de helling voor één renner? Als hij het wél wist, is dat natuurlijk heel erg. Maar hij was in ieder geval heel aangeslagen in de Tour, en hij heeft nu in Denemarken een dopingspecialist aangeworven om zijn renners te controleren.
Ik voel dat de wil er is om iets aan de dopingkwaal te doen. Al moet ik wel zeggen: hoe zuidelijker je gaat – Spanje, Italië – hoe meer er aan de hand is. Spanje staat aan de kop, ik hoorde daar vorig jaar in de Vuelta al verhalen over, ik heb de UCI (de Internationale wielerunie, nvdr) toen gewaarschuwd. Op een gegeven moment heb ik gezegd: ‘We gaan de renners zelf moeten pakken. We zullen privédetectives moeten inhuren om te doen wat wij, het gerecht, en de UCI niet kunnen.’ Manolo Saiz zat daarbij en knikte. En vervolgens hoor je dat hij zelf bezig is. Onvoorstelbaar.
De wielersport kan zichzelf niet zuiveren.
LEFEVERE: Volgens mij juist wel, ik ben wat dat betreft zeer optimistisch. We gaan naar een wielersport waarin een renner verklikt zal worden door zijn collega’s, waarin degenen die pakken uitgesloten zullen worden. Iedereen wordt het kotsbeu. Zeker de jonge generatie. Trouwens, we hebben een nieuw voorstel uitgewerkt, er zullen onaangekondigde controles komen, uitgevoerd door een bedrijfsarts die erkend is door alle ProTourploegen.
Als je de fenomenale Giro van Ivan Basso zag, had je daar dan vragen bij?
LEFEVERE: Je hoort natuurlijk soms wat waaien. Je ziet hem in de Ronde van Italië bij wijze van spreken zonder ademen van Gilberto Simoni wegrijden. Dan denk je: er is Basso, er is Guttierez, en dan zijn er de echte renners, die een keer een goeie en een slechte dag doormaken.
Had je hetzelfde gevoel met Jan Ullrich?
LEFEVERE: Ik ben nooit voor Ullrich geweest. Wegens zijn gebrek aan professionalisme. Ullrich is voor de wielersport een slecht voorbeeld. En dan iemand als Rudy Pevenage die rond hem fladderde, iedereen wist wat er aan de hand was. Als je een coureur zo gaat opvrijen, als de andere renners je niet interesseren, als je komt tot een ploeg in een ploeg, dan zit er iets achter. Een renner met een clan rond zich, terroriseert een ploeg. Ik zou zoiets nooit aanvaarden.
Een opmerkelijke vaststelling is dat er van de Tourwinnaars sinds 1960 slechts drie nooit in verband werden gebracht met doping: Lucien Van Impe, Bernard Hinault en Greg LeMond.
LEFEVERE: Daarom nemen wij geen ronderenners. We beseffen het gevaar.
Grijpen eendagsrenners niet even gemakkelijk naar doping?
LEFEVERE: Voor een eendagskoers hoef je je niet te doperen. Het gaat maar om één wedstrijd.
Het gaat ook om periodes: de Ronde van Vlaanderen, Gent-Wevelgem en Parijs-Roubaix vallen in dezelfde week.
LEFEVERE: In een ronde moet je drie weken goed zijn. Je denkt dat de concurrentie iets neemt, en je komt in een spiraal terecht. En vooral: er is die verschrikkelijke angst voor die slechte dag, de klop van de hamer.
Geeft de wielersport je in dat vertroebelde klimaat eigenlijk nog voldoening?
LEFEVERE: Het is soms moeilijk. Zeker omdat ik als voorzitter van de AIGCP niet altijd kan zeggen wat ik denk. Ik zou veel sneller willen gaan, maar ik vervul een politieke rol. Het is over eieren lopen, twee stappen vooruitzetten, één achteruit. Terwijl ik liever een beleid zou voeren zoals in mijn eigen bedrijf: transparant, kort en krachtig. Het neemt niet weg dat we al heel ver staan. Al zullen er altijd renners zijn die bereid zijn risico’s te nemen om kampioen te worden.
Zoals Basso en Landis.
LEFEVERE: Ze hebben van het succes geproefd, en kunnen het niet meer loslaten. Ze voelen zich ongenaakbaar, tot blijkt dat ze toch iets over het hoofd hebben gezien. Het is zoals de perfecte moord: die komt ook alleen uit door een detail. Ik moet eerlijk bekennen dat ik van de recente dopingzaken een paar dagen in de touwen heb gelegen. Omdat je weet dat het weer zal beginnen, dat eeuwige gevecht om mensen duidelijk te maken dat niet iedereen doping neemt. Je steekt daar veel energie in, maar je merkt vaak: ze geloven je niet.
DOOR JACQUES SYS