DOOR FRANS VERLEYEN
Er is niets gebeurd. CVP-voorzitter Marc Van Peel kondigt een periode van positief denken af, tegen de kankeraars die met hun gezeur en hun collectieve hysterie bijna een crisis van het regime wisten uit te lokken. Tegen de pers die er een eigen soort rechtspraak op nahoudt. Ook SP-boegbeeld Norbert De Batselier, herkozen voorzitter van het Vlaams parlement, wil weer wat zon zien schijnen. Het beraad over de gezondmaking van de politieke gebruiken mislukte grotendeels, gaf hij zelf toe. Maar dat mag de sfeer niet blijven vergiftigen.
De intellectuelen, de schrijvers en waarnemers doen nu op algemeen verzoek aan zelfkritiek. Zijn ze tijdens het Dutroux-tijdperk niet te gretig, te haastig en te schandaalgericht geweest in het aanwijzen van schuldigen bij de falende overheid ? Hebben ze iemand als Jean-Michel Nihoul niet te vroeg en zonder hard bewijs veroordeeld ? Zagen ze geen spoken in het perverse universum van de kindermoordenaars ? Wat rest er nog van dertien maanden wit tumult ?
En ja, de ouders zijn met hun nare klachten uit het beeld verdwenen of zonder meer in een kwaad daglicht beland. Kleine geldruzies onder elkaar, een paar gefnuikte ambities, telefoontjes met de procureur heimelijk op een geluidsbandje gezet. Weg ermee. In hun plaats is nu een half-officiële organisatie gekomen, geleid door een manager en een vertrouweling van het Hof. Geen mens neemt voor zoiets nog een ballon ter hand, laat staan dat hij ervoor op straat komt.
De parlementaire commissie rond Marc Verwilghen is, na het historische applaus waarmee haar rapport eenstemmig werd goedgekeurd, zo goed als uitgeschakeld. Daar heeft mevrouw Liekendael van het spaghetti-arrest slim en vlijtig aan meegewerkt. Melchior Wathelet mag vanwege de Belgische regering Europees rechter blijven. De grote Di Rupo- en andere verhalen die door het gerecht zelf de wereld werden ingestuurd, zijn loos gebleken. De auteur ervan, commissaris Georges Marnette, aast straffeloos op promotie. Met de onderzoekers in Neufchâteau mag stilaan wat gelachen worden. In Brussel zet procureur Dejemeppe opnieuw zijn schaakstukken uit, beschermd en bewonderd door zijn professionele vriendenkring. Justitieminister Stefaan De Clerck kijkt dromerig in de verte.
Het taaie geduld van ?het systeem? heeft zichzelf beloond. Alles ligt weer in de goede plooi. Het is nu de pers die zich zogezegd moet schamen. Toch zou ze dat beter niet meteen doen. Ze heeft wel degelijk de waarheid geroken. Haar probleem is alleen : de reële, menselijke werkelijkheid is helemaal anders dan de juridische. Een waarheid die door de overheid via talrijke papieren methodes wordt onderzocht, beoordeeld en in een fles vol conclusies gestopt, is op het eind vaak onherkenbaar geworden.
De vraag naar de verhouding tussen staatsgezag en waarheid is uitermate interessant. Burgers beseffen zelden in welke mate dat gezag hun hoedanigheden als mens bepaalt. Om te beginnen, zijn ze in ons land omringd door 36.000 politiemensen en 11.000 leden van het gerechtelijk ambt. Een alomtegenwoordige massa volk. Dikwijls is de gewone wijkagent de eerste rechter, in zakformaat. Hij beslist of hij iemand al dan niet om zijn papieren vraagt, of hij hem ja dan nee meeneemt naar het bureau, of hij een bekeuring en dus een boete meegeeft. Hogerop worden minnelijke schikkingen getroffen, strafbladen geopend, vonnissen uitgesproken.
Dat alles kan leiden tot de uitoefening van geweld in de gedaante van vrijheidsberoving. Alleen de staat heeft daar het recht toe, het monopolie. Tot enkele jaren geleden mocht hij vrij willekeurig mannen in het keurslijf van de militaire dienst stoppen, hen een jaar of meer van hun leven ontnemen en tot een vorm van slavernij dwingen. Wie ging lopen, werd als deserteur opgejaagd. Het is de staat die beslist of iemand zijn toestand van vrijheid, onschuld en achtbaarheid mag behouden, respectievelijk kwijtspeelt. Voor de onvermijdelijke vergissingen bij die beoordeling hoeft het gerechtelijke gezag vrijwel geen rekenschap af te leggen : het mag zelf uitmaken of er fouten gemaakt zijn.
De staat regelt niet alleen het juridische waarheidsgehalte in de levensloop van zijn inwoners. Hij boetseert ook hun culturele en intellectuele gedaante (onderwijs, erkenning van diploma’s of beroepen, subsidieverlening) en zelfs hun sociaal profiel. Voor of na gedane arbeid begrenst hij de inkomens (loonnormen, fiscaliteit) en kan hij een persoon bestempelen als ziek of arm en dus hulpgerechtigd of als gezond en rijk genoeg om voor zichzelf te zorgen.
SCHRIJVEN MET DE PEN
Met andere woorden : het verhaal van ieders leven wordt lang niet uitsluitend door die man of vrouw zelf verteld. De staat schrijft er druk aan mee, met vele soorten inkt. Maar is hij die bevoegdheid wel waard ? De democratie werd ons aangeleerd als een door de eeuwen gerijpte methode die moet verhinderen dat sommige maatschappelijke tenoren met te veel vulpennen tegelijk op zak lopen. Zij moet de macht spreiden, zichtbaar en controleerbaar, over zoveel mogelijk hiërarchen in de samenleving. De staat mag nooit een spin in het web worden. Hij is per definitie een bijenkorf vol samenwerkend gezoem.
De intellectuelen en de pers hebben zich niet vergist in hun vaststelling dat de verhakkelde Belgische democratie een leugen is geworden, dat haar talloze bedienaars de waarheid niet meer beschermen. Voor buitenlanders is, sociologisch vastgesteld en over de hele wereld gepubliceerd, de corruptie ons meest herkenbaar nationaal merkteken geworden. Het is iedere landgenoot toegestaan onder die reputatie te lijden, er bang voor te zijn en desnoods van weg te vluchten. Zich ertegen verzetten, is nog beter. De heer Van Peel moet zijn woorden terugtrekken.