‘We mogen dat zo niet noemen, maar ze zijn het wel. Pushbacks. Het feit is: ze werken.’ De zaal knikt goedkeurend. Met Theo Toert trekt staatssecretaris voor Asiel en Migratie langs culturele centra en aula’s om zijn beleid uit te leggen. Aan al wie het wil horen, maar toch vooral aan de eigen achterban. ‘Beste meneer Francken, ik ben een bange, blanke man.’ Francken: ‘Uw frustratie is groot, de mijne is groter. Ik ben er elke dag mee bezig.’
Mensen zijn bezorgd.’ Op de achterbank van zijn dienstwagen draait Francken de dop van een fles Bru en neemt een slok. ‘Mensen hebben zo veel vragen. Je hebt geen idee hoeveel mails ik binnenkrijg. Boze mails, bezorgde mails, vriendelijke, onvriendelijke, maar vooral: ongeruste.’ Hij legt zijn das goed, kijkt door het raampje naar het voorbijglijdende landschap, de glooiende heuvels tussen Lubbeek en Geel. Hij citeert een kleine bloemlezing uit zijn hoofd. ‘Zo veel mannen, alleenstaande mannen, allemaal uit IS-gebied. Waar zijn we mee bezig? Het zijn allemaal moslims, gaat onze beschaving er niet aan? Is het Avondland in gevaar? Moeten die hier blijven? Kunnen we die niet terugsturen? Zullen ze onze vrouwen respecteren en met rust laten?’ Hij kijkt me aan. ‘Je kent dat toch? Dat zijn de zaken die mensen zich afvragen. Het is misschien niet politiek correct, maar mensen zijn daar niet mee bezig, met politiek correct. Ik hoor het vaak genoeg aan de volkstoog in Lubbeek. ‘Allez, Francken, kunnen we die niet op een C130 zetten en terugsturen?’ Nee, dat kunnen we niet en dat willen we niet. Of toch niet allemaal. Door te gaan spreken, toon ik aan dat ik hen begrijp, dat hun bezorgdheid mijn bezorgdheid is, dat wij voldoende beseffen waarom ze op ons gestemd hebben, maar ook dat we weten waar we mee bezig zijn.’
U wilt vooral de rechterflank afdekken?
THEO FRANCKEN: Rechterflank, rechterflank. Vergis je niet: dat is tachtig procent van de publieke opinie. Ik heb nog voldoende voeling met de mensen om te weten wat er leeft. Trouwens, als je links bent, wil je toch ook weten of die screening goed gebeurt? Onze verdienste is – of je daar nu blij mee bent of niet – dat we extreemrechts klein hebben gekregen. Ik zou het spijtig vinden mochten ze opnieuw groot worden onder ons bestuur.
‘Is het hier?’ Hij buigt zich voorover, tuurt tussen de strepen die de regendruppels trokken naar de gebouwen en huizen waar we stapvoets langsrijden. ‘Waar staan de banners? Er moeten toch banners zijn? Ah, daar zie ik iets.’ Tegen Walter, de chauffeur: ‘Zet me hier maar af.’ Tegen mij: ‘Ik weet niet of er veel volk zal zijn, maar het is een N-VA-bestuur. Dat is een thuismatch. Vorige week in Leuven was het publiek kritischer. Dat had ik wel verwacht. Leuven is links. Er zaten veel studenten in de zaal. Die kunnen nog kritisch zijn, die hebben niet al jaren belastingen betaalt.’ Hij grijnst, duwt het portier open en stapt uit. Aan de ingang krijgt hij een headset aangereikt. Hoe het met het volk zit, wil hij weten. De helft tot drie vierde vol, luidt het antwoord. Hij knikt en loopt naar de zaal. ‘De cola staat klaar’, roept men nog snel na. Hij stapt op het podium, prutst wat aan de micro en neemt een slok cola. Theo Toert staat in gele letters op een A4’tje dat op de spreekstoel is geprikt.
‘Goedenavond mensen.’
Hij is een kwartier te laat, maar nauwelijks iemand die hem dat kwalijk neemt.
De zaal kucht en roezemoest instemmend. Iemand applaudisseert voorzichtig. ‘Theo! Theo!’ klinkt het ergens achterin de zaal. Het is een ingehouden aanmoediging. In Vlaanderen roept men niet te snel. Zelfs niet als men boos, bang of ongerust is. Men wacht af. Op het scherm verschijnen de foto’s van Francken, Jan Jambon, Steven Vandeput en Bart De Wever. ‘De vier Daltons’, gniffelt Francken en de zaal gniffelt welwillend met hem mee. ‘Ik zie er de ironie van in’, zegt Francken. ‘De drie meest rechtse ministers in de regering sinds jaren managen de asielcrisis het beste.’ Hij gaat in op radicalisering, op haatpredikers en neemt van daar de overstap naar de vluchtelingenstroom die ‘Europa de laatste maanden overspoeld heeft’. Drie oorzaken ziet hij. De oorlog in Syrië die zijn vijfde jaar ingaat. ‘Mensen zijn moedeloos en moe. Pas op, ik begrijp dat, ik zou ook vertrekken, zeker als de Duitse bondskanselier plots ‘Wir schaffen das’ roept’. De droogte in de Sahel. ‘Je kunt dat linken aan klimaatopwarming, maar verwoestijning is een feit.’ En de chaos in Libië. ‘Neem het van mij aan: er zitten er nog honderdduizenden te wachten om in een bootje te stappen. We zijn er nog niet vanaf. Het is nog niet voorbij. Maar één ding is zeker: al zullen we waarschijnlijk geen schoonheidsprijs krijgen voor de deal met Turkije, hij werkt wel.’ Zijn statistieken bewijzen het: de asielaanvragen zijn gekelderd in vergelijking met de piek in september. Van bijna zesduizend toen naar een kleine vijftienhonderd nu. ‘Pushbacks werken. Je mag dat zo niet noemen. Het zijn immediate returns, maar laten we eerlijk zijn: dat zijn pushbacks.’
Dat mensenrechtenorganisaties en zelfs het parlement van de Europese Raad minder opgetogen zijn over inhoud en gevolgen van die deal, had ik hem onderweg gevraagd. Ook zij maken zich zorgen, niet over de hoeveelheid vluchtelingen die Europa bereikt, maar over zij die in de kampen in Turkije wonen. Ze kunnen er geen asiel aanvragen, kinderen gaan er nauwelijks naar school en werken er illegaal in sweatshops. Volwassenen mogen er niet eens officieel werken.
‘Nu wel’, had Francken gereageerd. ‘Dat was een deel van de deal. De Turkse wet is aangepast. Alleen stellen we vast dat Syriërs niet massaal arbeidskaarten aanvragen. Ze zitten in het circuit van het zwartwerk en zijn blijkbaar niet bereid om dat op te geven. Ik begrijp dat niet. Nee, de deal is niet ideaal, verre van, maar ik heb nog geen andere werkbare oplossing gehoord. Niet van het clubje van Verhofstadt, niet van links. Ik zal het wel op mijn manier proberen aan te pakken.’
Er zijn berichten dat grenswachters in Turkije Syrische vluchtelingen onder vuur nemen.
FRANCKEN: Is dat zo? Is dat bevestigd?
Er zijn beelden van. Foto’s, verslagen.
FRANCKEN: Die heb ik niet gezien. Waarom hebben ze dat gedaan? Er zal toch wel een reden voor zijn? Ze gaan toch niet in het wilde weg beginnen te schieten op mensen?
Het waren vrouwen met kinderen. Gezinnen.
FRANCKEN: Ik weet niet waar die Turken mee bezig zijn. Ik heb er serieus mijn bedenkingen bij. Voor zover ik weet, zijn mensen in Turkije in veiligheid. Het land heeft de Conventie van Genève ondertekend en die Conventie zegt niet dat je naar een westers land moet gaan met brede jobkansen en een mooi sociaal vangnet. Als je nu beweert dat we al de 2,7 miljoen Syriërs die in Turkse kampen verblijven naar Europa moeten halen, dan denk ik dat we hier nog meer Hongaarse en Oostenrijkse scenario’s mogen verwachten. Dan gaan alle grenzen dicht, en komt er niet een nog binnen. Dan heb je geen Europa meer. Je moet goed weten welk spel je speelt. In Oostenrijk zijn er nog twee kandidaten voor de presidentsverkiezingen: een extreemrechtse en een groene zeventigplusser. Dat zijn twee extremen.
Het rapport van het parlement wijst er ook op dat het allemaal veel te traag gaat. Er zijn al mensen teruggestuurd naar Turkije, maar er is nog geen vliegtuig vanuit Turkije naar hier opgestegen.
FRANCKEN: We zijn volop aan het onderhandelen over de veiligheidsscreening. We willen weten wie er naar hier komt, dat is toch normaal? De afspraak is: één tegen één. Daar houden we ons aan. Ik weet niet hoe ze dat zullen organiseren. Ik heb er geen probleem mee om daaraan mee te werken. De Vlaming kan dat aan. Dat zijn toch vooral Syriërs en met Syriërs heeft niemand het hier moeilijk. Kijk, we oefenen druk uit. Tot nu hebben de Turken gedaan wat ze gezegd hebben. Met muizenstapjes, maar uiteindelijk plooien ze wel. Als Erdogan denkt dat hij zonder Europa kan, vergist hij zich.
De situatie in Griekenland is ook ronduit zorgwekkend. Het rapport schrijft dat kinderen en kwetsbare personen niet systematisch worden overgebracht van gesloten faciliteiten naar aangepaste verblijven. Mogen wij kinderen in Europa opsluiten?
FRANCKEN: De toestand in Griekenland is toch al verbeterd? Per week komen er hoogstens honderd nieuwe vluchtelingen bij.
In april waren het er toch 1700.
FRANCKEN: Wij hebben voor meer dan twintigduizend mensen medische kits geleverd. We hebben dekens opgestuurd, bedden, hoofdkussens. We proberen ze ginds te helpen. Vandaag is er nog iemand van Fedasil vertrokken. Maar dat zij in de penarie zitten, sorry, dat begrijp ik. Het kon ook niet blijven duren dat ze zo maar iedereen doorstuurden. Als de Grieken groen licht geven, staan wij trouwens klaar om de kleine duizend mensen te ontvangen die ons zijn toegewezen. Ik kan trouwens niet geloven dat Griekenland zo slecht bezig zou zijn. Ioannis Mouzalis, de Griekse minister van Migratie, is een van de oprichters van Artsen zonder Grenzen in dat land. Hij heeft meer jaren in een vluchtelingenkamp doorgebracht dan de gemiddelde ngo-medewerker en die zou de mensenrechten niet respecteren?
Mouzalis, dat is toch de man die?
FRANCKEN: (knikt) We hebben dat uitgepraat.
‘Mijn vriend’, noemt Francken op het podium in Geel de man die hem er na een informele top van de Europese migratieministers van beschuldigde dat hij mensen op zee wilde terugsturen en dat het hem niet kon schelen dat ze op die ene zeemijl tussen Turkije en Griekenland zouden verdrinken. ‘Zoiets zou ik nooit zeggen’, herhaalt hij met klem. De zaal grinnikt als ze de foto van de Griekse minister zien. ‘Ik heb begrip voor de man. Hij heeft het niet makkelijk. Onlangs heeft hij vijf weken in het ziekenhuis gelegen. Burn-out’, gaat Francken verder. ‘Hij heeft zich nadien ook uitgebreid verontschuldigd.’
Niet zonder trots en ook wel met een tikje leedvermaak doet hij het verhaal van Ioannis die hem op de volgende Europese top tot in de toiletten achtervolgde om zich handenwrijvend te excuseren. ‘Ik heb respect voor je, Theo, jij zegt tenminste wat je denkt. Maar zeg eens: wat vind jij dat we moeten doen?’ Francken werpt een blik in de zaal. ‘Toen de vergadering opnieuw begon, nam Ioannis het woord en zei precies wat ik hem even daarvoor had verteld. Dat we dat nog mogen meemaken. Een politicus van een extreemlinkse partij die onze standpunten verdedigt.’ Hij glimlacht breed. De zaal schatert. Het is een anekdote waarmee hij altijd scoort. ‘Volgende maand komt hij naar Lubbeek’, geeft hij nog mee. ‘Het asielcentrum bezoeken, kijken hoe wij het doen.’
Naast mij schuift een meisje van een jaar of twintig ongemakkelijk op haar stoel. In haar handen klemt ze een papiertje waarop ze woorden noteert en weer doorstreept. ‘Ik wil hem straks iets vragen’, zegt ze. ‘Maar ik weet niet of ik zal durven.’
‘Welke vraag?’
Ze aarzelt, staart naar haar afgekloven vingernagels.
‘Moeten die mensen echt naar onze huizen en appartementen verhuizen? Kunnen die niet in opvangcentra blijven wonen?’ De vraag, zegt ze, is uit haar leven gegrepen. Of toch uit het leven van iemand die ze via via kent. Mensen die een leven lang hard werkten om een appartement op de zeedijk van Nieuwpoort te kunnen kopen. Ze hoopten er een rustige oude dag door te brengen, maar nu woont er een Afghaans gezin boven hen. ‘Het lawaai is niet te harden’, fluistert ze. ‘Ermee praten lukt niet. Ze lachen hen gewoon uit. Nu willen die oude mensen verhuizen. Ze zijn bang in hun eigen huis. Dat kan toch niet?’
‘Ga je het hem vragen?’
‘Misschien. Misschien neem ik gewoon een selfie met hem.’
Ook daar hadden we het onderweg over gehad. Over de volgende crisis die zich aankondigt: huisvesting. De Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten (VVSG) heeft in een open brief aan de alarmbel getrokken, ook Vluchtelingenwerk Vlaanderen wees al geregeld op de moeizame zoektocht van mensen met papieren naar een geschikt huis. Zodra je erkend bent, heb je twee maanden om een huis te vinden. In de instelling blijven, zoals het meisje naast me zou willen, is bij wet verboden. ‘Wie erkend is, moet plaatsmaken’, stelt Francken. ‘In september heb ik besloten de uitzondering van drie maanden niet langer toe te staan. Ik ben bereid dat opnieuw te bekijken en dat op te rekken naar drie, vier maanden. Maar ergens moet het stoppen. Het is niet mijn bevoegdheid om ervoor te zorgen dat iedereen ook nog eens een woning heeft, maar om eerlijk te zijn: ik heb van al de mensen die staan te roepen nog geen werkbare oplossing gehoord. Het is altijd makkelijk om kritiek te geven.’
Heeft uw Vlaamse collega Liesbeth Homans niet veel te laat gereageerd?
FRANCKEN: Je kunt niet zomaar rechttrekken wat al jaren scheefgroeit.
Op Vlaams niveau regeert de N-VA ondertussen al twaalf jaar mee.
FRANCKEN: In het Frans zeggen ze: chaque jour suffit sa peine. Elke dag heeft zijn leed. Wel: ook chaque compétence suffit sa peine. We zitten met een historische achterstand. Ook – en daar moet je eerlijk in zijn – omdat je sociale woningen hebt verhuurd en verkocht aan mensen die nu al lang niet meer in die inkomenscategorie vallen. Het klopt dat vluchtelingen geen sociaal netwerk hebben. Maar wat wil je dat we doen? Erkende vluchtelingen voorrang verlenen? Hoe ga je dat uitleggen? Je moet uiterst voorzichtig zijn met voordelen uitdelen aan een categorie mensen die nog niets heeft bijgedragen aan onze sociale zekerheid. Dan ben je je draagvlak bij de bevolking kwijt. Terecht.
In de zaal staat een man recht. ‘Meneer Francken, ik dank u voor deze uiteenzetting. Laat ik mezelf even voorstellen: ik ben hem, die bange, blanke man. Als ik naar mijn kleinkinderen kijk, dan krimpt mijn hart in elkaar. Ik weet niet welke toekomst ze tegemoet gaan. Bart De Wever zal het misschien nog meemaken dat hij zijn Ring mag overkappen, maar het zal een bruine zijn die het afmaakt.’
‘Een bruine?’ vraag ik aan het meisje naast me. ‘Denkt hij dat Filip Dewinter de volgende burgemeester wordt?’
‘Hij bedoelt een vreemdeling’, antwoordt ze.
‘Ik zeg niet dat dat slecht is. Het baart me alleen zorgen. Wat rest ons nog? Wat gebeurt er met onze waarden? Maken we hier onze ondergang mee?’
Francken kijkt hem aan, knikt, neemt zijn tijd voor hij antwoordt. ‘We hebben prachtige waarden, we zijn het alleen verleerd om ervoor op te komen en ervoor te vechten. Vrijheid van meningsuiting, gelijkheid tussen man en vrouw, persvrijheid. Daarom is die nieuwkomersverklaring zo belangrijk: we laten mensen letterlijk onze waarden onderschrijven. Dat is geen vodje papier. Men zal dat naleven en we zullen dat controleren. Maar we mogen ook niet bang zijn voor moslims. Als Jan Jambon zegt dat er een probleem is met een significant deel van de moslims, dan heeft hij gelijk. Het overgrote deel van die mensen wil hetzelfde als u en ik. Zij zijn niet anders. En of je het nu wilt of niet: de islam is hier om te blijven.’
‘Ik dank u.’ Francken steekt zijn hand op, het publiek applaudisseert enthousiast en de burgemeester overhandigt hem nog een zak van Geel met lokale gadgets. Het meisje naast me bergt haar vraag op. ‘Hij doet dat goed’, zegt ze nog en sluit zich aan in de rij voor de selfie.
‘Meneer Francken, meneer Francken.’ Een zwaar gebouwde man met ravenzwart haar probeert vanachter in de rij zijn aandacht te trekken. Er bengelt een gouden kruisje rond zijn hals. ‘Dibo’, stelt hij zichzelf voor. Hij is een van de Syrische christenen die in juli 2015 in het geheim gered werden vanuit Aleppo. ‘Ik ben hem zo dankbaar’, zegt hij. ‘Hij heeft mijn leven gered.’
‘Het is een van de zaken waar ik het meest fier op ben’, had Francken tijdens zijn lezing gezegd. ‘De redding van deze mensen. Ook al werd me nadien religieus racisme verweten. 95 procent van de mensen die binnenkomen is moslim. Maar als we christenen redden, dan zijn we religieuze racisten. Die mensen worden ginder gewoon afgeslacht.’
In de auto op weg naar huis, gaan we erop door. Of niet alle Syriërs evenveel gevaar lopen, wil ik weten, en of er niet pas sprake is van migratiebeleid als ook de legale routes om naar België te komen deftig zijn uitgebouwd? Nu lijkt het een Russische roulette met mensenlevens waar enkel de mensensmokkelaars rijker van worden.
‘Het is mogelijk om legaal naar België te komen.’ Hij somt op. ‘Arbeidsmigratie, studievisum, gezinshereniging en humanitair visum.’
Er is niet eens een ambassade in Syrië. Zij kunnen geen visa aanvragen.
FRANCKEN: Vorig jaar heb ik achthonderd humanitaire visa uitgereikt. Dat zijn er vier keer zo veel als mijn voorgangster Maggie De Block. Maar je kunt dat niet voor vijf miljoen mensen doen. Er zijn zestig miljoen vluchtelingen in kampen wereldwijd, ga je die allemaal humanitaire visa geven? Er zal altijd werk zijn voor mensensmokkelaars.
U hamert er heel sterk op dat hekken werken. De Migratiecoalitie wijst er in een recente studie net op dat het een mythe is. Hekken maken migreren niet onmogelijk, wel gevaarlijker en onmenselijker.
FRANCKEN: Hekken werken, daar blijf ik bij. Je hebt de cijfers zelf gezien. Meer legale migratieroutes. Goed, hoe wil je dat organiseren? Voor hoeveel mensen? Honderdduizend? Een miljoen? Daar is altijd een grens aan.
In Libanon wonen een miljoen vluchtelingen op een bevolking van vijf miljoen. Waarom zou Europa geen miljoen vluchtelingen aankunnen?
FRANCKEN: Vorige week vrijdag (22 april) zijn er 93 Syriërs geland uit Libanon. Dat gebeurt allemaal, maar dat komt niet in de krant. Met Syriërs heeft niemand hier een probleem. Als er ambras is in de asielcentra, dan is dat met Afghanen en Irakezen. Waarom? Die kunnen elkaar niet uitstaan, dat zijn testosteronbommen. Daar zitten ook goede gasten bij, maar soms ontploft dat. Als je in Bagdad woont en je bent gewend dat er elke dag een bomaanslag is, ja, dan ben je een andere manier van leven gewend. Maar los daarvan, wat doe je met dit Europa waar gewoon geen wil is om de mensen correct te spreiden? Wij hebben voor die spreiding gestemd. Zes landen hebben zich verzet en gaan zelfs in beroep. Wat wil je doen? Hen verplichten? Boetes opleggen? Dan krijg je de totale desintegratie van de Europese Unie door per se vluchtelingen te willen opdringen. Als een land ‘nee’ zegt en daar is een parlementaire meerderheid voor, sorry, dat is ook democratie. Denk je nu werkelijk dat mensen niet meer in bootjes zullen stappen omdat je er driehonderdduizend legaal binnenlaat? Het reservoir is te groot. Het kan alleen als je de loketten in Europa sluit. Totale pushback. Alle bootjes worden teruggestuurd en je wordt door de UNHCR geselecteerd in vluchtelingenkampen. Dat is de enige manier om het businessplan van die mensensmokkelaars kapot te krijgen.
Wat ik vreemd vind aan uw lezing…
FRANCKEN: Jij blijft wel doorgaan, hè.
Wat ik vreemd vind, is dat u zegt: klimaatopwarming is een theorie, verwoestijning een feit.
FRANCKEN: Nee, dat zeg ik niet. Klimaatopwarming is een feit, maar je kunt niet ontkennen dat er een debat bestaat over de oorzaken. De Republikeinse partij in Amerika, een van de belangrijkste partijen van de wereld, heeft daar uitgesproken ideeën over. Misschien is dat het nieuwe politiek correcte dogma, dat je klimaatopwarming door de mens niet in twijfel mag trekken. Kijk, ik heb geen zin in deze polemiek. Wat heeft dat met migratie te maken?
De nieuwste vluchtelingen zijn klimaatvluchtelingen.
FRANCKEN: Ik weet dat niet. Het is een vaststelling dat de woestijn groter wordt. Punt. Dat kun je meten. Dat is empirisch waar te nemen.
We zwijgen. Voor ons wringt een uitzonderlijk transport zich over een rotonde. Twee metalen buizen ter grootte van brugpilaren liggen vastgesnoerd op aanhangwagens, millimetergewijs loodst de chauffeur ze door de bocht. ‘Windmolens’, wijs ik. Francken glimlacht. ‘Ik ben daar niet tegen, hè. Als je ziet hoeveel kinderen last hebben van hun luchtwegen. Luchtverontreiniging moet aangepakt worden en dat kan enkel door te werken aan duurzame energie. Dat is een goede zaak.’
Hij sluit zijn ogen en zegt nauwelijks hoorbaar: ‘Ken je het boek The political brain?’ Ik schud van nee. Hij ziet het niet, maar gaat gewoon door. ‘Dat moet je lezen. Het is geschreven door de campagneleider van Bill Clinton. Hij beschrijft hoe Bill tijdens zijn tweede campagne op televisie live vragen beantwoordt van mensen uit het publiek. Een Afro-Amerikaanse vrouw staat op. Ze is alleenstaand met kinderen, ze heeft drie jobs om overeind te blijven. ‘Ik maak me zorgen’, zegt ze. ‘I can feel your pain’, zegt Clinton.’ Hij opent zijn ogen. ‘I can feel your pain. Dat is totaal absurd. Hij is een van de rijkste Amerikanen, hij weet niet wat het is om te krabbelen om rond te komen. Waar het om draait: politiek is emotie en als je dat geloofwaardig kunt zeggen, dan ben je een grote.’
Ook al is het niet oprecht?
FRANCKEN: Of het bij Clinton oprecht was, moet je aan hem vragen. Wat ik zeg, meen ik.
DOOR TINE HENS
‘Onze verdienste is dat we extreem-rechts klein hebben gekregen. Ik zou het spijtig vinden mochten ze opnieuw groot worden onder ons bestuur.’
‘Ik zou ook vertrekken, zeker als de Duitse bondskanselier plots ‘Wir schaffen das’ roept.’
In de zaal staat een man op: ‘Wat rest ons nog? Wat gebeurt er met onze waarden? Maken we hier onze ondergang mee?’
‘Misschien is dat het nieuwe politiek correcte dogma, dat je klimaatopwarming door de mens niet in twijfel mag trekken.’