‘Hofstade was het Tomorrowland van de jaren dertig’
Het domein van Hofstade haalt zelden het nieuws, tenzij onverlaten er weer eens op de vuist gaan of met veel kabaal op de bus stappen. L’histoire se répète: honderd jaar geleden waren Hofstade en andere recreatiedomeinen al het mikpunt van misprijzen en vooroordelen.
Het is een journalistieke evergreen tijdens de zomermaanden: wanneer het kwik langer dan een paar dagen opwaarts neigt, duiken vaak behoorlijk stigmatiserende berichten op over ‘Brusselse jongeren’ die naar ‘recreatiedomein x, y of z’ afzakken ‘om rel te schoppen’.Vorige week was het weer zover: in Mechelen mochten tweehonderd jongeren na hun bezoek aan De Nekker de trein naar Brussel niet op, omdat de conducteur zich geïntimideerd voelde. De emoties laaiden hoog op en politici kondigden forse maatregelen aan. De verontwaardiging en morele paniek echoën de vele krantenstukken uit het begin van de jaren 1920, toen de kwaliteitskranten ook al klaagden over vechtersbazen uit Brussel, dronkenlappen en ander volk van laag allooi dat in de zomer het Brabantse Hofstade overspoelde. Het valt allemaal te lezen in Bestemming België, een boeiende geschiedenis van het toerisme in ons land, samengesteld door historici en erfgoedspecialisten Andreas Stynen en Gerrit Verhoeven.
Er waren aanhoudende berichten over zwaarlijvige vrouwen die aanstoot gaven door onbetamelijke houdingen, kreten en gebaren.
Verhoeven is ook auteur van het hoofdstuk over het domein van Hofstade, al honderd jaar onderwerp van bad rap. Opstootjes in Hofstade, zo schrijft Verhoeven, horen bij de Belgische zomer zoals de herhalingen van FC De Kampioenen en mosselen met friet. Komt daarbij de recentere ‘complicatie’ van de multiculturele samenleving: ‘Altijd proberen bepaalde politieke partijen garen te spinnen bij de suggestie dat het altijd die “kutmarokkaantjes” zijn die relschoppen.’
Verhoeven: ‘Er is niks nieuws onder de zon. Al honderd jaar zie je dat soort berichten opduiken. Kranten en politici kijken altijd door dezelfde bril naar zulke recreatiegebieden. Dat heeft traditioneel met klassenverschillen te maken: de elite kijkt neer op wat zij vies, vuil en verdorven vindt. Terwijl de bezoekers van die domeinen zich gewoon willen amuseren, en weinig opties hebben.
‘Het domein van Hofstade was vanaf het prille begin inzet van een heuse oorlog tussen kranten. Sommige journalisten schreven ook over de mooie kanten, maar de meeste hadden het alleen over de morsigheid en de verdorven vulgariteit. Dat zag je ook bij andere volkse bestemmingen, zoals het strand van Sint-Anneke op de Antwerpse linkeroever en het Noordkasteel op de rechteroever. Dat zijn domeinen die bottom-up ontstaan zijn, zonder veel sturing in eerste instantie.’
Dat gaat zeker ook op voor Hofstade.
Gerrit Verhoeven: (knikt) Het was in het begin niet de bedoeling om er een recreatiedomein aan te leggen: Hofstade Plage is per toeval ontstaan. Begin twintigste eeuw hebben de Spoorwegen er buitengewoon grote hoeveelheden zand weggeschept voor een verhoogde spoorwegbedding, voor een tangent van de lijn tussen Mechelen en Brussel. De putten die zo zijn ontstaan, zijn onder water gelopen, en na de Eerste Wereldoorlog raakten die plassen in zwang bij zwemmers. Tot dan zwommen mensen niet voor hun plezier: zelfs op het strand van Oostende en Blankenberge duiken de eerste recreatieve zwemmers pas op in het interbellum. Hofstade kreeg een definitieve boost tijdens de zomer van 1921, toen het land werd getroffen door een hittegolf. Duizenden mensen zakten toen af.
Het laat zich raden welk publiek er verkoeling kwam zoeken.
Verhoeven: Stedelingen, die vaak in slechte omstandigheden leefden en weinig uitwijkmogelijkheden hadden in de eigen buurten. Er was een klein stationnetje in Hofstade, de putten waren gemakkelijk bereikbaar voor arbeiders uit Vilvoorde en Mechelen, maar ook uit Antwerpen en Brussel kwamen mensen afgezakt. Veel mensen uit de streek kwamen met de fiets. Die is in de jaren twintig en dertig heel populair geworden.
Op de topmomenten kwamen in die pioniersjaren al 15.000 dagjesmensen zich verpozen in Hofstade.
Verhoeven: Dat is gigantisch. Al snel doken er dan ook entrepreneurs op langs de putten, met ijskarren, drankstalletjes en souvenirstands. Tot grote tevredenheid van de liberalen: als je ondernemers laat doen, redeneerden zij, komt alles goed. Maar dat was buiten de socialisten gerekend.
Dat is het bijzondere aan de geschiedenis van Hofstade: het overstijgt het banale. Hofstade was het onderwerp van een cultuuroorlog, waar alle politieke gezindten hun idealen en neuroses op konden projecteren.
Verhoeven: Of noem het een broeikas, waar alle verheven ideeën over de ideale samenleving konden rijpen. De liberalen met hun laisser-faire, de socialisten met hun ideeën over de emancipatie van de arbeider, en de katholieke partij met haar obsessie voor fatsoen en zedelijkheid. Daarnaast waren die recreatiedomeinen ook het decor van een krachtmeting tussen de lokale en nationale bestuursniveaus. In Hofstade kwam het stadsbestuur van het nabijgelegen Mechelen halverwege de jaren twintig aankloppen: het wilde het ‘christalyne’ water van de putten gebruiken als drinkwater. Zelfs de socialisten beseften dat Mechelen net als andere steden met een gigantisch probleem zat, tuberculose en tyfus waren een reële dreiging: ‘Laten we eerst dat oplossen en dan over recreatie praten.’
Mechelen haalde zijn slag thuis, de zwemmers moesten afdruipen. Er werd een prikkeldraad rond Hofstade Plage gespannen, ze groeven zelfs een ringvaart rond het domein. Maar wanneer het bloedheet is en mensen toe zijn aan een verkoelende duik, laten ze zich niet gemakkelijk tegenhouden.
Verhoeven: Natuurlijk niet: ze doken dan in die ringvaart of in de kleine meren eromheen. Geregeld verdronken er dan mensen, en dan kwamen socialistische parlementsleden in het verweer in de Kamer. Ze gingen vurig pleiten voor een echt recreatiedomein, met georganiseerde reddingsdiensten en kleedkamers.
Een van die socialistische parlementsleden suggereerde zelfs dat de regering bewust de andere kant opkeek toen mensen verdronken, omdat het toch maar ‘klootjesvolk’ was.
Verhoeven: Absoluut, en het ging over tien, twintig slachtoffers per jaar. De socialistische voormannen spraken onomwonden over nalatigheid.
Ook de Vlaamse Toeristenbond en Touring Club de Belgique wierpen zich op als fervente pleitbezorgers van een recreatiedomein in Hofstade. In het geval van Touring mag dat verbazen, want dat ronselde zijn leden vooral onder de francofone Brusselse burgerij.
Verhoeven: Ja, dat is heel bijzonder. In krantenstukken uit de tijd werd soms gewag gemaakt van ‘wel een dozijn automobielen’ voor de ingang. Dat wijst erop dat ook gegoede burgers hun weg vonden naar Hofstade. Dat zag je evengoed in de pretparken die in jaren twintig en dertig ontstaan in de VS en Engeland, zoals Coney Island en Blackpool. Ook al keek ze erop neer: de elite vond dat stiekem wel prettig. Dat heeft te maken met de traditionele hang naar de idylle die in die kringen leefde. Terwijl ‘het plebs’ bijeentroepte bij de putten, kon je gaan wandelen of zelfs wildkamperen in de bossen ernaast. Het was er ook heel mooi.
‘Eene der schilderachtigste plekken van Vlaamsch Brabant, beboscht met dennenboomen, accacia’s, brem en heidekruid.’
Verhoeven: De Kempen, maar dan in Vlaams-Brabant. (lacht) Dat idee van een ruige, wilde idylle maakte dat ook de hogere middenklasse en de elite zich aangetrokken voelden tot Hofstade. Daarom moeide zelfs de commissie Monumenten en Landschappen zich, dat was helemaal een elitair clubje. Wanneer de massa’s jaren later echt in dichte drommen beginnen toe te stromen, trekt die elite – en ook haar verenigingen – zich wel terug.
Het duw- en trekwerk van de socialisten wierp begin jaren dertig zijn vruchten af. Toen kreeg een aannemersfamilie uit Vilvoorde een concessie voor vier jaar toegewezen. Zij bouwde het domein uit tot een heuse toeristische hotspot.
Verhoeven: Er was ook een bijzonder rol weggelegd voor kroonprins Leopold, die tijdens een toespraak een vurig pleidooi had gehouden voor plaatsen zoals Hofstade, waar de stadsbevolking – die het steeds vaker moest stellen zonder ‘licht en lucht in onze steden, die zich steeds vaker in de hoogte en de breedte uitbreiden’ – kon komen verpozen.
Die aannemers uit Vilvoorde hielden zich bepaald niet in: binnen de kortste keren hadden ze een Vlaamse kermis uit de grond gestampt, met schietkramen en frietkoten. Een wielerbaan. Een restaurant in een molen, naar Parijs model. Om een en ander cachet te geven, gingen ze zelfs de afdankertjes van de Wereldtentoonstelling van Antwerpen opladen.
Verhoeven: Dat waren geen echte gebouwen, maar gevels uit karton en papier maché die speciaal voor de wereldtentoonstelling van 1930 waren gemaakt. Daarmee wilden ze een idyllisch stadsgezicht creëren. Maar er stond ook een gigantische champignon op het domein. Dat was allemaal heel feeëriek, maar weinig duurzaam. Hofstade was eigenlijk het Tomorrowland van de jaren dertig. (lacht)
Weliswaar met meer volk.
Verhoeven: De mensen waren er gek van, op de topdagen kwamen er naar schatting 130.000 mensen opdagen. Uit de provincies Antwerpen en Brabant, maar evengoed kwamen Gentenaars naar Hofstade. Ik sluit niet uit dat die 130.000 een overdrijving is, maar veel minder zal het niet geweest zijn: op oude foto’s, postkaarten en films kun je zien dat het er krioelde van de mensen. Mensen van bescheiden komaf hadden op dat moment nog altijd weinig alternatieven. Naar de kust reizen kon, de Spoorwegen boden toen goedkope kaartjes aan voor de trains de plaisir, maar het bleef een serieuze investering. Terwijl Hofstade om de hoek lag.
De liberale kranten waren erg te spreken over de nieuwe bedrijvigheid in Hofstade. Ironisch genoeg waren het de socialisten – de oorspronkelijke pleitbezorgers – die zich tegen ‘la pitié de Hofstade’ keerden.
Verhoeven: De katholieken roerden zich ook. Er waren aanhoudende berichten over meisjes van lichte zeden, ‘aanstootgevende zwaarlijvige vrouwen, schijnbaar beïnvloed door de drank, die aanstoot gaven door onbetamelijke houdingen, kreten en gebaren.’ En de baders moesten zich vaak omkleden in de bosjes – stel je voor. Maar de socialisten stoorden zich aan de platvloerse commercie, fulmineerden over ‘een rommelzoo van exposition-universelle-stijl’ en ‘foorkramersesthetiek’. Zij maakten de vergelijking met recreatiedomeinen in het buitenland, en vonden dat wij een modderfiguur sloegen met dat soort geïmproviseerde initiatieven.
De Wannsee was hun lichtend voorbeeld.
Verhoeven: De Wannsee is een meer net buiten Berlijn, waar je een soortgelijke evolutie zag: een grote toestroom van zwemmers uit de stad, al snel gevolgd door een wildgroei van stalletjes van kleine neringdoeners. Maar daar heeft de overheid zich al in de jaren twintig laten gelden. Toen heeft ze er een complex neergepoot in loepzuivere modernistische stijl, naar een ontwerp van de toparchitecten Martin Wagner en Richard Ermisch. De Wannsee is het model geworden voor veel politici. Later is de Wannsee een aangebrand voorbeeld geworden: de nazi’s hebben die plek op een gegeven moment volledig gerecupereerd, ze hesen er hun vlaggen, en verboden Joden de toegang. Maar die modernistische bouwstijl is in België nog vaak gebruikt. Denk aan hotel Kosmos op de Rodeberg in Westouter.
En dus ook in Hofstade, nadat de concessie van die Vilvoordse ondernemers in 1937 niet verlengd werd en de regering de kaart van het sociaal toerisme trok.
Verhoeven: Dankzij de inspanningen van Arthur Wauters, de socialistische minister van Volksgezondheid in de regering-Van Zeeland. Intussen was de congé payé ingevoerd, en kreeg iedereen zes dagen vakantie per jaar. Er zat vaart achter, dat prestigieuze domein moest er komen. De grootste architecten van de tijd werden aangezocht, en die kregen carte blanche. Maxime Wijnants tekende voor het opmerkelijke strandgebouw dat er nu nog altijd staat.
Daarnaast gingen op 19 juli 1939 ook het olympisch zwembad en een stuk of wat tennisvelden open voor het publiek.
Verhoeven: In het oorspronkelijke masterplan was ook sprake van een camping, een jeugdherberg en een natuurreservaat van 35 hectare. Maar daar is niks van gerealiseerd.
De openingsdatum – juli 1939 – zegt het allemaal: tijdens de oorlog was het domein van Hofstade vast geen prettige bestemming.
Verhoeven: Ik weet er niet veel van, maar naar het schijnt heeft het Duitse leger het domein gebruikt om oefeningen te doen.
Tijdens die paar maanden voor de oorlog lagen de bezoekersaantallen lager dan voorheen, al is 50.000 mensen natuurlijk niet weinig. Waarmee had dat te maken? De financiële crisis was nog niet helemaal voorbij en de oorlog loerde al om de hoek. Lag het daaraan, of hadden arbeiders toch liever de rommelzoo van vroeger? Het heel erg uitgesproken modernistische project dat erop volgde was dan wel voor hen bedoeld, ze hadden totaal geen inspraak gehad. Het was een heel paternalistisch project, bedacht door socialisten en katholieken die vonden dat arbeiders beschaafd moesten worden, onder meer door het sociaal toerisme.
Na de oorlog is het domein opnieuw opengegaan voor het publiek, maar nooit is er nog gepiekt als tijdens de hoogdagen van het interbellum.
Verhoeven: Dat heeft natuurlijk te maken met de opkomst van het massatoerisme in de jaren vijftig en zestig. Mensen vonden gemakkelijk de weg naar de Ardennen en de kust, waardoor het recreatieve toerisme in Hofstade een andere invulling kreeg. Dat werd iets waar je op een verloren zomerdag nog weleens belandde, maar niet meer elke zondag.
Ik kom er soms. Heel veel blijft er niet over van de splendeur van weleer.
Verhoeven: Ik vind het nog altijd een mooi domein, en het strandgebouw is charmant. Maar de invulling is helemaal anders dan zeventig jaar geleden. Het zwembad is er nog maar wordt al lang niet meer gebruikt. Het is overgenomen door de wilde natuur. Er zijn sindsdien nog verschillende herbestemmingsplannen geweest, maar de overheid aarzelt om de een of andere reden om ze uit te voeren.
Heeft die aarzeling te maken met de angst voor ‘de horden uit Brussel’?
Verhoeven: Dat denk ik niet. Ze willen met de nieuwe plannen net een ander profiel van bezoekers aantrekken. Men wil het zwembad niet in ere herstellen, men heeft een complex voor ogen met een hotel, met wavegarden (een waterpartij met kunstmatige golfslag waar je kunt surfen, nvdr) en een indoor skipiste. Daar trek je een ander publiek mee dan de mensen die nu naar Hofstade gaan. Sommige politici kijken – net als in de jaren 1920 – neer op dat soort volkse recreatie en zijn ze liever kwijt dan rijk.
Terwijl veel van die mensen nog altijd geen alternatief hebben.
Verhoeven: Dat vermoed ik, ja, aangezien de vakantieparticipatiegraad 70 procent bedraagt. Een fors deel van de Vlaamse bevolking kan niet elk jaar op vakantie gaan. Bij laaggeschoolden ligt die participatiegraad zelfs onder de 30 procent. En voor Brussel en Wallonië liggen de cijfers nóg lager. Bepaalde armere groepen in de samenleving zijn vaak nog altijd aangewezen op dagtrips, naar bijvoorbeeld Hofstade. In de laatste jaren hebben organisaties zoals Iedereen verdient vakantie het aantal aanvragen voor financiële steun fors zien stijgen. Daarbij zitten vooral dagtrips in de lift, waarbij de recreatiegebieden een populaire bestemming blijven.
Gerrit Verhoeven
– 1980 geboren in Borsbeek
– Studeerde geschiedenis aan de Universiteit Antwerpen, de KU Leuven en de Universiteit Leiden
– Doctoreerde over de reiscultuur van de Nederlanden in de vroegmoderne tijd
– Is als cultuurhistoricus en docent erfgoedstudies verbonden aan de UA
– Sinds 2020 wetenschappelijk medewerker aan de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in Brussel