Hij wil niet spreken als Balthazar Boma, zegt hij. Hij wil spreken als intellectueel. In zijn nieuwe boek doet hij dat weer met verve. Jan Blommaert over democratie, goede utopieën en de voetbaltribunes in het maatschappelijk debat.
‘Stel je voor’, zegt hij, ‘dat je Frankie Vercauteren zou interviewen na een wedstrijd van Anderlecht, maar dat je hem vraagt om te spreken zoals Balthazar Boma uit F.C. De Kampioenen. Dus zonder al dat trainersjargon, en met de bedoeling om de mensen gewoon een beetje te vermaken. Dat zou je toch nooit in je hoofd halen? Er is ook niemand die dat doet. Integendeel, voetbaltrainers en sportverslaggevers gebruiken voortdurend termen waarvan ik niets begrijp: een box-to-box-speler, een manmeersituatie op het middenveld … Dat kan allemaal. Maar als een wetenschapper de televisiestudio komt binnengewandeld, is het eerste wat hij hoort: hou het simpel, anders verstaan de mensen er niets van. Een intellectueel moet blijkbaar wel spreken zoals Boma. Maar ik ben Boma niet.’
Jan Blommaert is een intellectueel. Hoogleraar antropologie en sociolinguïstiek, om precies te zijn. Hij doceert aan de Universiteit Gent, aan de University of London en aan de Universiteit van Tilburg. In Vlaanderen mengt hij zich met grote regelmaat in het maatschappelijk debat, onder meer met boeken zoals Ik stel vast en Populisme – waarin hij telkens radicaal afrekent met politieke mythes en andere misverstanden van deze tijd.
Deze week verschijnt van zijn hand De crisis van de democratie. Omdat we tijd en ruimte hebben om er uitvoerig over door te praten, is Blommaert graag bereid om het hele boek bij wijze van voorzet in drie zinnen samen te vatten. ‘Eén: we zitten in de problemen met ons denken over democratie. Twee: een van de belangrijkste redenen voor die crisis is een bepaald idee dat we hebben over vrije meningsuiting. En drie: een deel van probleem én oplossing zit in de vraag: wie draagt die vrije meningsuiting?’
De massamedia?
JAN BLOMMAERT: De gecommercialiseerde media beweren inderdaad dat zij het vehikel van de vrije meningsuiting zijn. Mijn argument is dat je daarnaast ook altijd de stem van de intellectuelen moet horen. Het is aan ons om de heerschappij van de media te doorbreken.
Door uw boodschap in de media te verkondigen?
BLOMMAERT: Onder meer, maar op een selectieve manier. Ik ga niet in talk- shows of spelletjes zitten om uit te leggen waarom ik vind dat intellectuelen niet in talkshows of spelletjes moeten gaan zitten. Daar worden ze namelijk gereduceerd tot een soort clown, denk aan Rik Torfs in De slimste mens. Er zijn wel meer programma’s waarin intellectuelen worden opgevoerd, maar het probleem is dat ze niet mogen optreden als intellectueel. Mensen zoals Torfs of Etienne Vermeersch worden ingehuurd om gedurende 28 seconden een beetje wijsheid te produceren, om vanuit de hoogte een aantal eenvoudige waarheden te poneren. Terwijl het echte denkwerk dikwijls gebaseerd is op twijfel. Het eerlijke, genuanceerde antwoord op een vraag is vaak dat de vraag verkeerd gesteld is.
Is dat eigenlijk ooit anders geweest?
BLOMMAERT: Dat is ooit anders geweest. Vóór de komst van VTM had je toch nog programma’s zoals Ten huize van, waarin men serieuze gesprekken kon voeren, over een leven, een oeuvre, over bepaalde standpunten. Ook de politieke verslaggeving was beter, gedetailleerder, stond veel dichter bij een beschrijving van de realiteit.
Waren journalisten vroeger geen slippendragers, en zitten ze nu niet korter op de bal?
BLOMMAERT: Dat hoor je voortdurend, maar ik denk dat dat gemakkelijk gezegd is. Herinner u bijvoorbeeld Confrontatie, de voorloper van De zevende dag. Daarin zag je tot begin jaren negentig nog topjournalisten een minister genadeloos op de rooster leggen, op een manier die vandaag niet meer mogelijk is. Die minister wil dat namelijk niet meer, en de journalisten vinden het slechte televisie. Vandaag maakt men het politici veel te gemakkelijk, net door tegen hen te zeggen: ‘Wees kort, wees vlot, een grapje mag weleens, en we hebben zeker niet de tijd om op de details van uw wetsvoorstel in te gaan.’ Dan hoeven ze niet bang te zijn.
Maar politici krijgen vandaag toch om de haverklap een microfoon onder hun neus?
BLOMMAERT: De media strelen eerder dan ze slaan. Politici worden als mens voorgesteld. Ze duiken nu zelfs op in programma’s over de Ronde van Frankrijk, waar helemáál geen enkele mogelijkheid bestaat om hen in hun hoedanigheid van politicus te bekritiseren. Er is een ruimte van gigantische kritiekloosheid ontstaan. En zowel politici als journalisten hebben dat geïnterpreteerd als het dichten van de kloof.
Een verkeerde analyse, schrijft u. Was er dan geen kloof?
BLOMMAERT: Die is er altijd geweest. Die móét er zijn. Er moet een afstand zijn tussen burgers en beleid omdat de burgers anders het beleid niet kunnen bestraffen. Zonder conflict tussen burger en beleid heb je eigenlijk geen democratie. Als de politicus volledig mens wordt, ontstaat er een vorm van populisme waardoor bevolking en beleid als het ware versmelten: ‘Wij zeggen wat u denkt, wij voeren uit wat u verlangt.’ Als de politicus zich opstelt als een instrument van de volkswil en hij blundert, dan heeft de volkswil geblunderd. En als dat gebeurt, valt de mogelijkheid tot bestraffing weg en zit je in de dictatuur: het volk kan nooit ongelijk hebben, en dus de politici ook niet.
U noemt de ‘Burgermanifesten’ van Guy Verhofstadt een kantelmoment in die evolutie.
BLOMMAERT: Ja, want daarin werd dat beeld geschapen van de zieke democratie, van de kloof tussen burger en beleid, van het middenveld dat volledig was gepolitiseerd. Verhofstadt schiep een beeld van de machteloze massa, met daarboven de superstructuur van vakbonden en andere zuilorganisaties, met daarboven het beleid. Ministers baseerden volgens hem hun beslissingen op achterkamertjesgesprekken met vakbondsbazen. De ideale democratie was volgens hem de directe democratie, zonder middenveld, met referenda als onmiddellijke link tussen Dorpsstraat en Wetstraat. Dat is het verhaal van begin de jaren negentig. Het is toen dat de zuilen minder en de opiniepeilers meer gewicht begonnen te krijgen.
Had Verhofstadt geen punt? Wogen die zuilen niet te zwaar?
BLOMMAERT: Het was geen perfect systeem, maar zeker ook geen slecht systeem. Want wat is een vakbond precies? Een collectieve organisatie waarin machtelozen en machtigen bij elkaar worden gebracht. Een belangenvereniging waar mensen met laag opleidingsniveau en hoge mate van machteloosheid over hun eigen leven, in contact kunnen komen met hoog opgeleide mensen die het op alle niveaus voor hen kunnen opnemen. De zuilen waren vehikels voor emancipatie, hun historische rol is zonder meer positief. Dat we vandaag nog een stukje welvaartsstaat hebben, is dankzij de vakbonden, niet dankzij het kapitaal dat plotseling de arbeider wat beter wilde betalen. De welvaartsstaat is een compromis, een manier om de radicalisering van de arbeiders tegen te gaan. En om nu terug te komen op Verhofstadt: hij wilde een democratie zonder zuilen, zonder filters. En wat krijg je dan? De machtelozen blijven bestaan, maar ze blijven ook machteloos. En de media hebben de rol van het middenveld overgenomen.
Waren dat de ideale omstandigheden om het Vlaams Blok te laten groeien en bloeien?
BLOMMAERT: Het Vlaams Blok heeft van meet af aan die afbraak van het middenveld aangemoedigd. Tegelijk werd het uitgebouwd als een oerklassieke partij. Dat is de grote paradox van de vernieuwing. Het Vlaams Blok werkte precies zoals de socialisten in de jaren vijftig: aan de basis, met een zeer krachtige ideologie, zeer brutale propaganda, en een bijna dictatoriaal, onbetwistbaar leiderschap. Terwijl het Vlaams Blok van deur tot deur ging, zaten de socialisten bij Dimarso te zoeken naar manieren om de kloof te dichten. Dat is de grote ironie van de jaren negentig: terwijl politici probeerden om een antwoord te vinden op het VB, deden ze net datgene wat die partij goed uitkwam, namelijk het middenveld overlaten aan de media. Zo is het VB de enige partij geworden waarvan iedereen de slogans kent.
In uw boek noemt u Filip Dewinter de briljantste politicus van zijn generatie.
BLOMMAERT: Dat is hij zonder de minste twijfel. De hele leiding van die partij bedrijft politiek om ongemeen degoutante redenen, maar technisch gesproken zijn ze de besten. Dewinter is de Johan Cruijff van het nieuwe populisme: hij dribbelt vlotjes door de media, voert voortdurend schijnbewegingen uit, geeft instructies aan de andere spelers en scoort tussendoor af en toe ook zelf nog een doelpunt.
Het VB haalde volgens u de mosterd bij twee legendarische communisten: Lenin en Gramsci.
BLOMMAERT: Lenin en Gramsci hebben de klassieke propagandatechnieken ontwikkeld waarmee je ervoor kunt zorgen dat de bevolking begint te denken zoals jij. Je moet een technocratische elitegroep hebben die ervoor zorgt dat op alle niveaus van partij en beweging dezelfde boodschappen worden herhaald en uitgewerkt en verklaard. De kleinste partijmilitant moet in staat zijn om precies hetzelfde te zeggen als Filip Dewinter zelf, met dezelfde argumenten, dezelfde overtuigingskracht, hetzelfde vuur, dezelfde voorbeelden, en dezelfde vermijding van expliciet racisme. Dat is het ideale propagandamodel: iedereen, van hoog tot laag, zegt hetzelfde. Zo aanvaarden mensen op den duur alles wat je zegt, sterker nog: ze gaan het aannemen als hun eigen wereldbeeld.
Het VB zegt niet wat mensen denken, schrijft u, het is omgekeerd: mensen denken vandaag wat het VB al jaren aan het zeggen is.
BLOMMAERT: Mensen geloven op den duur echt dat al die slogans bij wijze van spreken uit hun eigen knikker komen. Dat is dé grote overwinning van het VB: dat ze die slogan ‘Wij zeggen wat u denkt’ ongehinderd kunnen blijven gebruiken, omdat haast iedereen er tegenwoordig van uitgaat dat het zo is.
Wat hadden de democratische politici kunnen doen om het niet zover te laten komen?
BLOMMAERT: Ze hadden een ideologisch embargo moeten afkondigen zoals dat na de Tweede Wereldoorlog is gebeurd met de communistische partij: u mag in het parlement, maar níéts van wat u voorstelt, zullen wij ooit volgen. Met het VB is het omgekeerde gebeurd. Toen Johan Vande Lanotte nog minister van Binnenlandse Zaken was, heeft hij in antwoord op een parlementaire vraag van het VB eens een lijstje voorgelezen met voorstellen uit het beruchte zeventigpuntenplan die inmiddels al door de regering waren gerealiseerd. En het gekke was: hij zat niet te liegen. Tja, dan zit ik graag in de oppositie, hoor. Dat is geen cordon sanitaire, dat is een luxepositie. Het merkwaardige is dat geen enkele van onze leidende politici die hele evolutie heeft aangegrepen om eens serieus na te denken over de aard van de democratie.
Welke cruciale eigenschap van de democratie zijn we uit het oog verloren?
BLOMMAERT: De gelaagdheid ervan. Een democratie is een gelaagd systeem, met een heleboel actoren op een heleboel ni- veaus. Het is meer dan zomaar een procedure van meerderheid en minderheid. Het is een ideologie van gelijkwaardigheid, van inspraak en participatie, maar binnen een gelaagd systeem. Met andere woorden: een systeem dat gebouwd is op reële ongelijkheid. Je mag er nooit van uitgaan dat iedereen gelijk is. Dat kan een mooie wens zijn, een utopie, maar een claim van totale gelijkheid is vaak de sleutel tot discriminatie, omdat je dan niets hoeft te doen aan de reële ongelijkheid.
Houden de massamedia een soort gelijkheidsmythe in stand? Elke mening telt, ook de uwe!
BLOMMAERT: Het maakt niet meer uit wie je bent, als je over straat loopt, komt men je mening vragen. Hoe je heet, wat je doet, dat is allemaal onbelangrijk, je bent een ‘burger’ die een ‘signaal’ geeft. Wanneer mijn moeder een opinie heeft over de nachtvluchten, en Etienne Davignon heeft er ook een, dan worden die in de media haast als evenwaardig voorgesteld. Maar u mag één keer raden welke van de twee het zwaarst weegt. Een heleboel mensen hebben misschien wel een mening over van alles, maar die mening weegt op geen enkele manier door in de besluitvorming. Dat is nu net waar de vakbonden zo goed in waren: zelfs de mening van een marginale duts werd politiek vertaald. Dat is nu helemaal weg, want nu moet je dat alleen doen. Met wat geluk mag je het op tv zeggen, en daar blijft het bij.
Hoe gevaarlijk is die evolutie?
BLOMMAERT: Als je de bevolking het idee geeft dat elke mening telt, en de ministers doen toch dingen die van die mening blijken af te wijken, dan krijg je een zaagcultuur. Bijna automatisch ontstaat er een beeld van politici als een bende zakkenvullers die alleen maar uw stem willen. Die sfeer wordt heel sterk aangedreven door de media, die echte kathedralen zijn voor die vrije meningsuiting van elk individu. Iedereen heeft zijn gedacht en mag dat uiten, wanneer en hoe hij maar wil. Want elke mening is evenwaardig en mag op elk moment worden geuit, want wij hebben ‘vrije meningsuiting’.
Wéér een mythe, volgens u. U schrijft met zo veel woorden dat niet elke mening het verdient om vrij te worden geuit.
BLOMMAERT: Een absoluut recht op vrije meningsuiting bestaat niet. Er is een hele rist wetten die dat recht beperken. Er bestaat zoiets als laster en eerroof, als majesteitsschennis, de overtreding van copyright, het verbod op graffiti … Er zijn ook informele regels die wij gebruiken, vaak noemen we dat: goeie manieren. Je hébt wel degelijk het recht om alles te zeggen wat je maar wilt, dat klopt: in je eigen tuin, maar niet in een televisiestudio. Die scrupule hebben we verloren. Met als gevolg dat hoe meer men de vrije meningsuiting gaat sacraliseren, hoe meer onnozelheid we horen, hoe meer lapzwanzen daar hun gedacht komen zeggen. We worden voortdurend gedwongen om naar een vorm van opiniërende kwakzalverij te luisteren.
En hoe rauwer het klinkt, schrijft u, hoe eerlijker het overkomt.
BLOMMAERT: Als ik een genuanceerd standpunt wil vertolken, klinkt dat wollig, intellectueel, vals, niet waarachtig. Als ik begin te schelden, of mijn buikgevoel vertolk, dan heeft dat een soort waarachtigheid. Die notie van waarachtigheid is opnieuw voer voor het VB. Al hun brute slogans hebben een appeal van kwaliteit, van eerlijkheid, oprechtheid.
Terwijl u ‘politiek correct’ bent, en allerlei ’taboes’ in stand houdt.
BLOMMAERT: (lacht) Voilà. Het is nuttig om te weten waar die term vandaan komt, politieke correctheid. Vandaag is het een negatief begrip dat staat voor leugens, voor verzwijgen en verdraaien. Men vergeet dat het altijd een ingrediënt is geweest van een emancipatiebeweging. In de VS was het op een bepaald moment niet meer politiek correct om nigger te zeggen, dat werd negro, vervolgens black American, en vandaag is het African American. Elke stap in dat proces was een overwinning van de minderheid, die erin slaagde om de meerderheid een regel van respect op te leggen. Politieke correctheid is dus een vorm van respect. Voorts is het eigenaardig dat alleen links taboes heeft. Rechts liegt nooit, rechts vertelt altijd de waarheid.
Hoe definieert u links?
BLOMMAERT: Er zijn twee manieren om dat te doen. De eerste heeft te maken met de relatieve positionering. Dat gaat dan over details: links wil iets meer welvaartsstaat, rechts iets minder. In die betekenis is de SP.A links, en Groen! ook. Maar links en rechts zijn ook historische termen die steunen op fundamenteel verschillende wereldbeelden. In die zin gebruik ik het. En dan is de SP.A níét links. De SP.A heeft namelijk allang de utopie opgegeven. En een goede ideologie is voor mij nog altijd een utopische ideologie. De oorspronkelijke socialistische utopie is een wereld van gelijkheid en gelijkwaardigheid. Dat je zelfs als slechtbetaalde arbeider dezelfde waardering en inspraak krijgt als de grootste aristocraat.
Richten utopieën niet vooral catastrofes aan?
BLOMMAERT: Maar vooral ook heel veel goeds. Omdat utopieën de bron van hoop zijn, ook als de realiteit er heel slecht uitziet. Het is omwille van een utopie dat we onze kinderen naar school sturen, dat we een job willen die ons vrijheid en mogelijkheden biedt. Al zijn er uiteraard ook slechte utopieën, ik maak me sterk dat ook George W. Bush een utopie heeft.
Welke utopie zou u als SP.A-voorzitter in de aanbieding hebben?
BLOMMAERT: Ik denk dat je vandaag de democratie als utopie moet aanbieden, maar dan in de juiste versie. Dus geen directe, maar een werkelijk rechtvaardige democratie. Met daarin een ideaal van vrede, dat niet alleen de afwezigheid is van oorlog, maar ook de productie van vrede, gelijkheid, gelijkwaardigheid enzovoort. Wereldwijd. Het analysemodel waardoor je je moet laten leiden bij dat project, is dat van een fundamentele kritiek op de ongelijkheid. Daarmee zeg ik natuurlijk niets nieuws. Dat zegt elke radicale socialist sinds eind negentiende eeuw. Alleen de SP.A heeft dat opgegeven, in de late jaren negentig. Tot die tijd beschouwde de partij de belangen van de werkgevers als tegengesteld aan de belangen van het kapitaal.
Was dat geen al te negatieve, contraproductieve houding?
BLOMMAERT: Integendeel. Die oppositie heeft de welvaartsstaat geproduceerd. Ze is dus zeer positief en constructief. En ja, dat is nog altijd de oude marxistische analyse, die het fundament blijft van elk wereldbeeld dat zich socialistisch kan noemen. Ik weet dat dat totaal uit de mode is, mensen weten namelijk niet meer wat marxisme is. Ik vind het nog altijd een analysemodel dat zijn deugdelijkheid heeft bewezen. Ook vandaag nog, als je processen van globalisering wilt begrijpen, is het goed als je die niet bekijkt als processen van uniformisering, maar als vormen van ongelijkheid. Bestaande vormen van ongelijkheid worden uitvergroot en nieuwe vormen van ongelijkheid worden geschapen.
Wat betekent dat voor de socialisten in Vlaanderen?
BLOMMAERT: Laat ik een voorbeeld geven. Men wil gepensioneerden tegenwoordig activeren. Laten werken na hun pensioen. Maar de echt socialistische vraag is: waarom moet die mens na zijn pensioen nog gaan werken? Als je manager bent geweest en je kunt na je pensioen nog wat consulting doen, is dat misschien prettig. Maar als je postbode bent geweest en je moet na je pensioen nog krantjes gaan ronddragen om vijf uur ’s morgens om te kunnen rondkomen, dan zie ik daar niet meteen het grote socialistische project in.
Wie is voor u de ideale SP.A-voorzitter?
BLOMMAERT: Anne Van Lancker. Een vrouw met veel credibiliteit in de beweging wier talent systematisch onderbenut is gebleven, terwijl veel geringer talent overbenut is geweest. Maar het zal natuurlijk Caroline Gennez worden.
Hoe zou het toch komen dat Gennez en al die andere socialisten van haar generatie altijd zo minzaam en zo overdreven gemediatraind overkomen?
BLOMMAERT: Dat is het gezicht van de kleine middenstander, nietwaar: vriendelijk zijn tegen iedereen, jezelf nooit kwaad maken. Terwijl, als je ziet wat er aan het gebeuren is in de industrie, hoe de vakbonden achter de feiten aan lopen, welke reële en diepe woede er op de werkvloer soms leeft … Dan heb je ook politici nodig die af en toe eens goed kunnen vloeken. Vandaag hebben ze te vaak hetzelfde toontje, inderdaad. De hypocrisie van de bourgeoisie is dat: vlak naast u laat iemand een wind, en je doet alsof je niets hebt gemerkt.
Is het de historische taak van de SP.A om te werken aan de emancipatie van de al- lochtone gemeenschap, en faalt ze op dat vlak?
BLOMMAERT: Emancipatie komt altijd meer vanuit de beweging dan vanuit de partij. Daarom moet de partij volgens mij opnieuw diepere wortels krijgen in die beweging. Maar als het over allochtonen gaat, heerst er bij links een enorme koudwatervrees. Ze zijn bang om te links over te komen, omdat ze weten dat het VB volle bak tegengas zal geven. Kijk maar naar Patrick Janssens. Eerst laat hij de nieuwe Belgen op de Antwerpse SP.A-lijst volop scoren, en zodra hij burgemeester is vaardigt hij die totaal absurde regel over de hoofddoeken voor stadspersoneel in. Aan de ene kant daagt hij het VB uit, aan de andere kant geeft hij hen gelijk. We hebben nog een lange weg te gaan. Uiteindelijk zullen er in de allochtone gemeenschap meer en meer leidersfiguren opstaan, die echt gewicht zullen krijgen in de politiek.
Wat vond u van Dyab Abou Jahjah?
BLOMMAERT: Ik had veel persoonlijke sympathie voor die man. Ik heb hem destijds trouwens zelf politieke vorming gegeven bij het ABVV. Vijf jaar geleden, toen we hier in Antwerpen aan het evolueren waren naar een zeer gevaarlijke situatie met veel straatgeweld, heeft hij die toestand mee onder controle gehouden. Men heeft het altijd voorgesteld alsof hij de rellen had georganiseerd, maar het tegendeel was waar. Hij werd afgeschilderd als onze Osama Bin Laden, terwijl hij veeleer een soort Martin Luther King was.
Hoe ziet u de multiculturele spanningen evolueren?
BLOMMAERT: Ik ben nogal pessimistisch. Er is een radicalisering aan de gang, op verschillende fronten. Er is geen probleem met de islam, maar wel met bepaalde moslims. Ik heb samen met Jef Verschueren vijftien jaar geleden al gezegd dat we die mensen bij de politieke besluitvorming moesten betrekken, omdat er anders radicalisering dreigde. Helaas is die voorspelling, mede natuurlijk onder invloed van 11 september, uitgekomen. Ik vrees dat we de komende jaren nog veel incidenten zullen krijgen. De opinies zullen radicaler worden, waardoor conflicten onvermijdelijk zullen zijn. Als de nuance uit het maatschappelijk debat is verdwenen, als het verbale conflict wordt gesacraliseerd als het toppunt van democratie, dan krijg je een conflictmodel. Kijk, op de voetbaltribune mag je jezelf af en toe laten gaan. Je mag gerust ‘klootzak!’ roepen naar de scheidsrechter. Alleen mag je het genre van de voetbaltribune niet overplanten naar het maatschappelijk debat. Want dan moet je niet schrikken als mensen elkaar weleens een dreun willen verkopen, net zoals sommige supporters tijdens de wedstrijd.
DOOR JOëL DE CEULAER