‘Hij is de perfecte combinatie van talent en wilskracht’
Sven Nys rijdt zijn laatste veldritseizoen. Het einde van een tijdperk? Drie generaties veldrijders – Roland Liboton(58), Erwin Vervecken(43) en Gianni Vermeersch(22) – maken de balans op. ‘Zodra Sven Nys stopt, wordt het niet meer als voorheen.’
Zondag start in Ronse de Bpost Bank Trofee, het zwaarste en voor de puristen belangrijkste regelmatigheidscriterium in het veldrijden. Sven Nys werkt er de volgende etappe in zijn afscheidstour af. Aan het einde van dit seizoen hangt de veelwinnaar zijn fiets aan de haak. De nu 39-jarige Nys overvleugelde zijn concurrenten en zal hoe dan ook een leemte nalaten. Hoe moeten we zijn plaats in de veldritgeschiedenis inschatten, en hoe sterk is hij vandaag nog? We vragen het aan Roland Liboton, Erwin Vervecken en Gianni Vermeersch – voor Nys respectievelijk een groot voorbeeld, een vervelende concurrent en een superfan die zijn voormalige idool tegenwoordig tot zijn eigen verbazing af en toe voorblijft.
Voor de beste veldrijder aller tijden komen drie namen in aanmerking: Eric De Vlaeminck, Roland Liboton en Sven Nys.
ROLAND LIBOTON: De drie die je nu noemt, waren ieder in hun periode de absolute koningen van de cross. Maar omdat we nooit tegen elkaar hebben gereden, kun je onmogelijk zeggen wie de beste was. Ik zou het trouwens niet tot Nys en De Vlaeminck en mezelf beperken: waarom de fantastische carrière van Berten Van Damme er niet bijnemen?
Nys wil dolgraag een tiende keer Belgisch kampioen worden: dan zou hij dat record met u delen.
LIBOTON: Een sportman leeft van doelen. Ik voel me niet aangevallen omdat Nys met dat record in het hoofd zit. Trouwens, ik won tien jaar na elkaar; dát kan hij sowieso niet meer evenaren.
ERWIN VERVECKEN: Van het trio had Sven in ieder geval de langste carrière. Hij stond er heel vroeg en hij blééf er staan, nu al achttien seizoenen lang. Ongeëvenaard.
GIANNI VERMEERSCH: Ik ben geboren in 1992 en van de veldrijders die ik heb zien fietsen, kan niemand tippen aan Sven Nys. Hij was de veelwinnaar, het uithangbord van de sport. Toen ik als zesjarige, zot van veldrijden, de crossen op tv verslond, had ik nooit durven te dromen dat ik nog tegen Nys zou koersen. We schelen zestien jaar.
Nys werd tot nu toe twee keer wereldkampioen. Dat blijft weinig voor iemand met zijn palmares. Wat is de verklaring?
VERVECKEN: Dat hij, wat dat betreft, in een slecht tijdperk croste. In de jaren van Eric De Vlaeminck telde eigenlijk alleen het WK, de rest waren halve kermiskoersen. De GVA-trofee en de Superprestige zijn pas tijdens de carrière van Liboton opgericht, maar waren cruciale afspraken geworden toen Sven erbij kwam. Na het jaar 2000 is het veldrijden een andere sport geworden. De televisie ontdekte ons en elke cross werd belangrijk. Sven reed heel veel crossen, en altijd voor het volle pond. Tegen dat het wereldkampioenschap eraan kwam, moest hij het afleggen tegen mannen die zich tijdens het seizoen een beetje hadden gespaard. Mannen zoals ik. (lacht) Maar dat Sven over hele seizoenen bekeken bijna altijd de beste was, kan niemand ontkennen.
LIBOTON: Ik heb hetzelfde meegemaakt als Sven: het seizoen is zo al zwaar en op het eind komt er nog dat wereldkampioenschap. Renners die de rest van het jaar minder diep gingen, komen je daar dan voorbijrijden: om uit je vel te springen. Maar wat moet je doen als je dé vedette van de cross bent? Iedere organisator wil je op zijn affiche. Je kunt een paar crossen afzeggen, maar dan ontgoochel je de fans en laat je veel geld liggen. En dan weet je nog niet zeker dat je wereldkampioen wordt. De laatste jaren heeft Sven van zijn hart een steen gemaakt: hij laste in de drukste weken een korte rustperiode in. Die tweede wereldtitel, laat in zijn carrière, was het resultaat.
Ik zag Nys ooit vloeken na een cross die hij met anderhalve minuut voorsprong won. ‘Ik kon beter,’ zei hij naderhand.
LIBOTON: Ik noem dat het Merckxsyndroom: altijd willen uitblinken. Winnen is maar een eerste stap, je wilt ook tonen dat de anderen nooit een kans hebben gehad. Ik had dat in mijn carrière ook: als ik met één minuut voorsprong won, kon ik boos zijn omdat het er geen twee waren. Van dat spierballengerol heb ik achteraf veel spijt gehad, want het verkort je loopbaan. Nys was daarin slimmer dan ik. Die heeft aan het eind van zijn carrière vaak heel economisch gewonnen.
Hij pakte graag uit met zijn trainingsijver.
VERVECKEN: Terecht. Niemand was zo professioneel, niemand ging zo fanatiek om met zijn vak. En wie wel even diep wou gaan, ondermijnde zijn lichaam. Nys is de perfecte combinatie van talent en wilskracht. Het hoofd, het hart én het lijf.
LIBOTON: Ik weet zeker dat Sven er meer voor deed dan zijn concurrenten. Zo werkt dat nu eenmaal: de beste traint het meest. Veel arbeid aankunnen, is ook een talent.
Andere veldrijders ergerden zich daaraan: hoe meer Nys werd neergezet als het summum van vlijt, hoe meer zij overkwamen als luiwammesen.
VERVECKEN: Mij stoorde dat niet, want ik wist goed dat ik niet kon wat hij deed. Sven had een meedogenloze zelfdiscipline. Normale mensen moeten stoom aflaten nadat ze zich zwaar hebben ingespannen. Nys niet. Zelfs na de grootste triomfen liet hij zich niet gaan.
VERMEERSCH: Qua conditie blijft Nys een fenomeen, ook nu nog. Rijden we twee crossen in één weekend, dan komt Sven op zondag altijd boven water. Sterker nog: op een zware omloop wordt hij dan de favoriet, 39 jaar oud of niet.
Sven Nys was onlangs op bezoek bij het tv-programma Van Gils & Gasten. Als bepalend fragment uit zijn carrière koos hij de Wereldbekermanche van 2000 in Pijnacker, waar hij nipt het eindklassement verloor. Die ervaring heeft hem gehard, beweert Nys.
VERVECKEN: Ik snap dat hij toen woest was, maar het zat echt anders in elkaar dan hij denkt. Bij de laatste wereldbekermanche maakten er nog vier renners kans op de eindzege. Sven moest in de top drie eindigen om het eindklassement te winnen. Hij controleert die koers als een seigneur, maar in de laatste ronde troept er een peloton rond hem samen. Hij begint te roepen: ‘Laat mij sprinten!’ Ja, dag Jan, goed eindigen in de Wereldbeker kon duizenden euro’s verschil maken. Dus iedereen reed voor zijn plek en juicht na de finish. Sven denkt: ik ben geflikt, maar dat was niet zo. Of er moest nog iets gebeurd zijn waar ik niks van weet.
LIBOTON: Nys was toen piepjong. Goed dat hij die les al vroeg in zijn carrière heeft geleerd, ze hebben hem daarna niet meer op die manier liggen gehad.
VERVECKEN: Na Pijnacker redeneerde Sven: het is ik tegen de rest. Die verbetenheid miste hij voordien.
Verwachten we dit seizoen nog veel van Nys?
LIBOTON: Met Wout van Aert en Mathieu van der Poel zijn er twee kleppers opgestaan die nog lang niet aan de grens van hun mogelijkheden zitten. Ze hebben Nys vorig jaar overdonderd. Nee, als Wout of Mathieu op het gaspedaal gaan staan, moet Sven afhaken. Het is maar normaal ook: een bijna veertigjarige tegen twee knapen van twintig, in de fleur van hun leven, dat is geen eerlijke strijd.
VERMEERSCH: Wout steekt erbovenuit, maar Sven maakt ook indruk. De wereldbeker van Las Vegas was de eerste grote cross van het seizoen. Halverwege de koers was ik samen met Sven achterop geraakt. Hij heeft toen nog eens uitgepakt zoals in zijn beste dagen: in een halve ronde sprintte hij naar de kopgroep en daar ontsnapte hij dan nog eens ook. Indrukwekkend.
VERVECKEN: Sven zal zeker beter rijden dan vorig seizoen. Ik twijfel er niet aan dat hij nog grote crossen wint. Een heel seizoen domineren, is wat anders. Dat zie ik niet gebeuren als Van Aert en Van der Poel hun niveau halen.
VERMEERSCH: Op zware omlopen zoals de Koppenberg maakt Sven zeker nog een kans. Hij moet hopen op een trage start, want dat is zijn zwakke plek geworden.
Hoe kan Nys nog winnen? Door tactiek?
LIBOTON: In het veldrijden pakt de sterkste negen van de tien keer de bloemen. Er is één scenario waarin Nys het de twee nieuwe groten nog lastig kan maken: als Wout en Mathieu elkaar de duvel aandoen, afwachtend koersen en Nys laten terugkomen. Dan kan Sven met zijn superieure techniek verrassend uit de hoek komen.
VERMEERSCH: Zoals Wout van Aert nu rijdt, vrees ik dat iedereen voor de tweede plaats koerst. Hij is zo superieur, niemand komt in zijn buurt. Mathieu van der Poel zou dat wel kunnen, maar die is nu geblesseerd. Een geschenk, verpakt als tegenslag: Mathieu spaart zo zijn krachten en wordt de grote favoriet voor het wereldkampioenschap in Zolder.
Nys legt de druk nu bij de anderen. Voor het laatste Belgisch kampioenschap zei hij: ‘We rijden voor de tweede plaats, Wout van Aert wint met minuten voorsprong.’ Het is nog gelukt ook: Van Aert was van zijn melk en reed een flets BK.
LIBOTON: Sven heeft altijd het gewicht van de koers gedragen, want hij was overal de favoriet. Hij zal nu vinden dat anderen die rol mogen overnemen. Tegelijk denk ik: zo’n Van Aert gaat zich niet meer op die manier laten bedotten. We moeten Sven loven om zijn bewonderenswaardige instelling. Hij blijft ervoor gaan, ook al weet hij dat de jonge tenoren hem ondertussen overklassen. Na zo’n carrière had hij ook kunnen zeggen: salut, het hoeft voor mij niet meer.
Nys die altijd zo domineerde, heeft leren omgaan met verlies.
LIBOTON: Dat valt niet mee, ik heb het ook meegemaakt. Je hebt alles gewonnen, je bent de vaandeldrager en plots rukken de jongeren die vaandel uit je handen. Zoiets doet pijn.
VERVECKEN: Je wilt nog, maar je komt overal een stap te laat. Wie het daar niet moeilijk mee heeft, is geen sportman. Toch geloof ik dat Sven daar net iets minder onder zal lijden dan anderen. Hij rijdt al twee, drie seizoenen heel ontspannen. De carrière is allang goed geweest. Wat erbij komt, is bonus. Vroeger moest hij drie klassementen winnen en twee kampioenentruien pakken, of hij mocht het gaan uitleggen hè.
Als Nys de wereldtitel wint, stopt hij diezelfde dag nog. Kan hij nog wereldkampioen worden?
LIBOTON: Ik geloof er niet in. De twee nieuwe toppers zijn zeker te sterk en ik vermoed dat de tussengeneratie hem ook almaar vaker zal kloppen. Dat Kevin Pauwels of Tom Meeusen deze winter wereldkampioen worden, is waarschijnlijker dan dat Nys het wordt. Ambitie is mooi, maar je moet de lat ook niet te hoog leggen.
VERVECKEN: Volgens mij kan het wel. Vorig jaar rond deze tijd won Sven nog veldritten met anderhalve minuut voorsprong: dat kan toch niet allemaal weg zijn? Als Sven in Zolder super is en Van Aert en Van der Poel kennen een mindere dag, dan hebben ze het nakijken.
VERMEERSCH: Het wereldkampioenschap is een rare wedstrijd. Sommigen komen die dag geen poot vooruit door de stress. Nys heeft in Zolder niks te verliezen. Het is een snel parcours en toch ligt het hem om een of andere reden. De omstandigheden lenen zich voor een stunt.
Nys brengt veel supporters mee. Is het toeval dat vorig jaar voor het eerst de kijkcijfers daalden, net toen Nys een minder seizoen draaide?
VERVECKEN: Ik werk voor Golazo (het bedrijf dat een groot deel van de veldritkalender organiseert, nvdr) en wij zijn toch een beetje bezorgd, ja. Wat gaan die vele Nys-fans doen? Sommigen zullen in de cross blijven, anderen zien we nooit meer terug.
VERMEERSCH: Wout van Aert zal die supporters erven, zeker? Voor een winnaar juichen de mensen graag. Toch denk ik dat niemand ooit nog zo’n fanbase opbouwt als Nys. Sven rijdt achttien jaar aan de top, dat zijn heel veel seizoenen om een supportersleger op te bouwen. Iets zegt me: zodra Nys stopt, wordt het niet meer zoals voorheen.
LIBOTON: In mijn tijd was het ook al: oei, Liboton stopt, het zal nu allemaal wel minder worden. En daarna is de cross alleen maar gegroeid. Ik voorspel dat het veldrijden de komende jaren boeiender wordt dan ooit tevoren. De twee nieuwe toppers zijn allebei aanvallende, spetterende coureurs. Niet dat ze over een paar jaar zullen zeggen: ‘Sven wie?’, maar veel zal het toch niet schelen.
DOOR JEF VAN BAELEN