‘Hij had het hart van een walvis’
Waarom blijft de Oostenrijks-Hongaarse schrijver Joseph Roth ons zo boeien? Doet dit tijdsgewricht dan echt denken aan de jaren dertig, waarin Roth door Europa zwierf, op de vlucht voor de nazi’s? Of is het zijn hang naar elementair fatsoen dat weer aanslaat? ‘Roth lezen, is als door een frisgewassen raam de dag inkijken.’
‘Och, de Rothjes zijn op meneer. Gisteren was er ook al iemand die ernaar vroeg.’ De boekhandelaar zei het op luchtige toon. Alsof het de normaalste zaak van de wereld is dat een schrijver die al meer dan 75 jaar dood is nog zo in trek is. De dag erna had hij zijn kastenaangevuld. Uiteraard met Joseph Roths wereldberoemde roman Radetzkymars, maar ook met een vijftal exemplaren van Joden op drift, de jongste vertaling van de Oostenrijks-Hongaarse schrijver. Opmerkelijk: dit boek is 90 jaar oud, maar de twee maanden jonge vertaling is al aan de derde druk toe. Hoe komt dat? Wellicht omdat het ook vandaag nog een gevoelige snaar weet te raken. Het werkje heeft een universeel en actueel thema: mensen op de vlucht. In dit geval Oost-Europese Joden, zoals Roth er zelf een was. Hij werd geboren in Brody – dat is nu Oekraïne, maar was in Roths geboortejaar 1894 nog Galicië en lag toen op de grens tussen Oostenrijk-Hongarije en Rusland. Volgens Roth kijken alle Joden neer op Joden die oostelijker dan zijzelf wonen: ‘De Jood uit Frankfurt minacht de Berlijnse Jood, de Berlijnse Jood minacht de Weense Jood, de Weense Jood minacht de Jood uit Warschau. Helemaal aan het eind komen de Joden uit Galicië, en daar kom ik vandaan. Ik, de laatste der laatste Joden.’
Joden op drift kwam uit in 1927 en beschreef hoe Joden uit Oost-Europa naar het Westen vluchtten, uit vrees voor armoede en pogroms. Roth schetste een bijna antropologisch portret van de getto’s waarin ze terechtkwamen en van hun oorspronkelijke sjtetls – het Jiddische woord voor een stad met een grote Joods-orthodoxe gemeenschap. Hij was hard voor het Westen, waar ze slecht ontvangen werden. Hij ergerde er zich aan hoe de Ostjude opkeken naar het Westen. Hij deed ook verslag van zijn reis door Sovjet-Rusland, waar de Joden het beter hadden dan elders: ‘Op geen enkel moment in de geschiedenis van de Joden werden ze ergens zo plotseling en zo compleet bevrijd.’
Tien jaar later, in 1937, zag de wereld er flink anders uit: Adolf Hitler had de macht gegrepen en Jozef Stalin was na de uitschakeling van Leon Trotski de Jodenhaat duchtig aan het aanwakkeren. Roth voelde de nood om zijn boekje opnieuw uit te geven. Dat zou uiteindelijk niet doorgaan, uitgevers stonden niet te springen om zo’n striemende kritiek op nazi-Duitsland te publiceren, maar hij schreef wel een nieuw voor- en nawoord.
Vooral in dat voorwoord toont Roth zijn heldere, visionaire blik. De Vlaamse vertaalster Els Snick, die promoveerde op Roths leven en werk, voegde het onlangs toe aan het oorspronkelijke werk. Snick is behalve docent Duits aan de universiteit Gent ook voorzitter van het Joseph Roth Genootschap, de Vlaams- Nederlandse zusterafdeling van het Internationale Joseph Roth Gesellschaft in Wenen. ‘Het genootschap is aan het boomen. Geert Mak is stichtend lid en binnenkort sluit ook Annelies Verbeke zich bij ons aan’, glundert ze. Er zitten nogal wat schrijvers tussen de leden. Dat verklaart mee waarom Roth populair blijft, meent Tommy Wieringa, die ook lid is van de club. ‘Het publiek vergeet, maar schrijvers hebben een geheugen.’
Lyrische precisie
‘Op goede literatuur staat geen tijd en dat is zeker van toepassing op Roth’, antwoordt de Nederlandse auteur van bestsellers als Dit zijn de namen en Joe Speedboot, op de vraag waarom Roth vandaag zo relevant is. ‘Roth lezen is als door een frisgewassen raam de dag inkijken. Helderheid is alles bij hem. Hij hanteert een lyrische precisie, waar bij anderen lyriek vaak modderige romantiek is.’ Snick knikt: ‘Wanneer ik voorlees uit zijn werk, blijkt hoe toegankelijk hij is. Neem deze zin, waarin hij zegt dat de Joden in Amerika voor een keer goed af waren: “…omdat er in Amerika nog Joodsere Joden zijn, namelijk negers.” Als je zoiets voorleest, is iedereen verbijsterd.’ Snick gebruikt Roth ook in haar lessen aan de Gentse universiteit: ‘Hij is heel dankbaar als je wilt aantonen wat literatuur kan teweegbrengen. Studenten vallen voor zijn directheid, voor zijn milde ironie. Hij is nooit plat en gebruikt geen clichés.’
Dat vindt ook Benno Barnard, de Nederlandse schrijver die decennialang in België woonde maar vorig jaar verhuisde naar een dorpje in het Engelse East Sussex. ‘Roth is een meesterlijk stilist. Neem Radetzkymars, volgens mij zijn beste roman: die is zowel gedetailleerd – hij deed bijvoorbeeld uitvoerig onderzoek naar de militaire kostuums – als erg breed. Zijn stijl omschrijf je het best als weemoedige geestigheid. Het noodlot zit er altijd in, net zoals in de Joodse witz.’ Tom Lanoye sluit daarbij aan: ‘Radetzkymars is zuiver stilistisch gesproken een van de mooiste romans die ik ooit heb mogen lezen. Zijn humor is tragisch, zoals het hoort voor echte humor.’ Barnard verwijst ter illustratie naar een ontmoeting van Roth met de Tsjechische schrijver-journalist Egon Erwin Kisch. Toen zij elkaar in de jaren dertig tegenkwamen in Parijs begroette Roth de vurige communist Kisch met “Wat voor een afschuwelijke bolsjewiekenjood hebben we hier!” Waarop Kisch: “Wat wil je van me, afschuwelijke zwart-gele Habsburgerjood?” Roth neemt een stevige slok en antwoordt: “Die verdomde Hitler, zelfs het antisemitisme heeft hij voor ons bedorven.”‘ Barnard lacht: ‘Dat is de kern, dat is het geheim van zijn stijl.’
Maar bij Roth blijft het niet bij stijl, benadrukken liefhebbers. Stijl moet een doel dienen, doceert Barnard. En dat is bij Roth zeker het geval, vindt ook Wieringa: ‘Hij heeft altijd helder gedacht en geschreven. Hij doorzag wat vandaag nog doorwerkt. Ook het nazisme bediende zich van de democratie, zoals Poetin, Duterte, Erdogan en Trump dat vandaag doen.’ Joden op drift staat bol van de akelig accurate voorspellingen. Deze bijvoorbeeld, geplukt uit het nieuwe voorwoord uit 1937: ‘Een miljoen proleten hebben dringend een paar honderdduizend Joodse stakkers nodig om – zwart op wit – hun superioriteit te bewijzen. Wat hebben Joden nog te verwachten? Het gepeupel is al onverbiddelijk genoeg als het wetteloos en zijn blinde instincten volgend op straat tekeergaat. Wat wordt dat als het zich organiseert?’ Op dat moment is het nazisme al flink georganiseerd – het eerste grote concentratiekamp, dat van Dachau, was al in 1933 opgericht -, maar de industriële genocide op de Joden moest nog haar infernale hoogtepunt bereiken.
Een ander voorbeeld is wat hij schrijft over het zionisme – wat hij ‘maar een gedeeltelijke oplossing voor het probleem van de Joden’ noemde: ‘Sowieso zal de emigratie van de jonge Joden naar Palestina altijd iets van een Joodse kruistocht hebben, omdat ze jammer genoeg ook schieten.’ Profetisch, vindt Wieringa: ‘Hij voorzag alle kwalen van het nationalisme dat zou ontstaan in dat land, dat nog niet bestond. Hij voelde al mee met de Arabieren. En daarmee toont hij meteen ook zijn andere grote kenmerk: hij neemt het principieel op voor de onderdrukten. De man had het hart van een walvis.’ Dat is precies wat ook Arnon Grunberg, die net als Roth literatuur en journalistiek afwisselt, zo raakt bij Roth: ‘Hij beheerst de techniek van het opwekken van medeleven, zonder dat je doorhebt dat het techniek is. Zonder larmoyant te worden, verleidt hij de lezer tot mededogen en medeleven.’ Dat klopt helemaal, zegt Snick. ‘Roth was in twee dingen radicaal consequent: zijn haat tegen Hitler en zijn verdediging van de rechtelozen, de uitgedrevenen. Daarom dat hij Juden aus Wanderschaft schreef: hij nam het op voor zijn volk, wilde het zijn waardigheid teruggeven. Ook dat is zo actueel: hoe hij vraagt niet neer te kijken op de vuiligheid van wie het geld niet heeft om zich te wassen. Dat neerkijken op de vuiligheid van de arme zie je vandaag ook weer.’ Tom Lanoye noemt de analyses van Roth over nationalisme, xenofobie en het zionisme ‘vandaag de dag scherper en actueler, helaas, dan pakweg twintig jaar geleden. Als dat maar goed afloopt. Voor ons dus, hier en nu’.
De mooiste vriendschap
Zijn haat tegen de nazi’s was totaal: hij maakte zich kwaad op al wie Hitler bagatelliseerde, hij was furieus op de geassimileerde Joden die stil bleven en hoopten dat het wel zou meevallen. Het zette zelfs zijn vriendschap met de dan al wereldberoemde Stefan Zweig onder druk, weet Snick. Zweig was pacifist, vele jaren ouder dan Roth en vooral veel rijker. Hij was bezadigder en hield langer vol dat Hitler nooit verkozen zou raken, terwijl Roth al in 1932 de dichter Heinrich Heine parafraseerde: ‘Ze zullen onze boeken verbranden en er eigenlijk ons mee bedoelen.’ Roth verliet Berlijn op 20 januari 1933, de dag dat Hitler rijkskanselier werd, en zou nooit meer naar Duitsland terugkeren. Hij was furieus op Zweig omdat die tot in 1934 – wanneer ook zijn boeken verboden werden – zijn Duitse uitgever trouw bleef. ‘U zult ten onder gaan, veel eerder dan men denkt’, schreef hij hem. Ook de boeken van Zweig belandden op de brandstapel. Ook dat had Roth goed voorzien.
Ondanks de grote verschillen tussen beide schrijvers – Roth was de in armoede geboren en uiteindelijk gestorven Ostjude, Zweig de geassimileerde Jood uit een welgestelde Weense familie – was er nog grotere genegenheid. Snick spreekt van de mooiste literaire vriendschap uit de geschiedenis: ‘Ze hadden intense inhoudelijke uitwisselingen, stuurden elkaar manuscripten. Ze hadden elkaar echt nodig. Zweig vroeg hem te stoppen met drinken, omdat hij iets kon veranderen in de wereld.’
Het Zwarte Habsburg
Joseph Roth is een figuur vol paradoxen. Hij werd in zijn tijd geroemd als briljant in het tekenen van het gezicht van zijn tijd, maar slaat toch feilloos de brug naar die van ons. De toen bijzonder actuele, nijpende problematiek van de vluchtende Joden en het antisemitisme haken moeiteloos in op de grote vragen van vandaag, vindt Erik Vlaminck, voorzitter van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. ‘Die gaan ook nu over religie en mensen op de vlucht. Zijn drama’s zijn hyperactueel.’ Lanoye is het daar roerend mee eens: ‘Joseph Roth beschreef bijtend, poëtisch en melancholisch de oude kankers van Europa, die vandaag helaas weer volop woekeren.’ Barnard ziet het ook: ‘Hij keek naar de Habsburgse dubbelmonarchie uit nostalgie, maar ook vanwege de actuele waarde ervan. Omdat het Zwarte Habsburg eraan kwam.’
Roth werd steeds armoediger en kon zich aan het eind van zijn leven niet meer de luxehotels veroorloven uit zijn tijd als sterreporter van grote Duitse kranten. Hij takelde af, zijn benen zwollen op van de alcohol (hij dronk zo veel dat ‘zijn snor permanent vochtig was’), zijn tanden vielen uit. ‘De afbraak van het continent verliep synchroon met de zijne’, zegt Wieringa. Toch hield hij vast aan een burgerlijk fatsoen. Hij liet zijn altijd vochtige snor groeien om zijn slechte gebit te verbergen. Bij de kleermaker liet hij de modieus wijde pijpen van zijn broek versmallen, naar de traditionele Oostenrijkse snit. Het paste bij zijn vurige monarchisme, waarmee hij door Kisch – hij weer – geplaagd werd: ‘Wat? Zonder kroon? Zonder hermelijn?’ Roth was ervan overtuigd dat de monarchie de dam tegen het fascisme kon zijn. Toen in 1937 zowel in België (Léon Degrelle) als Nederland (Anton Mussert) de fascisten een verkiezingsnederlaag leden, schreef hij in een krantenartikel onder de titel Kronen of dictaturen: ‘Gelukkig België: het heeft een koning! Arm Oostenrijk: het wacht nog op zijn keizer!’
Roth was nostalgisch, en Barnard weet waarnaar. Hij voelde het toen hij Brody bezocht, het geboortestadje van Roth: ‘Je weet dat de nazi’s en de Russen daar zijn gepasseerd, en toch zie je bovenal een braaf, saai en burgerlijk stadje. Maar er hing een elementair fatsoen in de lucht.’ Dat is wat Roth miste, en Barnard begrijpt het gevoel. ‘Het is omdat alle revoluties gevaarlijk zijn dat ik mij conservatief noem. Bij elke revolutie breekt het porselein. De nazi’s waren ook revolutionairen, vergeet dat niet. Conservatisme als dam tegen onfatsoen, dat gevoel zit compleet in die anekdote met Kisch: je let een dag niet op en we zitten ermee.’ Is Roth ook wat dat betreft een man van deze tijd? Een rumoerige tijd vol hatelijke hashtags en treiterige tweets waarin fatsoen het nieuwe punk, de nieuwe antibeweging, genoemd wordt? ‘Dat zou weleens kunnen kloppen, ja. Burgerlijkheid kan tot veel goeds leiden. Natuurlijk is er de benepenheid, het beklemmende. Maar je wordt altijd nog beter verstikt door de burgerlijke moraal dan door gas.’
Zijn er vandaag vergelijkbare auteurs, schrijvers die net zoals Roth voor het stof opwaait al zien vanwaar de wind komt? Barnard bespeurt ze niet. ‘Ik heb ze alvast niet gelezen.’ Michel Houellebecq, misschien? In zijn Soumission waarschuwt de Fransman voor een totalitaire islam die in Frankrijk de macht grijpt, zoals ook Roth dat deed met de nazi’s. ‘Ik heb het boek niet gelezen, maar mij lijkt dat Houellebecq een andere ethische motivatie heeft: provoceren. Roth was altijd wat moralistisch, met zijn hang naar fatsoen.’ Ook Tom Lanoye ziet geen gelijke rondlopen. Hij noemt Roth, samen met zijn Italiaanse generatiegenoot Curzio Malaparte, de grootste Europese auteur van de vorige eeuw. ‘Noem mij bevooroordeeld, noem me een snob, maar ik zie in onze letteren niemand die kan tippen aan hen. In de Nederlandse letteren komt voor mij alleen Hugo Claus in de buurt, maar dan vooral vanwege zijn poëzie, plus De verwondering en Het verdriet van België.’ Dat zich nergens een natuurlijke opvolger aandient, is dan ook de reden om Roth te blijven lezen, vindt Grunberg: ‘Ik ken vrijwel geen andere schrijver die zo precies, en met zo’n fijn gevoel voor ironie, schrijft over het individu dat vermalen wordt door de staat en door andere krachten die hij niet of nauwelijks beheerst.’
Lees exclusief op Knack.be/Roth een fragment uit Joden op drift.
DOOR SIMON DEMEULEMEESTER
‘Roth doorzag wat vandaag nog doorwerkt. Net als het nazisme, bedienen ook Poetin, Duterte, Erdogan en Trump zich vandaag van de democratie.’ Tommy Wieringa
‘Het noodlot zit er bij Roth altijd in, net zoals in de Joodse witz.’ Benno Barnard
‘Zonder larmoyant te worden, verleidt hij de lezer tot mededogen en medeleven.’ Arnon Grunberg