‘Het WK winnen, is onbeschrijflijk mooi’

Jos Lansink (met Cumano op de Spelen in Peking) 'Cumano is in alle opzichten een hengst, een macho, een brutale rekel. Altijd en overal tonen dat hij de baas is. Als je de staldeur opent, weet je het al.' © REPORTERS

Vier jaar geleden beleefde Jos Lansink het hoogtepunt uit zijn carrière: wereldkampioen jumping in Aken, het mekka van de paardensport. Dat wil de stijlruiter uit Lanaken graag overdoen in Lexington, Kentucky. Slotdag op 9 oktober.

Jos Lansink is een merkwaardige man. Geen woordenkramer, geen mooiprater. En dat voor een geboren Hollander. Zijn nuchterheid en bescheidenheid heeft hij ook overgeheveld naar zijn Belgische nationaliteit waarvoor hij negen jaar geleden koos en waarvan hij, naar eigen zeggen, nog geen moment spijt heeft gehad. Het heeft ons land voor het eerst een wereldtitel jumping opgeleverd. Nooit vertoond. Aanklampers en kruimeldieven op de grote afspraken, veel verder kwamen de Belgische ruiters niet. Veel vlijt en inzet, ook dat. Maar succes, laat staan goud?

Tot Jos Lansink op die mooie zondag in september 2006, in het befaamde Soersstadion van Aken toesloeg. Met schoon volk naar de eindstrijd die bij een wereldkampioenschap wordt gereden volgens de formule van de paardenwissel of tournante: elk van de vier finalisten rijdt één parcours met het eigen paard en drie met de paarden van de concurrentie. Een wat vreemde constructie die de meest veelzijdige ruiter moet bekronen.

Drie vrouwen trof Lansink in die finale. Edwina Alexander, de Australische Rider of the Year. Meredith Michaels, een Californische met Duitse nationaliteit die op Shutterfly net de World Cup in Las Vegas had gewonnen. En Beezie Madden, gouden medaille met het Amerikaanse team in Athene. De Duitse parcoursbouwer Frank Rothenberger durfde geen risico’s te nemen met die occasionele combinaties: geen technische uitdagingen, geen verraderlijke afstanden, olympisch hoge en brede hindernissen, vlot te bereiken, geen moeilijk bochtenwerk.

En dus gaven de vier elkaar geen duimbreed toe. In een beslissende barrage tegen de tijd vonden de finalisten, met uitzondering van Alexander, elkaar terug met hun eigen paard. Lansink mocht de spits afbijten en zette meteen een foutloze rit neer, Michaels kwam te kort en de grote favoriet Beezie Madden joeg haar Authentic in duizelingwekkende vaart over de obstakels, maar tikte de laatste balk uit de lepels. Voor Lansink en Cumano was de gouden buit binnen.

Jos Lansink: ‘Ik mag er graag aan terugdenken. Zo’n WK is een lange weg, met meer dan honderd ruiters aan de start, allemaal met toppaarden. In een volgende fase blijven er nog een veertigtal over. Als je dan de laatste vier haalt, zit je al op wolken. Winnen is helemaal een onbeschrijflijk mooi moment. Met Cumano, mijn eigen paard, dat is niet evident bij een paardenwissel. En dan nog precies in Aken, het wereldcentrum van de paardensport. Er is dat weidse grasveld, zoals de heilige mat van Wembley. En er is dat immense stadion met vijftigduizend toeschouwers, Aken overstijgt alles, mooier en moeilijker dan Calgary, Rome of Monterrey. Wereldkampioen worden in Aken is meer dan de titel binnenhalen. Kentucky zal heel anders zijn.’

Kun je dat vier jaar later nog eens overdoen?

Jos Lansink: Moeilijke vraag. Het hangt van zo veel factoren af: de vorm van de dag, de omstandigheden, het geluk. Het moet je altijd wat meezitten op een groot toernooi. Stel dat je bij de laatste vier raakt, dan moeten die andere paarden ook wat in je systeem passen. In twee minuten moet je daarop inspelen. Veel tijd krijg je niet, zadel opleggen, kopstuk aanbrengen, een paar oefensprongetjes en de piste in.

Het blijft een heel apart avontuur, die paardenwissel.

Lansink: Ja, je moet in stilte hopen dat je eigen paard in de fout gaat, dat is een heel bizarre gewaarwording. Dag in dag uit trainen om een onberispelijk parcours te rijden en dan plots blij zijn als je paard een balkje aftikt, het is een beetje tegen de geest van onze sport. Anderzijds is het goed dat de formule van het wereldkampioenschap verschilt van die van andere kampioenschappen of van de Spelen. Dat maakt het WK uniek.

Cumano was niet de allersnelste, wel krachtig en sterk, groot springvermogen, en tussen jullie beiden was een soort chemie gegroeid. Is Valentina van ’t Heike uit hetzelfde hout gesneden? Zijn ze te vergelijken?

Lansink: In niets. Ze zijn gewoon extremen. Cumano is in alle opzichten een hengst, een macho, een brutale rekel. Altijd en overal tonen dat hij de baas is. Als je de staldeur opent, weet je het al. Die houding, dat air van: ‘Hier kom ik aan.’ Die pretentie heeft Valentina niet, ze is van nature veel sensibeler. Het karakter van de dag, moeilijker in te schatten, wisselvalliger, een echte merrie. Daarom heeft ze ook meer wedstrijden nodig dan Cumano.

Ook voor mij een hele aanpassing, ze is de eerste merrie die ik op dat niveau rijd. Ooit sprong ik met Christel mijn eerste nulronde, dat was in de Grote Prijs van Rotterdam, en met Anaconda haalde ik een tweede plaats op een Nederlands kampioenschap, maar dat is het dan. Egano, Libero H, Carthago, Caridor, High Valley, stuk voor stuk superpaarden, allemaal hengsten.

Het is nog wat afwachten hoe Valentina die snel opeenvolgende rubrieken in Lexington gaat verteren. Ze heeft al een paar knappe prestaties afgeleverd, de Grote Prijs van Parijs gewonnen onder meer, maar dat waren zonder uitzondering wedstrijden van één dag. Het WK in Kentucky is haar eerste kampioenschap, maar ik heb er wel een goed oog in. Ik heb de indruk dat het moment rijp is om daar goeie rondes te draaien. Lange tijd was ik daar niet zo zeker van, een lastige dame was het. Ik heb ’s avonds na een dag werken met haar weleens tegen Mariëlle, mijn vrouw, gezegd: ‘Valentina wordt een goede fokmerrie.’ Dat zijn de momenten van moedeloosheid, het gevoel dat je niet opschiet.

Ze is je dan blijkbaar toch gaan verrassen?

Lansink: Mijn geduld raakte nooit echt op. Ondanks alle narigheden bleven we elkaar aanvoelen en kreeg ik ook positieve signalen. Maar het ging zo traag, haar ontwikkeling, haar progressie. Het duurde veel langer dan bij elk ander paard dat ik naar de top wilde krijgen. En op concours sta je dan meer dan je lief is aan de verliezende kant.

Toch maken die nederlagen niet zoveel uit. Niet iedereen zal dat begrijpen, maar soms ga je met een paar fouten uit de ring en tegelijk met een goed gevoel. Het is niet omdat je naast de prijzen valt dat je je zorgen maakt. Boerenverstand zeker. Verliezen en sterker uit de strijd komen, dat is het. Geloven en doorzetten.

We hebben allebei gelijk gekregen, de resultaten zijn er nu. Eind vorig jaar eindigden we tweede in de finale van de Global Champions Tour in Doha (180.000 euro) en wonnen we in Parijs, en ook dit jaar ging Valentina met de besten mee in Estoril en in Abu Dhabi (90.000 euro) was ze gewoon onweerstaanbaar. Ze heeft me niet teleurgesteld.

Zelf heb je ondertussen ook meer ervaring, ben je nog wijzer geworden.

Lansink: Wijzer en grijzer. Ach, in ons vak leer je elke dag. Denk nooit, zoals Jean Gabin, nu weet ik het, nu heb ik de sleutel, want je krijgt het deksel op de neus. Niemand heeft in onze sport de wijsheid in pacht. We hebben te maken met levende wezens en we kunnen alleen maar ons best doen om ze zo goed mogelijk te begrijpen en aan te voelen. Er komt nog zo veel bij kijken: medische begeleiding, hoefsmid, voorbereiding, conditietraining, de zorg dat alles goed zit tussen de oren van je paard, management ook. Vergis je niet, jumping is oneindig veel meer dan die dikke minuut dat je in de piste ronddraait.

En dan is er nog de druk van sponsors en eigenaars. Je wilt altijd wel presteren, maar je kunt met een paard niet op elke wedstrijd dansen. Wat anderen er ook over mogen denken. Ik werk met heel veel overleg naar de grote afspraken, maar vooral: ik wil mijn paard gezond houden. Het was de reden waarom ik bijvoorbeeld afhaakte voor het Europees kampioenschap in Windsor, dat kwam gewoon te vroeg voor Valentina. Het is helemaal niet eenvoudig om een planning op te maken, laat staan optimaal te pieken. Je bent te zeer afhankelijk van allerlei factoren. Niet te veel doen maar wel net genoeg, een zaak van subtiel aanvoelen. En dat is met elk paard anders.

Elke ruiter heeft zijn eigen, wat typische stijl. Die van jou oogt mooi, vriendelijk, sober, haast vanzelfsprekend. Alsof je nooit de dingen wilt forceren. Is dat een erezaak?

Lansink: Ik heb veel gestolen. Al toen ik nog ponyruiter was. Johan Heins en Henk Nooren, van hen heb ik veel opgestoken. En van Alwin en Paul Schockemöhle, de Duitse school met een stevige dressuurbasis en met veel aandacht voor het gymnasticeren van het paard. Dat inzicht en die methode zijn ook voor mij heilig.

Dan moet jij je wel vaak ergeren aan de rijstijl van sommige collega’s.

Lansink: Waarom zou ik me ergeren aan anderen? Hoewel, het gebeurt. Vorige week nog in Roggel. Je houdt het niet voor mogelijk, die ruiter had helemaal geen controle over zijn paard, hij dwong dat dier in een onmogelijke wending en ging dan blind naar de hindernis. Natuurlijk wil dat paard daar niet over, het gaat erlangs en springt dan het publiek in. Kijk, als zo’n jongen zichzelf om zeep wil helpen, is dat zijn zaak, maar dat hij zijn paard en de toeschouwers in gevaar brengt, is onverantwoordelijk. Dan zeg ik: rijbewijs afnemen, onverbiddelijk.

Er is in een parcours altijd die toegestane tijd. In alle omstandigheden blijf je daar netjes binnen, kennelijk jouw specialiteit. Soms zijn dat honderdsten van een seconde terwijl je toch de kans niet hebt om even op je chrono te kijken. Hoe speel je dat klaar?

Lansink: Het gevoel, zeker. Maar er is meer. Je hebt bijna altijd de kans om een paar combinaties aan het werk te zien en dan weet je waar je bij je galopsprongen tijd kunt winnen. Je kunt dan iets meer ingehouden een zware hindernis aanpakken. Dat zijn de dingen die je van tevoren in je computer opslaat. Als je in de laatste lijnen nog moet gaan jagen, kom je er meestal niet meer.

Overigens is die toegestane tijd almaar doorslaggevender geworden. De sport is enorm geëvolueerd, hoger of breder kan niet meer, 1,60 meter is het maximum, en dus blijft een parcoursbouwer alleen nog dat over om het kaf van het koren te scheiden: de tijd wordt korter gezet, je moet dan wel sneller en dan maak je fouten. Daar moet je als ruiter weer op inspelen met paarden die hoog in het bloed staan en nog meer snelheid kunnen maken.

Denk je dan nooit: dit gaat te ver?

Lansink: Het geeft me net een kick als ik dat probleem kan omzeilen. Toegegeven, soms oogt een parcours bij het verkennen lastiger dan het is als je er te paard in zit. Je denkt: hoe moet dat hier, en in de praktijk blijkt het een fluitje van een cent.

Vooral in een barrage zie je ruiters wel eens tekeergaan, het resultaat is heiliger dan de manier waarop.

Lansink: Ik rijd ook vaak met het mes tussen de tanden, alleen zul je dat niet zo merken. Ludo Philippaerts heeft gelijk: ik ben niet het type dat alles wil winnen. Ik laat weleens interessante wedstrijden voor wat ze zijn om hier of daar een kleiner concours mee te pakken. Daar rij ik dan bij voorkeur jonge paarden, ik wil zien of hun ontwikkeling naar wens verloopt en of ik goed heb ingekocht. Al die jonge dieren op stal moet je ook in competitie uittesten en een kans geven.

Zo heb ik een goed oog in Calimero en King Colibri, maar vooral in Calisto, een schimmelhengst van Carvalho. Dat is er eentje die met tijd en geduld wel eens het grote werk zou aankunnen. Je moet eigenlijk constant investeren in de toekomst. En op die kleinere wedstrijden ontmoet je soms ook andere mensen met wie je zaken kunt doen. Het is niet allemaal concours, je moet ook je handel verzorgen. Dat is niet onbelangrijk nu ik hier in Meeuwen mijn eigen paardenbedrijf heb uitgebouwd. Bij de verkoop van een paard komt de laatste jaren veel meer kijken dan vroeger. Er is de nazorg: je moet dat paard mee opvolgen, begeleiden, een aangepast programma opmaken voor de ruiter, meegaan en adviseren op concours. Dat was tien jaar geleden ondenkbaar.

Je bent wereldkampioen, dat moet een onbetaalbare troef zijn bij het verhandelen van paarden.

Lansink: Ja en nee. Wie een paard koopt bij mij denkt meteen: als Jos hem heeft gereden, kan ik het niet beter doen. En dat is niet juist. Als een paard bij mij is geweest, werken bij wijze van spreken alle knoppen. Dan hoeven ze gewoon weg te rijden, het kan alleen maar beter gaan. Kevin Staut, de Europese kampioen, presteert met Silvana beter dan ik het ooit deed, ze wonnen de Grote Prijs van Donaue-schingen, dat doet plezier. Als handelaar weet ik maar al te goed dat alles zijn prijs heeft, alles is te koop, maar niet aan om het even wie. Ik wil weten waar mijn paard terechtkomt, wie ermee zal rijden. Bij twijfel gaat de verkoop niet door. En dat is al gebeurd. Ik hou te veel van paarden om er lichtzinnig mee om te springen.

Eric Wauters zei ooit: ‘Wij zijn geen sport-mannen, wij rijden met sportpaarden.’ Denk jij daar ook zo over?

Lansink: Zo was het vroeger. Ruiters waren toen helemaal niet met de eigen conditie bezig, dat merkte je bij mannen als Harvey Smith of Thomas Frühmann. We zijn ondertussen veel professioneler geworden, begaan ook met het gewicht dat een paard moet dragen. Als je in een barrage binnen enkele seconden vijf hindernissen moet springen, moet je in goede fysieke conditie zijn, geloof me. En daarvoor volstaat het paardrijden alleen niet. Dus ga ik fitnessen en zwemmen, een half-uurtje elke ochtend.

Ook in de ruitersport is doping weer heel actueel. Zeker na de Olympische Spelen in Hongkong, waar Bernardo Alves, Christian Ahlmann, Denis Lynch en Tony André Hansen meteen naar huis werden gestuurd, en waar Rodrigo Pessoa later uit de uitslag werd geschrapt. Daarna volgden er nog een aantal, onder wie de wereldkampioene dressuur Isabelle Werth. De paardensport staat onder zware druk.

Lansink: Controle moet, laat dat duidelijk zijn. En paarden moeten medisch begeleid worden, het zijn atleten. Alleen gaat die nultolerantie van de internationale ruitersportfederatie FEI veel te ver. Tom Boonen kan rustig een aspirientje nemen als hij hoofdpijn heeft, mijn paard niet of het moet drie weken wegblijven uit competitie. Daar zit geen logica in. Het is toch vanzelfsprekend dat zieke of geblesseerde paarden behandeld moeten worden.

Het probleem is: sommige medicaties staan op de lijst van de verboden middelen, maar we weten niet hoeveel tijd er verstrijkt voor die kunnen teruggevonden worden, drie weken of drie maanden, en of ze prestatieverhogend zijn. Dat is ook de reden waarom die ruiters tegen de lamp lopen. Ze zijn zich van geen kwaad bewust en vertrouwen ten volle op hun dierenarts. Hun carrière wordt afgeremd of zelfs gebroken, om van hun naam en reputatie nog te zwijgen. Natuurlijk zijn er ook positieve gevallen waarbij je je afvraagt: hoe kun je zo dom zijn? Ik denk dat er weleens druk wordt uitgeoefend door de eigenaar. Maar in principe moet het welzijn van het paard altijd voorop staan. Dat is althans mijn standpunt.

Tot slot: er is goed nieuws van het Belgische paardenfront, we spelen weer in de Super League.

Lansink: Dirk Demeersman, Philippe Le Jeune, Judy-Ann Melchior en Pieter Devos hebben in Gijon de landenwedstrijd gewonnen en dus zijn we weer weg uit de Promotional League waarin we nogal ongelukkig verzeild waren geraakt. Zo slecht was dat nog niet, een periode van bezinning en ook van terugvechten. Volgend jaar zijn we weer bij de grote jongens en ik zie een paar goede paarden die meekunnen in de hoogste categorie.

Dat is voor een belangrijk deel het werk van de nieuwe Zwitserse bondscoach Philippe Guerdat. Hij heeft uitstekend werk verricht. Hij heeft meer dan twintig combinaties een kans gegeven, was altijd en overal present, hield de vinger aan de pols, en bleef contact houden met alle betrokkenen. Heel geëngageerd, die man. Dat ziet er dus goed uit. Een stevige basis voor de Olympische Spelen in Londen waar we wellicht weer met een sterke ploeg voor de dag kunnen komen. Maar eerst natuurlijk Kentucky. Hopelijk kunnen we daar de toon zetten.

DOOR LEO DE VOS

‘Je moet in stilte hopen dat je eigen paard in de fout gaat, dat is heel bizar.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content