Hoe een klein incident rond PCB’s een deel van het land lam kon leggen. Een reconstructie van de dioxinecrisis.
De Waalse “elektricien” Roland Pellus uit Bastenaken is een vreemde vogel. De man kreeg een tijdje geleden de milieupolitie van Namen over de vloer, na klachten van buurtbewoners over stank in hun kelder. Bleek dat Pellus zomaar afvalolie het riool inspoelde. Op 8 juni jongstleden veroordeelde de rechtbank van Neufchâteau hem in eerste aanleg tot een zware gevangenisstraf voor, onder meer, “het invoeren, afstaan en vervoeren met commerciële doeleinden van apparaten die PCB’s bevatten”.
Pellus had een handeltje in oude industriële apparaten, zoals transformatoren die gekoeld werden met oliën op basis van polychloorbifenylen (PCB’s). Omdat ze zo giftig zijn, is het gebruik van zulkeoliën ondertussen verboden. Iedereen die PCB-houdende apparaten of olie in zijn bezit heeft, moet daarvan een gedetailleerd register bijhouden. Dat was te veel gevraagd voor Pellus. Met enkele handigheidjes probeerde hij aan de wet te ontsnappen.
Zo kocht hij zijn apparaten vooral in het Groothertogdom Luxemburg, maar vestigde hij zijn bedrijf in de Belgische provincie Luxemburg. Verder gebruikte hij een in de sector blijkbaar klassieke truc: hij kreeg de transformatoren binnen om ze te herstellen, waarna hij de eigenaar liet weten dat het toestel niet meer te repareren viel. Hij zou in het zwart, en onder de officiële prijs, geld krijgen om de PCB-houdende stoffen te laten “vernietigen”.
In principe is zo’n vernietiging een dure aangelegenheid. De verbranding van een kilogram met PCB’s besmette stoffen kost ongeveer 25 frank. Voor een tankwagen van twintig ton komt dat algauw op een half miljoen. Uit berekeningen bleek dat, indien alle kosten in rekening worden gebracht, het dumpen van een ton zwaar met PCB’s vervuilde stoffen twee- tot driehonderdduizend frank kan opleveren. Zowel de Nederlandse autoriteiten als de Waalse milieupolitie vermoeden dat er een illegaal circuit bestaat voor het laten verdwijnen van PCB’s.
In de meeste transformatoren zit minder dan 150 liter koelvloeistof, maar de verwerking daarvan is relatief duur. De verleiding lijkt dan groot om het goedje te dumpen. Waalse inspecteurs stelden vast dat de PCB-vervuiling op reguliere meetpunten in de buurt van Bastenaken veel hoger is dan elders in het gewest. Ook bleek een deel van de PCB-olie uit Pellus’ stock verdwenen. De man, die in beroep ging tegen zijn veroordeling, beweert dat ze gestolen werd terwijl hij in Afrika “verbleef”. In feite zat hij een jaar lang in Guinée in de gevangenis op verdenking van wapenhandel – zo ontdekte de krant Le Soir.
DE VAZALLEN VAN DE BOERENBOND
Niets is gemakkelijker dan het dumpen van een lading PCB-olie in een containerpark. De controle op wat er wordt binnengebracht of uitgespookt, is daar zo goed als onbestaande. Recycling is een schitterend concept, maar niet als de eerste de beste cowboy het systeem schaamteloos kan misbruiken voor persoonlijke verrijking.
Het parket van Gent, dat de dioxinecrisis onderzoekt, kreeg een tijdje geleden een kopie van het dossier over Pellus toegestuurd. Het is echter niet zeker of ooit zal worden aangetoond dat de man aan de basis lag van de crisis. Het containerpark van Bastenaken ligt wel dicht bij het dorpje Bertrix, waar de vetsmelterij Fogra gevestigd is. In de ketels van Fogra werden resten van PCB’s ontdekt, waarvan het chemisch profiel overeenstemt met dat van het besmette voeder en de gestorven kippen uit de stallen, die door veevoederproducent De Brabander in Roeselare bevoorraad werden. Bij De Brabander begon eind januari de dioxinecrisis.
Jean Thill, de baas van Fogra, zit nog altijd in voorhechtenis in Gent op verdenking van valsheid in geschrifte. Hij verkocht zijn product officieel als “dierlijk vet”, terwijl er onder meer afvalvet uit containerparken bij zat. De Waalse politici die einde mei, bij het uitbreken van de crisis, moord en brand schreeuwden over de Vlaamse vazalpartijen van de Boerenbond die de volksgezondheid verwaarloosden, houden zich nu opvallend gedeisd. Wel werd discreet getracht om het luik Fogra van het Gentse onderzoek af te splitsen en over te hevelen naar het parket van Neufchâteau.
Waals minister van Milieu, Natuurlijke Rijkdommen en Landbouw Guy Lutgen (PSC), tevens burgemeester van Bastenaken, blijft wel “twijfelen” aan de betrokkenheid van Fogra, hoewel hij de vergunning van het bedrijf veiligheidshalve introk. Insiders geloven niet dat Fogra jaarlijks niet meer dan de tweeduizend ton afvalolie verwerkte, die de vergunning voorzag. Er wordt verondersteld dat er in de vetsector veel in het zwart wordt gewerkt – dat zou trouwens ook voor veevoederproducenten gelden. Officieel leverde Fogra bijna uitsluitend aan vetsmelterij Verkest uit Deinze, die in de dioxine-affaire als eerste met de vinger werd gewezen. Bedrijfsleiders Lucien en Jan Verkest zaten tot 22 juni in voorhechtenis.
Het parket van Gent heeft ondertussen een chronologie in elkaar gepuzzeld, die de diverse besmettingshaarden kan verklaren.
Op 19 januari haalde een tankwagen van transporteur Ville de Courtrai uit Kuurne, die bijna uitsluitend voor rekening van Verkest reed, een lading vet op bij Fogra. De meeste vetsmelters doen geen enkele controle op de stoffen die ze verhandelen, maar zijn zich wel bewust van het risico dat ze vervuild vet inslaan. Daarom hebben ze de gewoonte ladingen te mengen voor ze ze doorverkopen.
Helaas had Verkest die onfortuinlijke dag een leveringsachterstand. De chauffeur van de vrachtwagen kreeg onderweg telefonisch de opdracht om rechtstreeks naar veevoederproducent De Brabander te rijden, waar dringend vet nodig was. Dat ene telefoontje zou vier maanden later het land in rep en roer zetten. Een detail met verstrekkende gevolgen – een betere illustratie van de chaostheorie kunnen wetenschappers niet bedenken.
Op 20 januari reed dezelfde tankwagen van Kuurne naar Verkest, waar hij een lading vet insloeg voor een levering aan veevoederfabrikant Huys in Brugge. Dit vet werd besmet met de vuile restanten die in de tank van de wagen waren achtergebleven – de besmetting bij Huys zal dan ook veel kleiner blijken dan bij De Brabander.
DE SPOREN VERDWENEN
Op 21 januari werd opnieuw een lading vervuild vet bij Fogra opgehaald. Die kwam wel in de tanks van Verkest terecht, en raakte er verdund. Onder meer voederproducent De Brabandere uit Wingene kreeg een lading van dit vuile vet binnen. Een verdere verdunning zorgde ervoor dat alle sporen van de besmetting uiteindelijk verdwenen. Zelfs in de eerste stalen die op 24 maart bij Verkest genomen werden, konden geen sporen van PCB’s of de eraan gekoppelde dioxines gevonden worden. Bij Fogra vond het parket alleen sporen van vervuiling in de aangekoekte laag op de bodem van de smeltkuip. Maar het is niet zeker dat die vervuiling iets te maken heeft met de besmettingen van eind januari.
Pikant detail is dat de tankwagen van Ville de Courtrai nooit gereinigd werd. De eigenaar verklaarde dat hij zijn tankwagen slechts eenmaal per jaar reinigt, en dat hij niet inziet waarom hij dat meer zou moeten doen, omdat hij daartoe wettelijk niet verplicht is en hij nooit iets anders dan vet vervoert.
Laksheid is troef in de sector. Het Franse blad Le Canard Enchaîné maakte onlangs melding van een officieel overheidsrapport over de verwerking tot veevoeder van rottende kadavers, het afvalslib uit zuiveringsstations en de inhoud van septische putten. Het Nederlandse NRC Handelsblad vond een logboek van officiële controleurs bij een grote vetverwerker. Het wemelde van de nota’s over blazen en magen, bedorven vet, stinkende kadavers en beenderen vol maden die tot vet voor veevoeder werden verwerkt. Europese inspecteurs stelden vast dat bij Fogra zelfs plastic en andere verpakkingen in het vet werden gesmolten.
De laboratoria die (sommige) vetsmelters in huis hebben, dienen meestal niet om de kwaliteit van hun producten te controleren. Wel om hen toe te laten “slechte” – lees: bedorven vetten met een hoge zuurtegraad – te mengen met zuiverder producten, zodat de zuurtegraad onder de wettelijke norm gaat. Vetsmelterij Codeb in Moeskroen controleert wel op kwaliteit en is bijgevolg duurder dan, bijvoorbeeld, Fogra en Verkest. Het bedrijf heeft ook maar twee veevoederproducenten als klant. Af en toe weigert het een lading vuil vet, die vervolgens ongetwijfeld elders wordt aangeboden. Begin dit jaar drong het bedrijf er bij de Nederlandse inspectiediensten op aan om erover te waken dat tankwagenreinigers en “vetputschrapers” – die twee keer per jaar de aangekoekte rommel uit opslag- en smelttanks halen – hun residuen effectief zouden verbranden, zoals dat wettelijk verplicht is, en niet zouden mengen met gerecycleerd frietvet.
ONDERHUIDSE BLOEDVLEKKEN
De grootste veevoederproducenten maken tegenwoordig mengvoeders: ze mengen dierlijke vetten met derivaten van olieproducten. Ook zij hebben apparatuur in huis om hun stoffen te controleren. Maar die blijken niet altijd te functioneren. De advocaten van Verkest, Bart De Geest en Hans Rieder, stelden tot hun verbazing vast dat de analyseapparatuur van De Brabander begin dit jaar buiten gebruik was, zodat het bedrijf geen kwaliteitscontroles kon uitvoeren. Het duo opent ook de aanval op veearts André Destickere van het Instituut voor Veterinaire Keuring (IVK), die als expert werd ingehuurd door verzekeringsmaatschappij AGF-De Schelde om de schade van De Brabander te onderzoeken.
De beschreven symptomen van de dode kuikens in de bedrijven, die door De Brabander bevoorraad waren, en vooral de hematomen (onderhuidse bloedvlekken) in de nek, zijn typisch voor een dioxinebesmetting. Toch vroegen De Brabander en Destickere, volgens de advocaten Rieder en De Geest, pas op 21 april de wetenschappelijke literatuur over dioxinevergiftiging op. 21 april is de dag dat ze telefonisch de bevestiging kregen dat er dioxines waren aangetroffen in de voeder- en kippenvetstalen die ze naar een Nederlands laboratorium hadden gestuurd. Ondertussen hadden ze bij Rendac in Denderleeuw wel hele stallen dode kuikens laten vernietigen, waarvan de restanten opnieuw tot veevoeder werden verwerkt. Hoewel De Brabander al in februari veronderstelde dat de problemen aan het voeder te wijten waren, stopte het bedrijf niet met de verkoop.
De Geest en Rieder beweren ook dat van de 56 ton vet die op 19 januari bij De Brabander geleverd werd, slechts 4,5 ton in foktoommeel voor kippen verzeilde. De rest werd in varkensvoer gemengd. Omdat varkensvoer slechts drie procent vet mag bevatten, zou meer dan 1700 ton besmet zijn geweest. “We kunnen met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zeggen dat dit voeder gewoon verkocht is”, aldus de twee advocaten. “En we hebben nergens aanwijzingen gevonden dat De Brabander zijn klanten alarmeerde over mogelijke problemen.” Voor de advocaten van Verkest is het duidelijk: als De Brabander en Destickere kordater hadden opgetreden, was er geen sprake geweest van een miljardenschade, hooguit van enkele tientallen miljoenen.
In het zoeken naar de oorzaak van de crisis kroop in ieder geval veel energie. Van 3 tot 5 maart was Destickere onafgebroken in de weer om de zaak uit te pluizen – “misschien moet u eens nagaan of hij die dagen verlof nam op het IVK”, suggereert een ingewijde. Het IVK zat al lang met Destickeres cumulatie in zijn maag. Die cumulatie was wettelijk onmogelijk, maar werd toegelaten door leidend ambtenaar Chris Decoster. Op het directiecomité van 16 juni 1997 werd “overwogen om op termijn de toelating tot cumulatie van Dr. Destickere in te trekken”. Dat gebeurde finaal pas op 12 mei jongstleden, nadat Destickere de bevoegde instanties van zijn bevindingen over dedioxinecrisis op de hoogte had gebracht.
Destickere heeft werk gemaakt van zijn expertise-opdracht. Het verslag dat hij op 24 april opstuurde naar AGF-De Schelde heeft de dikte van een gemiddelde thesis. In dat verslag schuift de IVK-keurder de verantwoordelijkheid netjes in de richting van Verkest. Op pagina 24 schrijft Destickere echter: “Onze enige kans om de NV Verkest bij de zaak te betrekken, is onrechtstreeks…”
Er waren, naast Verkest, nog gemeenschappelijke leveranciers voor de getroffen producenten De Brabander en Huys. Het Izegemse Cargill Oil Seeds, bijvoorbeeld, dat plantaardige oliën en “getoaste sojabonen” verkoopt. Toch liet Destickere De Brabander op 19 maart naar de grondstoffeninspectie van het ministerie van Landbouw bellen, niet in de eerste plaats om de diensten te alarmeren, wel om dringend een onderzoek te vragen bij Verkest. Pas op 4 juni, nadat de crisis in de media was geraakt, stuurde De Brabander een brief tot ingebrekestelling naar Verkest.
ER WAS GEEN CONTROLESTAAL
De advocaten van Verkest maken zich ook druk over het feit dat er nooit een onderzoek bij De Brabander werd gevoerd, nog zelfs geen rudimentair. Ze stellen vast dat er van de fameuze vetlevering van 19 januari “toevallig” geen controlestaal bewaard werd, hoewel het de gewoonte is dat te doen. Ze halen uit naar het Gentse parket, dat pas optrad nadat het “via de media” vernam dat de besmetting dioxines betrof, en prompt de Verkests oppakte – “de ideale zondebokken vlak voor de verkiezingen”.
Toch ondernam het parket wel degelijk iets. Het kreeg op 14 april het zestig bladzijden dikke proces-verbaal dat Hilde Vanhaecke van de grondstoffeninspectie had opgemaakt over Verkest. De bundel kwam terecht bij een stagiaire die tien dagen later een “kantschrift” (een officiële vraag tot onderzoek) naar de procureur in Kortrijk stuurde, met het verzoek De Brabander te ondervragen. Dat ging naar de politiecommissaris van Roeselare, die de opdracht doorgaf aan een officier, die momenteel met vakantie is. Dat er verder niks gebeurde, is volgens de commissaris “normaal”: soms duurt het maanden voor zijn mensen op een vraag kunnen ingaan.
Op 25 mei reed de rijkswacht van Gent echter naar Roeselare om de opdracht terug te halen. “Een stap die mooi past in een uitdovingsscenario”, vinden De Geest en Rieder. De Gentse BOB is wat prozaïscher in zijn uitleg: het zou de bedoeling geweest zijn alle aspecten van het dossier te centraliseren. Raadsman Patrick Peeters van De Brabander, die meegezogen wordt in een enorme cascade van claims voor aansprakelijkheid, wil nietreageren op de aantijgingen van Rieder en De Geest. “Dat Verkest en zijn advocaten heibel en sfeermakerij in de media willen, is hun zaak. Wij willen geen polemiek in de pers. Wij zullen onze procedures voor de rechtbank voeren.”
Ondertussen worden de media vanuit vele hoeken gebombardeerd met verslagen van wetenschappelijke experts. Daaruit kan net niet worden afgeleid dat PCB’s en dioxines volstrekt onschadelijke voedingsadditieven zijn. Het heet een schande te zijn dat dit incident zo werd “opgeklopt” dat het uitgroeide tot een economische ramp.
Maar het gaat natuurlijk niet om dit ene incident. Er loopt iets fundamenteels mis als PCB-houdende stoffen, dode gekke koeien of met antibiotica volgepompte varkens in de menselijke voeding terecht kunnen komen omdat handelaars scherpe prijzen willen. En dit is ongetwijfeld maar één incident uit een lange reeks. De Belgische moedermelk is zwaarder met dioxines belast dan om het even waar in Europa. Milieugebonden aandoeningen als astma, lymfomen en sommige kankers zitten in de lift. Onze lichamen staan permanent bloot aan een sluipende vergiftiging. Ook daarom werd dit incident een crisis.
Dirk Draulans