Bij het begin van een gerechtelijk jaar ver- stuurt het College van Procureurs-Generaal vaak politieke boodschappen. Ook nu. Een gesprek met voorzitster Christine Dekkers.
D e heer Jean-Luc Dehaene , eerste minister; de heer Louis Tobback , minister van Binnenlandse Zaken; de heer Tony Van Parys , minister van Justitie; de heren voorzitters van de partijen PS, SP, PSC, CVP, PRL, VLD, FDF, VU melden u zonder de minste droefheid en spijt het overlijden van de Rijkswacht , geboren te Brussel op 22 Germinal van het jaar IV (11 april 1796) en aldaar overleden op 23 mei 1998, in de steek gelaten door zijn generale staf en laffelijk verkocht ten voordele van de politiek. De teraardebestelling zal een der volgende dagen geschieden in het parlement te Brussel.”
Of dit overlijdensbericht, dat in rijkswachtkringen circuleert, als “enige kennisgeving” geldt, valt te betwijfelen. De kritiek op de Octopus-plannen, die de acht betrokken partijen op 23 mei goedkeurden, neemt immers toe naarmate politiële en gerechtelijke kringen de teksten analyseren, die weldra in het parlement besproken worden. Die teksten bevatten twee grote delen. 208 bladzijden over de integratie van de politiediensten, gestructureerd op twee niveaus. En 214 bladzijden over een reeks even ingrijpende hervormingen van het gerecht. Daar is weliswaar nog geen “overlijdensbericht” opgemaakt zoals bij de rijkswacht, maar wordt het sterfhuis toch al ingericht.
Minister van Binnenlandse Zaken Louis Tobback (SP) deed al inspanningen om de rijkswachters uit te leggen waar Octopus heen wil, al bracht dit blijkbaar weinig soelaas. De magistratuur kreeg justitieminister Tony Van Parys (CVP) nog niet te zien. Maar gerust is de minister er niet in. Dat bewijzen zijn weinig overtuigende uitspraken van vorig weekend in De Standaard/Het Nieuwsblad. De magistratuur vragen om “op de kar van de hervormingen te springen”, is even simplistisch als de rijkswachtbonden miskennen. Zeker gezien de wetsontwerpen die voorliggen.
Er ligt veel kritiek in het verschiet. Van de Raad van State, om te beginnen, en natuurlijk ook van heel wat magistraten, onder wie Christine Dekkers, procureur-generaal bij het Hof van Beroep in Antwerpen. Zij is parketmagistraat sinds september 1973, had belangrijke functies op de kabinetten van de CVP-ministers van Justitie Renaat Van Elslande en Stefaan De Clerck, van wie zij trouwens de kabinetschef was (juni 1995 – maart 1997). In oktober vorig jaar werd Christine Dekkers procureur-generaal in Antwerpen en (bij beurtrol) meteen voorzitter van het College van Procureurs-Generaal.
Voelt u zich ook gewurgd door de Octopus?
CHRISTINE DEKKERS: Wellicht was het een principiële keuze van de regering en van de oppositiepartijen om het College van Procureurs-Generaal helemaal niet bij de onderhandelingen te betrekken. In de aanloop van het Octopus-akkoord heeft minister Van Parys wel onze mening gevraagd over de oprichting van een Federaal Parket. Precies tijdens dat gesprek, midden mei, bracht Justitie – heel even maar en totaal onverwacht – ook de verticale herstructurering van de parketten te berde. Wij hebben de minister en zijn medewerkers er onmiddellijk op gewezen dat zo’n verticalisering niet nodig is. Nu al kunnen de parketmagistraten bij de rechtbanken van eerste aanleg desgevallend hun dossiers ook voor de hoven van beroep voorbrengen om er te rekwireren. Anderzijds delegeren procureurs-generaal hun medewerkers, advocaten-generaal of substituten procureur-generaal, naar de rechtbanken van eerste aanleg om er bepaalde dossiers van meet af aan te begeleiden.
Pas bij de lectuur van het akkoord is echter duidelijk geworden hoe een aantal vaag gesuggereerde hervormingen ineens doorgedrukt werden. Zo is er nu niet alleen sprake van de oprichting van een Federaal Parket en van de Hoge Raad voor de Justitie. Ineens moeten ook de parketten verticaal geherstructureerd worden en de arbeidsauditoraten opgaan in “sociaal-economische-financiële” afdelingen.
Zijn de procureurs-generaal daarom op 9 juli naar Dehaene gestapt, nadat u een week voordien al een boze brief naar Van Parys stuurde?
DEKKERS: De minister had de leden van de parketten en van de parketten-generaal op 16 juni een brief gestuurd waarin op zijn minst een zinnetje erg frustrerend was. Hij schreef: “De grote krachtlijnen van deze hervormingen zijn reeds getrokken en het lijkt niet mogelijk om deze nog fundamenteel in vraag te stellen.” Dit deed de kruik barsten. Temeer omdat wij na het Octopus-akkoord nog altijd de hoop koesterden dat wij, vooral in de betrokken kabinetswerkgroep op Justitie, zouden mogen aantonen dat de voorgestelde hervormingen zeker niet de voorgespiegelde voordelen zullen opleveren. Onze zeer gedetailleerde bezwaren bleken echter niet integraal aan de premier te zijn overgemaakt.
Enkele passages uit de protestbrieven van de parketten-generaal van Luik, Bergen, Antwerpen en Gent zijn anders niet mis te verstaan. U schrijft dat de Octopus-hervormingen de gerechtelijke achterstand en het aantal procedurefouten zullen doen toenemen en dat de wijze waarop de regering het Openbaar Ministerie nu behandelt, “strijdig is met de democratische grondbeginselen en afbreuk doet aan de fundamentele belangen en de gerechtvaardigde verwachtingen van de rechtsonderhorige”.
DEKKERS: Een aantal onder ons kunnen veel verdragen en verwerken. Als dit maar tot verbeteringen leidt. Daar dringen wij trouwens zelf al jaren op aan. Als die er dan komen, worden de betrokkenen niet gehoord. Wij verwijten de Octopus-onderhandelaars vooral dat zij geen oog hebben voor wat al gepresteerd wordt en nog kan worden om het bestaande gerechtelijk apparaat te verbeteren, zonder het te ontwrichten. Stank voor dank krijgen wij, want nu worden de belangrijkste taken aan de parketten-generaal ontnomen.
Jacques De Lentdecker, advocaat-generaal bij het Hof van Beroep in Brussel en gewezen kabinetschef van justitieminister Melchior Wathelet, zei op 20 juni op een studiedag in Leuven dat de hervormingen tot de “erosie van de rechtstaat” zullen leiden en noemde de betrokken politici loodgieters, van wie het werk elke wetenschappelijke onderbouw mist.
DEKKERS: Er is geen enkel land waar deze zogeheten verticalisering zo drastisch werd doorgevoerd, laat staan als wondermiddel gebruikt. Louter bedrijfseconomisch lijkt het misschien logisch dat elk lid van het Openbaar Ministerie zijn dossier van op de rechtbank van eerste aanleg verder volgt tot in het hof van beroep. Sommigen laten verstaan dat de verticalisering grote tijds- en energiebesparingen met zich zal brengen. Zo wordt het toch aan het grote publiek verkocht. Daarbij wordt echter niet gezegd dat België wil invoeren wat Nederland afgezworen heeft. De Commissie- Donner, genoemd naar haar voorzitter, stelde in 1994 ook zo’n verticale herstructurering voor, maar die werd uiteindelijk niet doorgevoerd; mede door de kritiek van de raadsheren in de hoven van beroep. Zij wilden wel degelijk een ander Openbaar Ministerie behouden dan dat in eerste aanleg. Een Openbaar Ministerie dat afstandelijker is, dat het dossier aan een tweede, zeg maar kritische lezing onderwerpt en dat bovendien in zijn vorderingen duidelijk maakt wat het strafrechtelijk beleid van de parketten-generaal ter zake is. Van de parketten-generaal wordt ook in België – en vooral sinds de installatie van het College van Procureurs-Generaal in mei 1997 – verwacht dat zij een strafrechtelijk beleid uitstippelen en dat zij dit zowel ter zitting als in hun interne richtlijnen vertolken. Als wij daarentegen de parketmagistraten van eerste aanleg ook in de hoven van beroep laten rekwireren, dan vertolken zij geen beleidsvisie maar de visie van het Openbaar Ministerie in een concreet dossier.
Om dat strafrechtelijk beleid tot aan de basis te implementeren, voorziet Octopus, naast het College van Procureurs-Generaal, toch ook een Raad van Procureurs des Konings?
DEKKERS: Ik zie niet goed welke inhoud die raad zichzelf gaat geven. Bovendien zal België al gauw twee raden van procureurs des konings tellen. De Franstalige procureurs des konings komen nu al bijeen en hun benadering is heel anders dan die van hun Nederlandstalige collega’s.
Anderzijds lijkt het wel alsof die Raad van Procureurs des Konings andermaal het wantrouwen van de politiek ten overstaan van de procureurs-generaal en hun college illustreert. In het wetsontwerp staat letterlijk dat de Raad van Procureurs des Konings er moet komen omdat de justitieminister op die manier hun adviezen kan inwinnen “en er, onafhankelijk van de houding van het college ertegenover, lessen uit kan trekken”.
DEKKERS: Er is onmiskenbaar een enorm wantrouwen gegroeid ten aanzien van de procureurs-generaal. Zoals ik ook moest vaststellen dat er met de magistratuur wel gepraat wordt, maar dat er weinig rekening gehouden wordt met haar standpunten. Door de Octopus-onderhandelingen zijn de relaties er zeker niet op verbeterd. De minister van Justitie heeft het des te moeilijker omdat hij in feite ook een topmagistraat had willen offeren. Dit is echter niet gelukt. Intussen zijn er wel twee ministers en een commandant van de rijkswacht opgestapt. Een procureur-generaal of een procureur des konings die zogezegd een stapje opzij zou zetten, zet geen stapje opzij, maar duikt meteen de afgrond in. Van vandaag op morgen is hij alles kwijt. Wie opnieuw magistraat wil worden, moet zelfs opnieuw kandideren en het examen van beroepsbekwaamheid afleggen. De politieke klasse en een deel van de bevolking schijnen dat niet te begrijpen. Intussen zijn wij met zijn allen wel personae non gratae geworden.
Zegt u nu impliciet dat de Vlaamse magistraten de rekening van hun Franstalige collega’s betalen of dat de kloof tussen beiden groter wordt?
DEKKERS: Het is juist dat Vlamingen het recht, de rechtspraak en de rechtsleer anders percipiëren dan Franstaligen. In het College van Procureurs-Generaal heb ik echter ervaren dat er wel degelijk begrip voor elkaars standpunten kan groeien als er maar voldoende gepraat wordt. Of het nu onze verschillende houdingen tegenover drugs, de autonome politiële afhandeling van bepaalde processen-verbaal of wat dan ook betreft. Het vraagt echter tijd en inspanningen om meningsverschillen te overbruggen en tot een nationaal strafrechtelijk beleid te komen.
Anderzijds betaalt niet de Vlaamse maar de hele magistratuur de rekening en krijgt zij nu, als straf, een reeks hervormingen te slikken, waarvan het succes allesbehalve verzekerd is. Terwijl er zowel in Vlaanderen als in Wallonië en Brussel magistraten zijn die sinds geruime tijd op hervormingen aansturen. Precies daarom verdienen zij beter dan de wurggreep van de Octopus. Hun respectieve korpsen hebben echter te laat beseft dat er hervormingen nodig waren: zowel op de parketten en de parketten-generaal als op de hoven en rechtbanken, zowel bij de staande als bij de zittende magistratuur, dus.
Die hervormingen zijn er nu, althans voor de parketten en parketten-generaal. Hoe ziet u hun respectieve rol in de toekomst?
DEKKERS: In een eerste scenario, waarin mij desnoods het mes op de keel gezet wordt om de hervormingen door te voeren, zal ik schetsen hoe een parket-generaal dan, los van enige greep op individuele dossiers, al gauw verglijdt tot een denktank, waar liefst intelligente teksten worden geproduceerd, die echter even goed door academici geschreven kunnen worden. Door de parketten-generaal weg te houden van de individuele dossiers, dreigen hun teksten op termijn los van de dagelijkse aanpak van de parketten te staan en hen zelfs niet meer te inspireren. Zoals Octopus dat nochtans wil.
Is dit wel de zorg van de rechtzoekende?
DEKKERS: Het zou zijn zorg moeten zijn. Op het eerste gezicht heeft de rechtzoekende er misschien voordeel bij dat dezelfde parketmagistraat zowel in eerste aanleg als in beroep de straf vordert. Zo kennen de advocaat en zijn cliënt vooraf al de teneur van het rekwisitoor. Dit is echter niet noodzakelijk een droom voor de rechtzoekende. Het kan voor hem ook een drama zijn, als bijvoorbeeld het openbaar ministerie zich in eerste aanleg al te repressief opstelde en het niet geneigd is zijn rekwisitoor in beroep te milderen. Ook daarom is een tweede lectuur van het dossier door een mogelijk afstandelijker parket-generaal voor de rechtzoekende belangrijk. Die heeft immers niet alleen recht op een gerechtelijke uitspraak. Hij heeft ook recht op een uitspraak die zijn rechtsgevoel dient. Ik vind het verschrikkelijk als een rechtzoekende na een arrest nog altijd meent dat hij unfair is aangepakt.
De kansen daartoe zijn veel geringer als er in de hoven van beroep een ander Openbaar Ministerie optreedt dan in eerste aanleg. Dat hebben de Nederlanders tijdig ingezien, toen zij het Openbaar Ministerie vorig jaar hervormden. Een procureur-generaal kan evenwel altijd uitzonderingen toestaan, voor zover het gespecialiseerde materies of specifieke dossiers betreft waarin dan iemand van het parket-generaal in eerste aanleg gaat optreden of omgekeerd.
Verwerpt u dan wat in de wetsontwerpen van de parketten-generaal wordt verwacht, zijnde “de coherente uitwerking en de coördinatie van het strafrechtelijk beleid (..), de realisatie van een permanente auditfunctie, de ondersteuning en de integrale kwaliteitszorg voor de dienst van het Openbaar Ministerie in het hele ressort”?
DEKKERS: Daar wil ik zelf toe komen, maar niet op de wijze van de Octopus-onderhandelaars. Hun omschrijving van de toekomstige taken van de parketten-generaal is zeker positief. Ware het niet dat wij die opdrachten niet naar behoren kunnen uitvoeren als de parketten-generaal zich niet langer met individuele dossiers mogen inlaten. Hoe kunnen wij nu een strafrechtelijk beleid en het toezicht op een kwaliteitsvolle uitvoering ervan verzekeren, als wij niet meer op het terrein mogen komen? Of als een aantal essentiële bevoegdheden van de procureurs-generaal worden overgedragen aan de procureurs des konings?
De Octopus-onderhandelaars denken op deze manier tegemoet te komen aan de parlementaire onderzoekscommissies waarin te horen was dat de procureurs-generaal veel te autoritair, te betuttelend of te veeleisend zijn. Het is een al te simplistische oplossing de procureurs-generaal de kansen daartoe te ontzeggen en de eindverantwoordelijkheid bij de procureurs des konings te leggen. Ik wil best nagaan hoe de bevoogding van de procureurs des konings door de procureurs-generaal kan verminderd worden, als de procureurs-generaal maar voldoende mogelijkheden behouden om na te gaan hoe de parketten in individuele dossiers optreden: onder andere bij de uitvoering van het strafrechtelijk beleid dat de procureurs-generaal, in overleg met de minister van Justitie, moeten ontwikkelen en bewaken. Het lijkt wel alsof de betrokken politieke partijen ons een huis laten bouwen, maar ons verbieden kennis te nemen van de gebruikte materialen en van wat op de werf gebeurt. Daar is de burger zeker niet mee gediend.
Dit alles in de veronderstelling dat u de voorgestelde hervormingen volgzaam uitvoert. Kan het wel anders?
DEKKERS: Ja. In mijn tweede scenario worden, in het kader van die verticale herstructurering, meer uitzonderingen voorzien waarbij de parketten-generaal wel degelijk de dossiers van het openbaar ministerie van de rechtbanken van eerste aanleg overnemen. In zijn advies van 1 juli voorziet de Luikse professor Adrien Masset trouwens niet één, maar minstens zes van die uitzonderingen. De parketten-generaal bij de hoven van beroep zouden dan niet alleen bevoegd blijven bij het dagvaarden van personen die, zoals ministers, parlementairen, magistraten en anderen, genieten van het voorrecht van rechtsmacht dat hen meteen voor een hof van beroep brengt. Professor Masset stelt ook voor dat de parketten-generaal verder zouden rekwireren in de kamers van inbeschuldigingstelling, in zedenzaken, in zaken waar bijzondere politietechnieken werden gebruikt en in het algemeen in de gevallen waar de procureur de konings en/of de procureur-generaal dat wenselijk achten.
Een wel overwogen reeks uitzonderingen zou de parketten-generaal toelaten wel voldoende voeling te houden met het terrein, daar zo nodig bij te sturen en beleidsondersteuning te leveren.
Al was het maar om op het niveau van de rechtbanken van eerste aanleg een degelijk recherchemanagement in te voeren. Hoeveel gerechtelijke onderzoeken worden niet met de beste bedoelingen uitgebreid zonder voorafgaande kosten-batenanalyse, laat staan zonder rekening te houden met de tijd die nodig is om bepaalde onderzoeken af te ronden voor de verjaring van de strafvordering dreigt? Wij mogen toch ook niet vergeten dat de nu voorliggende hervormingen van het gerechtelijk apparaat onlosmakelijk verbonden zijn met de herstructurering van de politiediensten, waarover het laatste woord evenmin gezegd is.
Waarom zijn de procureurs-generaal ook gekant tegen de oprichting van een Federaal Parket onder leiding van een zesde procureur-generaal?
DEKKERS: Omdat de nationale magistraten, de advocaten-generaal André Vandoren en Patrick Duinslaeger, nu kabinetschef op Justitie, altijd gekant waren tegen de oprichting van een Federaal Parket. Zij hebben ons lang geleden al uitgelegd dat zo’n constructie onwerkbaar is. De nationale magistraten hebben tot op heden in de meeste complexe gerechtelijke onderzoeken als relais in binnen- en buitenland gefungeerd. Zij hebben echter niet de bevoegdheid en de materiële middelen om in die dossiers ook als Openbaar Ministerie op te treden en de straf te vorderen. Deze opdracht blijft voorbehouden aan de parketmagistraten van de betrokken rechtsgebieden. Gaan de leden van het Federaal Parket die taak wel aankunnen, hoeveel zijn er daarvoor nodig en welke zal dan weer hun relatie zijn met de parketten-generaal en de parketten? Het blijft allemaal zeer vaag.
Is de installatie van de Hoge Raad voor de Justitie, met zijn externe controlemogelijkheden, een antwoord op de lethargie van de magistratuur bij het afdwingen van meer nauwgezetheid en tucht in eigen rangen?
DEKKERS: Na amper één jaar aan het hoofd van een parket-generaal en het College van Procureurs-Generaal is het nog steeds moeilijk in te schatten in welke mate procureurs-generaal hun controlefunctie waarmaken. Wel stel ik vast dat de controlemechanismen zo stroef zijn dat zij in feite onvoldoende controle-, laat staan sanctiemogelijkheden bieden. Het is omzeggens alles of niks en dit is niet fair. Bovendien voert elke procureur-generaal die controle op zijn manier uit, terwijl het toch wenselijk lijkt dat wij ons eens gezamenlijk zouden beraden over de deontologie van de magistraat en de grenzen waarbinnen hij of zij moet leven en werken. Wat betekent de zogeheten waardigheid van het ambt in de 21ste eeuw? Ook de hoge raad kan hier zeker inspirerend werken. Al moeten wij eerst zien wie daarin zal zetelen en welke zijn precieze bevoegdheden zullen zijn. Zolang de hoge raad slechts adviserend werkt, kan daar moeilijk iets tegenin gebracht worden. Zodra de hoge raad zich daarentegen boven alles en iedereen plaatst, gaan wij andermaal de grootste problemen tegemoet. Het is, bijvoorbeeld, niet aan de hoge raad om te beslissen over het wel en wee van een magistraat, van wie de onafhankelijkheid het grootste goed blijft dat een rechtstaat moet koesteren, ja zelfs stimuleren.
Vreest u niet dat de Octopus-hervormingen enerzijds hun doel voorbij schieten omdat aan de burger allerlei desiderata worden toegeschreven die hij nooit formuleerde, en omdat intussen de rechtstaat in het gedrang wordt gebracht, die de burger zo lief is?
DEKKERS: De bevolking denkt wellicht dat wij allemaal partijpolitieke horigen zijn. Vandaar dat de politieke partijen door de installatie van de hoge raad het signaal willen geven dat zij zelf een einde stellen aan de politieke benoemingen. Een hoge raad kan in dit verband zeker nuttig werk leveren.
De bevolking wordt echter vooral geërgerd door de traagheid en de ondoorzichtigheid van de rechtsgang. Ik betwijfel dat de verticale herstructurering van de parketten hier de oplossing zal brengen, die de Octopus-onderhandelaars beloven. Want het gerecht zal op die manier niet sneller en beter werken.
Als het ergens misloopt, moet niet alles ineens overhoopgehaald worden. Het ware beter eerst eens op de werkvloer te zien wat er misgaat, daarna kleinschalige verbeteringen aan te brengen, deze dan te veralgemenen en zo van onderuit naar de top te hervormen. Dit duurt natuurlijk veel langer. En daar maakt de bedrijfswereld wel tijd voor, maar niet de politiek.
Frank De Moor