Na een jarenlange strijd krijgen veel asbestslachtoffers in Frankrijk en Nederland een financiële vergoeding. Door de duizenden processen komt ook heel wat aan het licht over de ongehoorde nalatigheid van de asbestbedrijven. Zo lang het kon, bleef de wereldwijde asbestindustrie haar productie opdrijven, terwijl de bewijzen voor de dodelijke effecten zich al sinds het begin van de vorige eeuw opstapelden.

‘Speciale eenheden van de gerechtelijke politie vallen tegenwoordig binnen bij de voormalige asbestbedrijven en de verantwoordelijke ministeries’, zegt de bekende Franse advocaat Jean-Paul Teissonnière. Samen met zijn associé Sylvie Topaloff verdedigt hij in Frankrijk de belangen van ongeveer 7000 asbestslachtoffers. ‘De hele asbestkwestie’, zegt Jean-Paul Teissonnière, ‘is sinds een jaar in handen van meerdere onderzoeksrechters met expertise in gezondheidskwesties. Odile Bertella-Geffroy bijvoorbeeld, die in Frankrijk bekend werd door haar aanpak van het schandaal met het hiv-besmet bloed. De onderzoeksrechters kunnen eenheden van de gerechtelijke politie inschakelen die beschikken over de expertise en technische knowhow om het onderzoek naar behoren te doen.’

‘Vroeger nam justitie aan dat de werkgevers niet op de hoogte waren van de gevaren van asbeststof’, zegt Sylvie Topaloff. ‘Door dat uitgangspunt was het onmogelijk de bedrijven en het verantwoordelijke management te vervolgen. Vandaag gaat het gerecht ervan uit dat er fouten zijn gemaakt door de staat én de werkgevers. Ze hebben niet de nodige maatregelen getroffen om hun werknemers te beschermen terwijl ze van de risico’s op de hoogte waren. De grote kentering kwam er niet zomaar. Een lange strijd is hieraan voorafgegaan.’

Weduwen van asbestslachtoffers hielden in 2004 en 2005 om de drie weken protestwandelingen rond het justitiepaleis van Duinkerke en Douai. Ze waren woedend omdat de rechters zich in de zaak van vier overleden mannen onbevoegd hadden verklaard (eerst op 16 december 2003, in beroep op 15 juni 2004). De advocaat-generaal van de rechtbank had in zijn pleidooi echter wél het standpunt van de slachtoffers ingenomen. Hij stelde dat de asbestindustrie tegen beter weten in nalatig was geweest. Toen in cassatie het arrest van 15 juni 2004 wegens een procedurefout werd bevestigd, was het hek van de dam. Pers en publieke opinie reageerden verontwaardigd. Een grote betoging in Parijs werd aangevoerd door de regionale vereniging voor asbestslachtoffers Ardeva ( Association régionale des victimes de l’amiante). In heel Frankrijk zwol het protest aan omdat er in de lopende strafzaken geen schot zat.

‘De grote kentering bij justitie hing al wel een tijdje in de lucht’, vervolgt Sylvie Topaloff. ‘Op verzoek van de overheid stelde professor Claude Got in 1997-1998 een rapport samen dat vernietigend was voor de asbestindustrie. Commissies in het parlement hebben eveneens kritische rapporten opgesteld. En vanaf 1996-1997 zijn er de duizenden burgerlijke zaken waarin de slachtoffers financieel worden vergoed op basis van de onverschoonbare fout.’

In zijn rapport beschreef Claude Got hoe de Franse arbeidsinspecteur Auribault het gevaar van asbestose reeds in 1906 identificeerde. De dood van vijftig asbestarbeiders in een fabriek in Frankrijk had hem aan het denken gezet. Hij bedacht eenvoudige methodes om het stof af te zuigen en publiceerde zijn bevindingen in een van de eerste exemplaren van het Bulletin de l’Inspection du Travail. Maar op de werkvloer bleven dergelijke preventiemaatregelen volgens Got gedurende lange tijd uit. De strijd tegen het stof kostte geld, maar technisch was dat nochtans perfect realiseerbaar.

Al in 1955 waren er de harde, wetenschappelijke bewijzen van het risico op kanker (Doll) en in 1960 van het verband met longvlieskanker (Wagner). Ook de publicaties van Jude Turiaf (1965) over asbest en longvlieskanker waren wijdverspreid. Ondanks deze kennis, besluit Claude Got, bleef de industrie in toenemende mate asbest importeren en commercialiseren.

VOLGEHOUDEN PROTEST

Teissonnière en Topaloff starten jaarlijks een duizendtal nieuwe zaken en verdedigden de belangen van meer dan 7000 gedupeerden. Het merendeel van de zaken winnen ze ook. ‘Er leeft in het hele land een sterke beweging van asbestslachtoffers’, zegt Teissonnière. ‘Hun volgehouden protest heeft zeker mee geholpen om doorbraken te forceren. Tot nu ging het altijd om burgerrechtelijke processen tegen de voormalige asbestindustrie. De strafprocessen die we nu voeren, zijn slecht nieuws voor de vroegere werkgevers. Ook voor de Franse Eternit-tak van de familie Cuvelier, die nauwe banden had met de familie Emsens die aan de wieg stond van Eternit in België. Ze hadden zitting in elkaars raden van bestuur. Of justitie in Frankrijk achter de Emsens aangaat, is nog onduidelijk.’

‘We hebben in elk geval nu al onze handen vol’, zegt Sylvie Topaloff. ‘Er lopen klachten tegen onder andere metaalgigant Sollac (Arcelor). Hoogovens zaten vroeger volgestouwd met asbest. Ook de marine en andere scheepsbouwers worden geviseerd omdat ze voor de isolatie in de schepen enorme hoeveelheden asbest gebruikten. Hetzelfde geldt voor het ministerie van Defensie, dat asbest gebruikte als brandwering in bijvoorbeeld schepen en tanks.’

Teissonnière is er trots op dat Frankrijk op dit moment een van de beste regelingen voor asbestslachtoffers in Europa kent. Ze kunnen bij een Fonds tot schadeloosstelling aankloppen. ‘Hier is de vergoeding weliswaar beperkt. Als ze in de industrie hebben gewerkt en de blootstelling kunnen bewijzen, is het interessanter om een proces in te leiden. De Franse wet voorziet in de faute inexcusable, een “onverschoonbare fout” die de werkgevers wordt aangewreven omdat ze van de gevaren van asbest op de hoogte waren en te weinig bescherming boden aan de werknemers en de omgeving.’

Het kantoor van Teissonnière en Topaloff in Parijs is volgestapeld met duizenden dossiers van asbestslachtoffers. Door de vele rechtszaken komt er steeds meer boven water van wat de asbestindustrie allemaal op haar kerfstok heeft. Teissonnière overhandigt ons interne documenten van de asbestindustrie die hem via de processen in handen zijn gekomen.

LICENSE TO KILL

Op de ‘Conférence Internationale des Organisations d’Information sur l’Amiante’ in Londen, die plaatshad op 24 en 25 november 1971, besprak de asbestlobby onderwerpen als ‘asbest en gezondheid’. Ook de regelgeving die in diverse landen strenger dreigde te worden, baarde de sector zorgen. In het verslag van de conferentie wordt duidelijk hoe de asbestbedrijven tegen het groeiende protest een gezamenlijke strategie ontwikkelden. Voor België waren twee afgevaardigden van Eternit België aanwezig, onder wie de vroegere bedrijfsarts Jacques Lepoutre.

Op de conferentie adviseert voorzitter Howe zijn publiek mee te werken aan de strengere wet- en regelgeving die inzake asbest op komst is. ‘Dit is de eenvoudigste manier om doortastende maatregelen tegen te houden en de regelgeving te beïnvloeden. Wie dit niet voor elkaar krijgt, moet op zijn minst proberen deel te nemen aan de debatten over de nieuwe regelgeving’ stelt Howe, die er zich terdege van bewust was dat het protest tegen asbest zou toenemen. In de slotuiteenzetting roept hij zijn collega’s op tot gezamenlijke actie. Hij spoort zijn toehoorders bijvoorbeeld aan om een lobbyorganisatie op te richten die aanvallen tegen de industrie kan weren, een actiecomité dat over voldoende fondsen beschikt en over de nodige technische en medische expertise. Samenwerking met een goed pr-bureau en een getrainde woordvoerder is heel belangrijk.

Teissonnière: ‘De asbestproducenten hebben voor honderd procent gedaan wat op die conferentie gezegd is. De nieuwe asbestregelgeving die in 1977 in Frankrijk werd ingevoerd, was minder streng dan de Britse die dateert uit 1966. De Britse slachtoffervereniging bestempelde onze wet als “a license to kill”.

Meester Teissonnière vertelt ook hoe serieuze wetenschappers door de asbestindustrie werden tegengewerkt. Zo kreeg de befaamde longarts Jude Turiaf de deur op de neus bij de syndicale kamer van asbestproducenten toen hij van plan was nader onderzoek te voeren naar de oorsprong van longvlieskanker bij een patiënt-asbestarbeider. ‘Vergeefs hebben we geprobeerd onze informatie aan te vullen [… ] over het eventuele risico op kanker door de industriële behandeling van asbest’, meldt Turiaf in zijn exposé voor de Académie Nationale de Médecine op 2 februari 1965. ‘Maar we zijn formeel afgescheept door de leiders van de Syndicale Kamer van asbestproducenten en door de directie van de fabriek waar mijn patiënt sinds veertig jaar werkte. Ze hebben geweigerd ons te ontvangen.’

Teissonnière: ‘Aan de hand van tal van interne rapporten van de industrie hebben we kunnen reconstrueren wat er zich werkelijk in het verleden heeft afgespeeld. Iedereen weet nu dat de werkgevers niet kunnen ontkennen dat ze de gevaren kenden. Iedereen weet ook dat de industrie fouten heeft gemaakt en dat de overheid heeft laten begaan.’

SMARTENGELD IN NEDERLAND

Ook in Nederland bestaat een treffelijke regeling voor de asbestslachtoffers. ‘Dat is niet zonder slag of stoot gegaan’, zegt advocaat Bob Ruers. De afgelopen 15 jaar stond hij ongeveer 1500 slachtoffers bij, onder wie tientallen slachtoffers van Eternit. ‘We hebben voor elke zaak telkens opnieuw moeten vechten.’ Met ‘we’ bedoelt Ruers de Nederlandse SP (Socialistische Partij), met daarin naast hemzelf actievoerders als milieudeskundige Rémi Poppe. Poppe deinsde er niet voor terug om in de Eternit-fabriek in Goor langs de achterpoort onderzoek te doen naar de arbeidsomstandigheden. In 1984 heeft hij bij de arbeidsinspectie de schandelijke werkomstandigheden in de fabriek in Goor aangeklaagd. Hij kreeg gelijk. De inspectie schreef Eternit in 1990 aan met een waslijst overtredingen.

‘Het was niet zo eenvoudig om de arbeiders in de fabriek tot actie te bewegen’, vervolgt Ruers. ‘Ze zagen het als een aanslag op het werk in hun fabriek. Na serieus aandringen bleken in 1989 toch drie weduwen van ex-arbeiders van de fabriek in Goor bereid tegen Eternit een klacht in te dienen. Er liep toen nog een andere zaak tegen Nefabas, een dochteronderneming van Eternit. Toen de uitspraak in 1990 voor het slachtoffer gunstig bleek, versterkte dit de positie van de drie weduwen enorm. Eternit heeft een billijke schadevergoeding voorgesteld die de weduwen hebben geaccepteerd.’

Sindsdien stapelden de rechtszaken zich op. Bijna telkens moest Eternit inbinden. Bob Ruers en de SP zetten de overheid en Eternit systematisch het mes op de keel. ‘In ’99 had Eternit zoveel rechtszaken verloren dat het over de brug kwam met een regeling voor oud-werknemers zonder dat de slachtoffers daarvoor nog naar de rechter hoefden.’ Eternit betaalt smartengeld (iets meer dan 48.000 euro) en een vergoeding voor de reële materiële schade die soms kan oplopen tot 200.000 euro. Een paar jaar later bood Eternit diezelfde regeling ook aan de familieleden van ex-Eternitwerknemers aan. Twee maanden geleden kwam daarbovenop een regeling voor milieuslachtoffers als ze aan een aantal voorwaarden voldoen.

De strijd in Nederland is niet ten einde. Neem de schrijnende situatie van Harry Jansman (44). ‘Ik kreeg last van kortademigheid en een hoest die maar niet wilde verdwijnen. De diagnose van longvlieskanker werd gesteld in december 2005. Twee keer hebben ze me geopereerd om de ziekte met zekerheid te kunnen vaststellen. Eerst een kijkoperatie, daarna hebben ze mijn borstkas opengelegd om een stuk van het longvlies weg te nemen. Het vermoeden van mijn arts bleek juist. Ze kon het ook weten. In het ziekenhuis van Almelo krijgen ze wel meer soortgelijke gevallen binnen, want het ligt in de streek waar de Eternitfabriek van Goor ligt.’

‘Ik woon op tien kilometer van de fabriek, maar ik heb er nooit gewerkt. Mijn vader was landbouwer en die heeft in 1967 zijn erf verhard met asbestresten die hij aan de fabriek in Goor ging ophalen. Omdat ik een halve kilometer buiten de gemeente Hof van Twente woon, kom ik niet in aanmerking voor de automatische regeling die Eternit met andere milieuslachtoffers treft. Ik moet dus verder procederen.’

Harry Jansman is maar een van de talrijke slachtoffers die niet eens in de asbestindustrie hebben gewerkt. Ruers: ‘Het aantal slachtoffers van asbestvervuiling in het milieu neemt toe. Natuurlijk komen ex-werknemers aankloppen, maar ik krijg evenzeer lassers over de vloer als elektriciens, monteurs, loodgieters, garagisten, scheepsbouwers of gewoon mensen die zijn gaan joggen naast een gecontamineerde site. De slachtoffers lijden bijna allemaal aan longvlieskanker, dat na een latentieperiode van gemiddeld dertig jaar uitbreekt en te wijten is aan het inademen van microscopisch kleine asbestvezeltjes.’

LOBBYWERK

Bob Ruers schreef een boek over het asbestdrama en doctoreert over het onderwerp. Hij geldt als een internationaal deskundige als het aankomt op het in kaart brengen van de wereldwijd georganiseerde asbestlobby.

‘In de jaren 1929-1930 waarin de ziekmakende effecten van asbest reeds als een paal boven water stonden, verenigde de wereldwijde asbestindustrie zich in een kartel’, weet Ruers. ‘De asbestbedrijven verdeelden de wereldmarkt in een ‘ miniature league of nations’. Zo staat het triomfantelijk in het jaarverslag over 1929 van Turner & Newall. De asbestjongens waren in die periode ook prominent aanwezig tijdens de debatten bij de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) over het verband tussen asbest en het dodelijke asbestose. Hiermee werd de lijn voor de toekomst uitgetekend. De asbestindustrie blijft sindsdien hardnekkig front vormen tegen de talrijker wordende aanvallen. Ze verdedigt de stellingen die ze inneemt telkens met hand en tand. Wanneer in de jaren 70 iedereen al jaren op de hoogte is van de kankerverwekkende effecten, boomt de asbestimport in Nederland en België.’

Ook in Nederland greep Eternit in om de strenger wordende regelgeving te vertragen. Dat lobbywerk was niet alleen afkomstig van Eternit Nederland, maar werd vooral vanuit het Belgische moederbedrijf gestuurd. Een van de sleutelfiguren hierbij was de bedrijfsarts Jacques Lepoutre. Net als in Frankrijk kon in Nederland tijdens de rechtszaken worden aangetoond dat Eternit een loopje met de waarheid nam. Zo ontkende Eternit tijdens een rechtszaak te beschikken over stofmetingen uit de perio-de 1970-1975 in haar fabriek in Goor (zie grafiek). Ruers: ‘Eternit loog. De metingen uit die periode waren namelijk al een aantal jaren eerder door hun advocaat in een andere rechtszaak gebruikt. Waarom Eternit de informatie achterhield, was voor iedereen duidelijk. In 1970-1975 vielen grote pieken te noteren in de stofmetingen.’

DEZE REPORTAGE KWAM TOT STAND

MET DE STEUN VAN HET FONDS PASCAL DECROOS VOOR BIJZONDERE JOURNALISTIEK.

door MARLEEN TEUGELS EN NICO KROLS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content