‘Triptyk’, de nieuwste Zingaro-productie, is alweer een wonderlijke mix van dans, dressuur, acrobatiek, poëzie en muziek. Het paard als meesterlijke choreograaf.
Ze komen uit Kerala, een kleine provincie in het zuidwesten van India, de zeven halfnaakte mannen die het nieuwste Zingaro-spektakel indansen. Ze voeren een intrigerend, primitief aandoend ballet uit in een omgeving die een maanlandschap oproept maar in zijn grote oerkracht ook refereert aan de geboorte van de mens. De eerste mens, die zijn territorium verkent. Met viriele, dierlijke, toch gestileerde bewegingen en gebaren, ontleend aan de ‘kalaripayat’, een eeuwenoude, acrobatische vechtsport. Volgens deskundigen is dit de voorloper van meer bekende en populaire martial arts als karate, judo en kungfu. Achter de uitvoering voel je zo de spirituele overtuiging. De fysieke en mentale uitstraling is belangrijker dan de vechttechniek zelf.
MENS ONTDEKT PAARD
Niet onverwachts worden de stoere kalaripayat-dansers plots geconfronteerd met een ander soort mens, zeven krijgers te paard. Het samenvloeien van twee werelden leidt tot een vervoerend ballet, gebaseerd op de verwondering van de mens die het paard ontdekt. Wie eerdere Zingaro-producties als Chimère en Eclipse zag, is niet verbaasd als het panoramische openingstafereel verbrokkelt tot de individuele ontmoeting van de mens met het paard. Een man op de vlucht voor het koninklijke dier, angstig, aarzelend, maar die dan toch het paard in de ogen kijkt, nadert en trotseert. Een magisch, poëtisch moment en toch voorspelbaar bij Zingaro.
Het paard domineert, beheerst het gebeuren. Meer nog, zoals clanleider en regisseur Bartabas het duidelijk stelt: ‘Het paard tekent met zijn hoefslag de partituur van het spektakel, hij beslist over de choreografie’. Of nog: ‘Ik heb geleerd dat niet wij de paarden leiden, maar dat zij ons meevoeren’. Dat klinkt verschrikkelijk mooi en er zijn nogal wat momenten waarbij je geneigd bent het ‘opperhoofd’ gelijk te geven. Bijvoorbeeld als enkele dieren ongezadeld, bevrijd van het juk van de ruiter, aan zichzelf worden overgelaten. Hun stoeien en spelen, beurtelings bruut en teder, groeit uit tot een meesterlijke en oogstrelende act. De verbeelding van het paard aan de macht, zo lijkt het wel. Met de dwingende vraag van de toeschouwer, ‘waar is de hand van de meester?’. In zijn gedepouilleerde schoonheid en zijn zuivere soberheid, het mooiste moment van de voorstelling.
SURREALISTICH
De ontroering van die ingetogen episode slaat pas over door de voortdurende contrastwerking binnen het spektakel. Er zijn immers die bevreemdende, surrealistische taferelen met de immense gipsen paardensculpturen, de spelers die zich uit wijde, witte doeken, hoog boven de donkerrode arena losmaken, de zes fraaie schimmels, bereden door gracieuze amazones met haren als uitgekamde paardenstaarten, die over witte wolken glijden. Met dat laatste beeld, gecreëerd door hoge concentratie en rijmanskunst, zijn we in het derde en finale deel aanbeland.
Dan weerklinkt de Psalmensymfonie, een van de vele meesterwerken van de Russische componist Igor Stravinsky. Muziek is immers een onontbeerlijke schakel in de shows van Zingaro. Eerder zocht Bartabas de dragende muziek in traditionele vormen. Voor Eclipse waren dat de Shinaur-melodieën en de Pansori-gezangen uit Korea die voor een meeslepend muzikaal decor zorgden, en bij Chimère overgoten de muzikanten en zangers uit het Indische Rajasthan het verhaal met een authentieke mengeling van hartstocht en tederheid. In Triptyk gaat Bartabas voor het eerst een andere richting uit. De muziek is niet langer een onderdeel van de workshop, ze ligt van tevoren vast. ‘Dat stelt eisen waar we eerder nooit mee te maken hadden’, zegt Bartabas. ‘Bij vroegere voorstellingen was het aan de muzikanten om foutjes, afwijkingen van het scenario, op te vangen. Dat is nu totaal uitgesloten. Er loopt immers een strakke muzikale lijn door Triptyk. Eén klein incidentje – en met paarden moet je daar altijd op voorbereid zijn – kan die lijn doorbreken. Het is dus aan mijn acteurs om dat ongemerkt maar met bravoure op te vangen. Daardoor hangt er dus een enorme spanning over de voorstelling. Nooit heeft de voorbereiding zoveel tijd en energie gevraagd.’
LE SACRE DU PRINTEMPS
Drie eigentijdse composities vormen de muzikale achtergrond van Triptyk, vandaar de titel. Dirigent en componist Pierre Boulez bewerkte Le Sacre du Printemps (1913) en Psalmensymfonie (1930) van Stravinsky. Zelf creëerde hij een tiental jaar geleden Le Dialogue de l’Ombre Double, een merkwaardige dialoog tussen een spelende klarinettist en een klarinetopname, die hij hier gebruikt voor het tweede gedeelte van het drieluik.
Deze drie werken zijn vanzelfsprekend ook bepalend voor het ritme van Triptyk. Op de tonen van Le Sacre du Printemps speelt zich de wervelende confrontatie af tussen de mystieke dansers en de indrukwekkende ruiterbende. De Dialogue van Boulez verwijst naar de dood, de leegte, de tegenstelling ook tussen verstarring en tederheid. De Psalmensymfonie ten slotte evoceert de geboorte van de uitverkorene. Al is Bartabas zelf niet geneigd veel tekst en uitleg te geven bij zijn nieuwste productie. ‘Natuurlijk ziet iedereen hetzelfde spektakel’, vertelt hij achteraf, ‘maar door het feit dat en rond wordt gespeeld is dat toch altijd weer anders voor iedereen. En elke toeschouwer mag van mij best een ander verhaal lezen in Triptyk. Dat geldt net zo voor de symbolen die geregeld opduiken. Belangrijk is de totaalindruk. Vergelijk het met een schilderij. Je ondergaat het, het maakt al dan niet emoties los, maar ga het in godsnaam niet bestuderen.’
HANDTEKENING VAN DE MEESTER
Tous les thèmes sont des prétextes, le travail nous guide. Met deze woorden van Bartabas zitten we bij de kern van Zingaro, een vreemd gezelschap dat in 1984 tot stand komt rond een eigenzinnige zigeuner, een zwerver van Spaanse afkomst. Zijn vader mag dan al architect zijn, Bartabas heeft er geen boodschap aan. Met enkele vrienden richt hij het reizende paardentheater Circus Aligre op dat al snel wordt omgedoopt in Le Théâtre Zingaro. Ze doorkruisen Frankrijk, vaak in duivelse outfits, zwart geschminkt en bedekt met levende ratten. Een bizar ensemble dat in 1987 toch furore maakt op het festival van Avignon. Daarna valt de oorspronkelijke groep evenwel uit elkaar. Maar dankzij de Franse minister van cultuur, Jack Lang, een van zijn grootste bewonderaars, kan Bartabas in de Parijse arbeiderswijk Aubervilliers een eigen theatermanege betrekken. De vaste pleisterplaats van Zingaro oogt als een houten kathedraal met een circuspiste, lampionnen en wimpels. Elke avond, als er een voorstelling is, lopen honderden kijklustigen langs smeulende vuurtjes, zoals in een zigeunerkamp, tussen krakkemikkige woonwagens en oude auto’s, langs de stallingen en de barakken. Het emplacement van Zingaro is een vreemde maar fascinerende wereld. In Parijs evolueert de provocateur tot een theaterfilosoof met een unieke stijl. Geïnspireerd door Dario Fo, Ariane Mnouchkine, Peter Brook en Pina Bausch creëert hij een nieuwe theatrale vorm waarin de wisselwerking tussen mens en paard centraal staat.
Elk spektakel komt op een heel specifieke manier tot stand. De voorstelling groeit organisch uit het samenspel, de samenwerking van de acteurs, paarden en mensen, ieder met zijn eigen temperament, zijn eigen ritme, vaardigheden en kwaliteiten. Eerst worden paarden en ruiters zorgvuldig geselecteerd en dat geldt ook voor muzikanten en dansers. Dan volgt een periode waarin ze met elkaar leren samenleven, luisteren en communiceren. Daarbij proberen ze elkaars motivaties te ontdekken. Dat is de Zingaro-methode die moet leiden tot een harmonische structuur, een werkwijze die hoe dan ook tijd vraagt. Bij dat leerproces blijft Bartabas vanzelfsprekend de orkestleider, de regisseur. Nooit zal hij zich opwerpen als de maker, de schepper van het schouwspel. In Triptyk blijft de meester zelfs opvallend op de achtergrond. Pas aan het slot verschijnt hij in zijn typische hiëratische houding. A la Hitchcock. Om zijn handtekening te plaatsen.
Dat vluchtige optreden heeft zo zijn reden. Vorig jaar is namelijk zijn Friese paard waarmee hij in vorige producties enkele vertederend-ontroerende taferelen maakte, gestorven. Maar met die zwarte hengst ging hij in zijn eerste voorstellingen soms ook als een gek te keer. Het paard galoppeerde dan rakelings langs de eerste lijn. Uitdagende acts waren het, geen kunstjes maar kermissen of bezweringen. Het orgel dreunde, een doedelzakspeler vergezelde de processie, in de piste liepen kakelende en krijsende ganzen en hing er een sterke kaarsen- en wierookgeur in de speeltent. Er werd een antieke lijkwagen naar binnen gereden met flessen wijn en hapjes voor het publiek, en Bartabas figureerde in de arena als de keukenmeester van een vrolijk en feestelijk dierencarnaval.
De barbaar is evenwel tot rust gekomen. De dood van zijn paard heeft hem getekend. ‘Een paard kan je niet zomaar vervangen’, zegt hij, ‘het is zoals bij die beroemde vioolspeler die zijn trouwe gezel, zijn oude viool, in de taxi was kwijtgeraakt. Hij kon niet meer spelen, niemand die hem kon helpen. Hij was een verdrietige en verweesde man’.
Voorstellingen van 20 augustus tot 21 september in Massenhoven.
Ticketinfo : 0900-00991
Leo De Vos