Tien Colombiaanse journalisten worden door de drugsmaffia ontvoerd en vastgehouden. In ?Ontvoeringsbericht? beschrijft Gabriel García Márquez de lijdensweg van de ontvoerden en de pogingen om hen alsnog vrij te krijgen. Een voorpublicatie.

MARUJA OPENDE HAAR OGEN ENHERINNERDE zich een oude Spaanse spreuk : ?Moge God ons niet geven wat wij in staat zijn te verdragen.? Er waren tien dagen verstreken sinds de ontvoering en zowel Beatriz als zij begonnen te wennen aan een routine die hen de eerste avond ondraaglijk had geleken. De ontvoerders hadden voortdurend herhaald dat het ging om een militaire operatie, maar het regime van een krijgsgevangene was zwaarder dan dat van een gewone gevangene. Ze mochten alleen in dringende gevallen met elkaar praten, en dan ook nog uitsluitend op fluistertoon. Ze mochten niet opstaan van het matras, dat dienst deed als hun gemeenschappelijk bed, en als ze iets wilden moesten ze dat aan de bewakers, die hen geen moment uit het oog verloren, zelfs niet als ze sliepen, vragen : toestemming om te gaan zitten, om hun benen te strekken, om met Marina te praten, om te roken. Maruja moest een kussen voor haar mond houden om de hoestgeluiden te dempen.

Het enige bed was dat van Marina, dag en nacht verlicht door het eeuwige bedlampje. Evenwijdig aan het bed lag het matras waar Maruja en Beatriz sliepen, ieder met hun hoofd aan een kant, als de vissen van de dierenriem, en met maar één deken voor hen beiden. De bewakers zaten op de grond, met hun rug tegen de muur. Ze hadden zo weinig ruimte dat als ze hun benen strekten hun voeten op het matras van de gevangenen lagen. Ze leefden in het schemerdonker omdat het enige raam met planken was dichtgetimmerd. Voordat ze gingen slapen, werd de kier onder de enige deur met oude lappen afgedekt, zodat het licht van Marina’s bedlampje niet te zien zou zijn in de rest van het huis. Afgezien van het schijnsel van de televisie was er geen ander licht, overdag noch ’s nachts, omdat Maruja de blauwe lamp die iedereen angstaanjagend bleek maakte had laten weghalen. De gesloten kamer zonder ventilatie raakte verzadigd van een bedompte hitte. De ergste uren waren ’s morgens van zes tot negen, wanneer de gevangenen zonder lucht, zonder iets te drinken of te eten, lagen te wachten tot ze de oude lappen voor de kier onder de deur zouden weghalen, zodat ze weer konden ademen. De enige troost voor Maruja en Beatriz was dat ze punctueel een kan koffie en een slof sigaretten kregen wanneer ze daarom vroegen. Voor Beatriz, een specialiste in ademhalingstherapie, was de rook die zich in het kamertje ophoopte buitengewoon onaangenaam. Toch verdroeg ze het in stilte omdat het de anderen gelukkig maakte. Op een keer riep Marina, met haar sigaret en haar kopje koffie in haar hand, uit : ?Wat zal het heerlijk zijn wanneer we met ons drieën weer bij mij thuis zitten, rokend en genietend van ons kopje koffie en lachend om deze afschuwelijke dagen.? Die dag, in plaats van eronder te lijden, speet het Beatriz dat ze niet rookte.

DAT ZE ALLE DRIE IN DEZELFDE CEL ZATENMOEST haast wel een noodoplossing zijn omdat het huis waar ze hen eerst naar toe hadden gebracht onbruikbaar was geworden toen de aanrijding met de taxi had onthuld in welke richting de ontvoerders verdwenen waren. Dat was de enige verklaring voor de verandering op het laatste moment en voor de ellendige omstandigheid dat er maar één smal bed, een eenvoudige tweepersoonsmatras en minder dan zes vierkante meter voor de drie gijzelaars en de twee dienstdoende bewakers beschikbaar was. Ook Marina hadden ze vanuit een ander huis of een andere finca, zoals zij zei daarnaar toe gebracht, omdat de drinkgelagen en de wanorde van de bewakers van het eerste huis waar ze haar vasthielden voor de hele organisatie gevaar hadden opgeleverd. Dat nam niet weg dat het onvoorstelbaar was dat zo’n grote wereldorganisatie niet eens een greintje gevoel kon opbrengen om zijn handlangers en zijn slachtoffers onder menselijke condities te huisvesten.

Ze hadden geen flauw idee waar ze waren. Door het lawaai wisten ze dat er vlakbij een weg liep waarover zware vrachtwagens reden. Ook leek er een straattentje te zijn, met drank en muziek, dat nog tot laat openbleef. Soms klonk er een luidspreker, die afwisselend opriep tot het bijwonen van politieke of religieuze bijeenkomsten, of oorverdovende concerten uitzond. Verschillende keren hoorden ze de leuzen van de verkiezingscampagnes voor de Grondwetgevende Vergadering. Nog vaker was het geronk van kleine vliegtuigen te horen, die niet ver daarvandaan opstegen en landden, wat erop zou kunnen wijzen dat ze zich in de omgeving van Guaymaral bevonden, een vliegveld voor vliegtuigen die maar een korte landingsbaan nodig hadden, zo’n twintig kilometer ten noorden van Bogotà. Maruja, van jongs af aan vertrouwd met het klimaat op de hoogvlakte, voelde dat de kou op hun kamer niet de kou van het open veld maar van de stad was. Bovendien waren de buitenwone voorzorgsmaatregelen van de bewakers alleen begrijpelijk als ze zich in een stedelijke omgeving bevonden.

Het meest verbazingwekkend was het incidentele gedreun van een helikopter, dat zo dichtbij klonk dat hij recht boven het huis leek te hangen. Marina Montoya zei dan dat er een legerofficier arriveerde die verantwoordelijk was voor de ontvoeringen. Met het verstrijken van de dagen zouden ze aan dat geluid wennen, want in de maanden dat hun gevangenschap duurde landde de helikopter minstens één keer per maand, en de gijzelaars twijfelden er niet aan dat dat met hen te maken had.

HET WAS ONMOGELIJK DE GRENZEN TUSSENDE WAARHEID en de aanstekelijke fantasie van Marina te onderscheiden. Ze zei dat Pacho Santos en Diana Turbay in andere kamers van hetzelfde huis zaten, zodat de officier van de helikopter zich bij elk bezoek met de drie gevallen tegelijk kon bezighouden. Eén keer hoorden ze alarmerende geluiden op de patio. De huismeester schold op zijn vrouw onder het schreeuwen van gejaagde bevelen, dat ze hem hier op moesten tillen, dat ze hem daarheen moesten brengen, dat ze hem om moesten draaien, alsof ze probeerden een lijk in een klein gat te stoppen. Marina, met haar obscure waanvoorstellingen, dacht dat ze Francisco Santos misschien in stukken hadden gesneden en bezig waren hem onder de plavuizen van de keuken te begraven. ?Als ze eenmaal beginnen met moorden houden ze niet meer op,? zei ze. ?De volgenden zijn wij.? Het was een nacht vol verschrikkingen, totdat ze bij toeval hoorden dat ze een primitieve wasbak, die ze met z’n vieren niet konden dragen, hadden verplaatst.

’s Nachts heerste er een diepe stilte, die slechts werd onderbroken door een gekke haan zonder tijdsgevoel die kraaide wanneer hij daar zin in had. In de verte was het geblaf van honden te horen, en soms klonk er eentje vlakbij, naar ze aannamen een afgerichte waakhond. Met Maruja ging het slecht. Ze lag ineengedoken op het matras, sloot dagen achtereen haar ogen en deed ze alleen open wanneer het strikt nodig was, terwijl ze intussen probeerde helder na te denken. Niet dat ze in staat zou zijn geweest acht uur achter elkaar te slapen, maar ze sliep niet eens een halfuur en wanneer ze dan wakker werd was er opnieuw datzelfde beklemmende gevoel dat haar in de realiteit belaagde. Het was een permanente angst : de fysieke sensatie van een strakgespannen koord in haar maag, dat voortdurend op het punt stond te breken en te veranderen in paniek. Maruja liet de volledige film van haar leven aan zich voorbijtrekken om zich vast te klampen aan de mooie herinneringen, maar het waren steeds de onaangename die zich aan haar opdrongen.

Op een van de drie reizen die hij vanuit Jakarta naar Colombia gemaakt had, had Luis Carlos Galán haar tijdens een privélunch gevraagd hem te helpen bij het voeren van zijn volgende presidentscampagne. Ze was bij een vorige campagne zijn publiciteitsadviseuse geweest ; samen met haar zuster Gloria hadden ze door het hele land gereisd, triomfen gevierd, nederlagen geïncasseerd en gevaren getrotseerd, zodat zijn aanbod niet meer dan logisch was. Maruja voelde zich erkend en gevleid. Maar aan het eind van de lunch had ze plotseling iets onbestemds opgemerkt bij Galán, een bovennatuurlijke ingeving : de helderziende en stellige zekerheid dat ze hem zouden vermoorden. Het was iets zo onthullends dat ze haar man overhaalde terug te keren naar Colombia, ondanks het feit dat generaal Maza Marquez hem zonder nadere uitleg had gewaarschuwd voor de dodelijke gevaren die hem daar wachtten. Acht dagen voor hun terugkeer werden ze in Jakarta uit bed gebeld met het bericht dat Galán vermoord was.

Na die ervaring kreeg ze depressieve neigingen, die sterker werden door de ontvoering. Ze vond geen houvast meer om te ontsnappen aan de gedachte dat ook haar een dodelijk gevaar bedreigde. Ze weigerde te praten of te eten. Ze ergerde zich aan de lusteloosheid van Beatriz, aan de wreedheid van de gemaskerde mannen, en ze kon de onderworpenheid van Marina en haar vereenzelviging met het regime van de ontvoerders niet uitstaan. Marina leek wel een van de gevangenbewaarders die haar tot de orde riep als ze snurkte, als ze in haar slaap hoestte of als ze zich meer bewoog dan strikt nodig was. Wanneer Maruja ergens een glas neerzette, haastte Marina zich verschrikt het weg te halen : ?Pas toch op !? En dan zette ze het ergens anders neer. Maruja bood haar hooghartig het hoofd. ?Maakt u zich maar niet zo druk,? zei ze dan. ?U bent hier niet de baas.? Alsof dat allemaal al niet erg genoeg was, maakten de bewakers zich ook nog eens zorgen omdat Beatriz de hele dag zat te schrijven op elk stuk papier dat ze maar kon vinden. Ze noteerde details van de gevangenschap om die aan haar man en kinderen te kunnen vertellen wanneer ze weer vrij zou komen. Ook had ze een lange lijst gemaakt van alles wat ze afschuwelijk vond aan de kamer en aan de hele situatie, maar ze moest ermee ophouden toen ze niets kon vinden wat niet afschuwelijk was. De bewakers hadden op de radio gehoord dat Beatriz fysiotherapeute was, maar ze verwarden het met psychotherapeute, zodat ze haar verboden te schrijven uit angst dat ze bezig was met het uitwerken van een wetenschappelijke methode om hen gek te maken.

DE TERUGVAL VAN MARINA WAS BEGRIJPELIJK. De komst van de andere twee gijzelaars moest voor haar wel een onverdraaglijke inmenging zijn in een wereld die ze als de hare, en uitsluitend de hare, was gaan beschouwen na bijna twee maanden in het voorportaal van de dood. Haar relatie met de bewakers, die heel hecht was geworden, veranderde door hen, en in minder dan twee weken viel ze terug in de verschrikkelijke treurigheid en de intense gevoelens van eenzaamheid uit andere tijden die ze met zoveel moeite had overwonnen.

Toch was er voor Maruja geen nacht zo gruwelijk als de eerste. Hij was eindeloos en ijskoud. Om één uur ’s nachts was de temperatuur in Bogotá volgens het Meteorologisch Instituut tussen 13 en 15 graden geweest en in het centrum en de omgeving van het vliegveld had het gemotregend. De vermoeidheid had Maruja overmand. Meteen nadat ze was ingeslapen begon ze te snurken, maar ze werd herhaaldelijk wakker door haar hardnekkige rokershoest, die ze niet kon onderdrukken en die nog verergerd werd door de vochtige wanden waaruit tegen de ochtend een ijzige kou opsteeg. Telkens wanneer ze hoestte of snurkte gaven de bewakers met de hak van hun voet een trap tegen haar hoofd. Marina viel hen met haar onbeheersbare angst bij en hield Maruja dreigend voor dat ze haar op het matras zouden vastbinden zodat ze niet zo zou bewegen of dat ze een prop in haar mond zouden stoppen om haar te laten ophouden met snurken.

Marina liet Beatriz ’s morgens vroeg naar het nieuws op de radio luisteren. Dat was een vergissing. In het eerste interview met Yamit Amat, van Radio Caracol, sloeg doctor Pedro Guerrero, de man van Beatriz, aan een stuk door beledigende en uitdagende taal uit tegen de ontvoerders. Hij riep hen op zich als mannen te gedragen en hun gezicht te laten zien. Beatriz kreeg een hevige angstaanval, ervan overtuigd dat die beledigingen hun weerslag op hen zouden hebben.

Twee dagen later opende een goed geklede leider, met een in één meter negentig verpakt dik lijf, met een trap de deur en stormde als een wervelwind de kamer binnen. Zijn onberispelijke pak van tropische wol, zijn Italiaanse mocassins en zijn das van gele zijde vormden een scherp contrast met zijn onbehouwen optreden. Hij slingerde de bewakers twee of drie scheldwoorden naar het hoofd en viel uit tegen de meest schuchtere die door zijn kameraden Vetvlek werd genoemd. ?Ze hebben me verteld dat u erg nerveus bent,? zei hij tegen hem, ?ik waarschuw u, zenuwpezen leven hier niet lang.? En meteen daarna wendde hij zich zonder het minste respect tot Maruja : ?Ik heb gehoord dat u erg lastig was vannacht, dat u lawaai maakt, dat u hoest.?

Maruja antwoordde met een voorbeeldige kalmte die net zo goed verward kon worden met minachting.

?Ik snurk als ik slaap, maar daar ben ik me niet van bewust,? zei ze. ?En die hoest kan ik niet onderdrukken omdat het ijskoud is in de kamer en de muren ’s morgens vroeg druipen van het vocht.?

De man had weinig oor voor haar klachten.

?En u denkt dat u maar kunt doen waar u zin in heeft ?? schreeuwde hij. ?Laat me u dan zeggen dat als u ’s nachts nog eens snurkt of hoest we u weleens een kogel door uw hoofd kunnen jagen.?

Daarna wendde hij zich ook tot Beatriz : ?En anders wel door dat van uw kinderen of echtgenoten. We kennen ze allemaal en we weten precies waar ze zitten.?

?Doet u maar wat u niet laten kunt,? zei Maruja. ?Ik kan er niets aan doen dat ik snurk. Als u daar zin in heeft schiet u me maar dood.?

Ze was oprecht, en met de tijd zou ze beseffen dat ze daar goed aan deed. De harde behandeling vanaf de eerste dag was een van de methoden van de ontvoerders om de gijzelaars te demoraliseren. Beatriz, daarentegen, nog onder de indruk van de woedende uitval van haar man op de radio, was minder hooghartig.

?Waarom moet u onze kinderen erbij betrekken, die hebben hier toch niets mee te maken ?? zei ze, met tranen in haar ogen. ?Heeft u zelf geen kinderen ??

Hij antwoordde bevestigend, misschien toch enigszins vertederd, maar Beatriz had de slag verloren : haar tranen verhinderden haar verder te praten. Maruja, inmiddels gekalmeerd, zei tegen de leider dat als hij echt tot een akkoord wilde komen hij met haar man moest gaan praten.

ZE DACHT DAT DE GEMASKERDE HET ADVIES opgevolgd had want toen hij de zondag daarop terugkwam was hij volledig veranderd. Hij had de kranten van die dag bij zich, waarin Alberto Villamizar verklaarde dat er pogingen moesten worden ondernomen om tot een goede regeling met de ontvoerders te komen. Die leken daarop positief te reageren. De leider was in ieder geval zo welwillend dat hij de gijzelaars vroeg een lijst te maken van onontbeerlijke dingen : zeep, tandenborstels en tandpasta, sigaretten, huidcrème en enkele boeken. Een deel van de bestelling kwam nog dezelfde dag, maar een aantal van de boeken kregen ze pas vier maanden later. In de loop van de tijd verzamelden ze allerlei soorten bidprentjes en souvenirs van het Goddelijk Kind en van Maria van Altijddurende Bijstand, die de verschillende bewakers voor hen meebrachten wanneer ze terugkwamen van hun vrije dagen of als herinnering achterlieten wanneer ze afscheid namen. Na een dag of tien hadden ze al een soort huishoudelijke routine. Hun schoenen borgen ze op onder het bed, maar de kamer was zo vochtig dat ze van tijd tot tijd op de patio gezet moesten worden om te drogen. Ze mochten alleen lopen op de dikke, veelkleurige wollen herensokken die ze de eerste dag gekregen hadden en ze droegen twee paar over elkaar zodat hun voetstappen niet hoorbaar waren. De kleren die ze op de avond van de ontvoering gedragen hadden waren in beslag genomen en ieder had een grijs en een roze trainingspak gekregen, waarin ze leefden en sliepen, en twee stel ondergoed dat ze in de douche wasten. In het begin sliepen ze gekleed. Later, toen ze een nachthemd hadden, trokken ze dat in erg koude nachten aan over hun trainingspak. Ook kregen ze een grote stoffen zak om hun schaarse persoonlijke bezittingen in te bewaren : het reservetrainingspak en de schone sokken, het tweede stel ondergoed, maandverband, medicijnen en toiletartikelen.

Er was maar één badkamer voor de drie gijzelaars en de vier bewakers. De vrouwen moesten daar gebruik van maken met dichtgetrokken maar ontgrendelde deur, en ze mochten niet langer dan tien minuten onder de douche, niet eens om hun kleren te wassen. Ze mochten zoveel sigaretten roken als ze kregen toebedeeld, wat voor Maruja neerkwam op meer dan een pakje per dag en nog iets meer voor Marina. In de kamer stonden een televisietoestel en een draagbare radio zodat de gijzelaars het nieuws konden horen of de bewakers naar muziek konden luisteren. ’s Morgens luisterden ze naar de nieuwsberichten met het geluid zo zacht mogelijk, alsof ze het stiekem moesten doen, terwijl de bewakers hun feestmuziek zo hard draaiden als hun stemming hun ingaf.

De televisie werd om negen uur ’s morgens aangezet om naar de educatieve programma’s te kijken, daarna volgden de soapseries en nog twee of drie programma’s tot het nieuws van twaalf uur. De langste periode was van vier uur ’s middags tot elf uur ’s avonds. Dan bleef de televisie aan, als in een kinderslaapkamer, hoewel niemand er naar keek. Wat de gijzelaars wel deden was met een tot het uiterste gespannen aandacht de nieuwsberichten volgen in een poging gecodeerde boodschappen van hun families te ontdekken. Natuurlijk konden ze nooit weten hoeveel hen daarbij ontging of hoeveel onschuldige zinnen ze verwarden met hoopvolle boodschappen.

ALBERTO VILLAMIZAR VERSCHEEN DE EERSTE TWEE dagen acht keer op de verschillende televisiejournaals, in de overtuiging dat zijn stem via minstens een daarvan tot de ontvoerde vrouwen zou doordringen. Bovendien waren bijna alle kinderen van Maruja werkzaam bij een of ander massamedium. Sommigen hadden televisieprogramma’s op vaste uren en gebruikten die om contact te onderhouden, en hoewel ze wisten dat het een eenzijdig en misschien ook zinloos contact was, bleven ze ermee doorgaan.

Het eerste dat ze de daaropvolgende woensdag zagen was het programma dat Alexandra na haar terugkeer uit La Guajira had gemaakt. De psychiater Jaime Gaviria, een collega van Beatriz’ echtgenoot en een oude vriend van de familie, gaf een reeks verstandige instructies om in afgesloten ruimten de moed erin te houden. Maruja en Beatriz, die doctor Gaviria kenden, begrepen de bedoeling van het programma en namen zijn aanwijzingen ter harte.

Dit was het eerste van een reeks van acht programma’s die Alexandra had voorbereid met als uitgangspunt een lang gesprek met doctor Gaviria over de psychologie van ontvoerden. Eerst kozen ze de onderwerpen waar Maruja en Beatriz van hielden en vervolgens verstopten ze daarin persoonlijke boodschappen die alleen zij konden ontcijferen. Alexandra besloot toen elke week een persoon uit te nodigen die was voorbereid op het beantwoorden van vooraf geselecteerde vragen die ongetwijfeld onmiddellijk associaties bij de gijzelaars zouden oproepen. Het verrassende was dat veel onvoorbereide televisiekijkers op zijn minst doorhadden dat er iets meer achter de schijnbaar onschuldige vragen stak.

Gabriel García Márquez

(wordt voortgezet)

Nobelprijswinnaar Gabriel García Marquez beet zich drie jaar vast in het onderwerp van de ontvoering van Colombiaanse journalisten in 1992.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content