Veel meer dan andere roofdieren zoekt de mens gezonde en volwassen prooien. Dat doet hij zo efficiënt dat grote diersoorten dreigen te verdwijnen. Terwijl ze ontzettend nuttig kunnen zijn. Dit is een verhaal over ersatzbisons, wolven als natuurbeschermers, en het belang van nijlpaardenpoep.
Het belang van nijlpaarden voor het Afrikaanse leefmilieu valt niet te overschatten. De dieren liggen overdag in het water om aan de hitte te ontsnappen, maar ’s nachts kunnen ze kilometers ver van het water gaan grazen, waardoor ze een permanente link tussen land en water vormen. Ze zetten gras, dat voor veel andere dieren onverteerbaar is, om in mest. Die komt in het water terecht, vergroot de voedselrijkdom, en daar profiteert het waterleven van.
Een nijlpaard kan per nacht tot 40 kilogram gras eten. Als je weet dat er in de Mara-rivier in het grensgebied tussen Kenia en Tanzania zo’n 4000 nijlpaarden leven, levert dat volgens een studie in het vakblad Freshwater Biology 36 ton uitwerpselen per dag op. In periodes met waterschaarste wordt de zegen een vloek, want dan kunnen de uitwerpselen tot zuurstofuitputting van het water leiden en grote sterfte onder de waterdieren veroorzaken. De balans tussen nijlpaarden en de rest van het waterleven kan tilt slaan door de snelle veranderingen die de mens, onder meer via de klimaatopwarming, in de natuur introduceert.
Ongeveer 100.000 jaar geleden leefden er nog veel nijlpaarden in Europa. Ze zijn er verdwenen, samen met onder meer mammoeten en wolharige neushoorns, mogelijk onder druk van de menselijke expansie. Een recente studie in Proceedings of the National Academy of Sciences stelt dat het uitsterven van grote planteneters overal in de wereld drastische veranderingen in het prehistorische landschap veroorzaakte. De verplaatsingen van de dieren leidden tot een permanente verschuiving van voedingsstoffen over lange afstanden – wat de nijlpaarden in Afrika dus nog altijd doen. Zonder grote grazers was het risico van enorme branden reëel, omdat er meer planten overbleven die in vlammen op konden gaan. Grote grazers zorgden er als ‘ecosysteemingenieurs’ ook voor dat het landschap vrij open bleef en niet veranderde in een uitgestrekt bos.
Vandaag spelen natuurbeheerders daarop in door grote grazers uit te zetten op plekken met wilde natuur. Dat is geen onverdeeld succes. Zelfs grote en halfwilde koeien, zoals de spectaculaire Schotse hooglanders, boeken niet dezelfde resultaten als het oorspronkelijke wild, al was het maar omdat ze zich over minder grote afstanden verplaatsen. Halfwilde koeien zijn geen ‘ecologisch equivalent’ voor bizons en wisenten. Het graasgedrag van bizons levert een veel grotere mozaïek van biotopen met een veelzijdiger biodiversiteit op dan dat van koeien.
De mens wil volwassen prooien
Dat we steeds meer snappen hoe belangrijk grote dieren waren en zijn, maakt het des te alarmerend dat de laatste grote grazers van Afrika dreigen uit te sterven, zoals olifanten en neushoorns – op veel plaatsen ontsnappen nijlpaarden eraan, omdat zij geen grote ivoren tanden of hoornen hebben die vooral in Azië veel geld opbrengen. Sinds het einde van de laatste ijstijd, zo’n 12.000 jaar geleden, neemt de gemiddelde grootte van de dieren op aarde sterk af, vooral omdat de mens een vernietigende rol speelt. Niet alleen door de jacht, maar ook doordat we het leefmilieu naar onze hand zetten waardoor dat ongeschikt wordt voor grote dieren.
Volgens het topvakblad Science is er een groot verschil tussen de recente uitstervingsgolf van dieren, die wij met onze enorme greep op onze leefomgeving in de hand werken, en de vorige uitstervingsgolven. Die hadden te maken met grootschalige atmosferische processen, zoals komeetinslagen en massale vulkaanuitbarstingen. Vroeger zouden grote dieren makkelijker overleefd hebben dan kleine, maar vandaag is het omgekeerd omdat wij bij voorkeur grote dieren viseren.
In een ander artikel heeft Science het over de ‘unieke ecologie van menselijke roofdieren’. Het toont aan dat de mens, in tegenstelling tot de meeste ‘natuurlijke’ roofdieren (de mens is in se een herbivoor die via een tussenstap als aaseter trekjes van een carnivoor kreeg) vooral gezonde volwassen prooien viseert, en niet in de eerste plaats jonge, oude of zieke dieren. Als soort ‘oogsten’ wij liefst veertien keer meer volwassen prooibiomassa dan andere roofdieren. We mikken ook op andere roofdieren, waardoor we de concurrentie liquideren. Maar, waarschuwden wetenschappers in Science: ‘Volwassen dieren zijn het voortplantingskapitaal van een populatie. Vergelijk het met het financiële kapitaal van een bank, of een pensioenfonds. Het is een risico om dat kapitaal uit te putten, want op termijn zal het onvoldoende rente opbrengen.’ De rente van het natuurlijke kapitaal is onder meer het aantal jongen dat wordt voortgebracht en dat bepaalt hoe gezond een populatie blijft.
Dat grote dieren een belangrijke rol spelen in het gezond houden van een ecosysteem hoeft geen betoog meer. Het vakblad Science Advances wees erop dat het selectief uitroeien van tapirs en toekans uit de Zuid-Amerikaanse regenwouden de effecten van de klimaatopwarming kan versterken, omdat grote dieren heel belangrijk zijn in het verspreiden van de zaden van grote bomen. Als er minder grote bomen zouden groeien, zou er minder koolstof uit de atmosfeer gehaald worden, waardoor de buffer die het woud vormt tegen een verdere opwarming van het klimaat zou verkleinen. Alles hangt in de natuur samen.
De macht van de wolf
Science omschreef het prachtige Amerikaanse Yellowstone National Park als een ‘levensecht laboratorium voor de relaties tussen prooien en roofdieren’. Dat had alles te maken met het uitroeien van de wolf en de poema in het park in 1926, en vervolgens de herintroductie van de wolf in 1995 (de poema raakte op eigen kracht uit het slop, vanaf 1972). Het verdwijnen van de roofdieren leidde tot een explosie van de populaties van wapitiherten. Die graasden het park zodanig kaal dat de autoriteiten niet anders konden dan de wolven terugbrengen. Het werkte. In vijftien jaar tijd daalde het hertenbestand tot amper een kwart van wat het was toen de wolven werden losgelaten. Sindsdien gaat ook het wolvenbestand weer wat achteruit, omdat er niet zoveel prooien meer zijn – de natuur zocht een nieuw evenwicht.
Het hele ecosysteem profiteerde van de herintroductie van de wolf. Ook de bevers die het moeilijk kregen omdat de herten alle bomen liquideerden die zij nodig hadden om hun dammen te maken. Het verhaal is vergelijkbaar met wat er momenteel in Nederland aan de hand is. De Oostvaardersplassen zijn een enorm natuurgebied waarin zo veel halfwilde paarden en runderen rondlopen dat ze het zo goed als kapotgrazen, wat een hypotheek legt op de toekomst van belangrijke dieren. Het zal wachten zijn tot de wolf er toekomt (of wordt uitgezet) om de balans weer wat in evenwicht te brengen. De belangrijkste boodschap van de Amerikaanse ervaringen met de wolf was dat het veel makkelijker is een ecosysteem zo intact mogelijk te bewaren dan te proberen het te herstellen nadat er belangrijke componenten verloren zijn gegaan.
Vorig jaar werd onomstotelijk duidelijk dat grote zoogdieren in Europa een sterke comeback maken. Ze laten zich niet meer afschrikken door de mens. De opmars van de wolf, de bruine beer en de lynx is een succesverhaal. In het meest geïndustrialiseerde en verstedelijkte continent van de wereld leven momenteel 12.000 wolven, 17.000 beren en 9000 lynxen. Dat zijn kleine aantallen, maar als je ze vergelijkt met de schamele 30.000 leeuwen die er nog in Afrika overblijven en de precaire 3000 tijgers in Azië zijn ze niet beschamend slecht. Bovendien waren de dieren ooit virtueel uitgeroeid in Europa, ze werden onafgebroken verdelgd.
Het succes van de Europese roofdieren is het resultaat van doorgedreven natuurbehoud, van bescherming en van toegenomen tolerantie voor ‘robuuste natuur’ – echte natuur, waarbij de dieren een handje hielpen door zich naadloos in te passen in een landschap dat door de mens gedomineerd wordt. Het is een les die ze in de Afrikaanse savannes nog moeten leren. Of ze zal volstaan om een verdere teloorgang van de biotoop om te keren, zal de toekomst uitwijzen. Gelukkig brengen leeuwen en jachtluipaarden nu zo veel geld op als toeristische attractie dat ze extra bescherming krijgen. Ze zijn het letterlijk waard om bewaard te blijven.
DOOR DIRK DRAULANS
Het is veel gemakkelijker een ecosysteem zo intact mogelijk te bewaren dan het achteraf proberen te herstellen.