Als geen ander jaagt Anthony Daniels – arts van beroep, doch beter bekend onder zijn nom de plume Theodore Dalrymple – met zijn geschrijf progressieve medemensen de gordijnen in. Hij doet dat graag, bekent hij.

‘Y ou fucking bastard, was de enige repliek op mijn stuk. Wat dunnetjes als argument, maar het illustreert wel mijn bewering, dat onder de façade van sommige intellectuelen veel rancune schuilt.’

Anthony Daniels, die aan het woord is, heeft niet toevallig een afspraak geregeld in de rustige Patisserie Valérie langs Marlybone High Street, want op een steenworp van Daunts, de beste boekhandel van Londen ‘voor reizigers die graag lezen’. Als hij in Londen passeert, zoals nu voor een lezing en een radioshow, dan loopt hij graag bij Daunts langs.

‘Ik publiceer in alle bladen die het mij vragen, in de conservatieve The Spectator zowel als in de linkse New Statesman,’ zegt Daniels. ‘Ooit was ik de vulgarity-correspondent van de Daily Mail.’

Die ‘ you fucking bastard’ waarmee hij zijn verhaal begon, was de teneur van reacties van lezers van de links-progressieve krant The Guardian die zijn essay De woede van Virginia Woolf had afgedrukt. Een bijdrage die eindigt met de vaststelling: ‘Mijn moeder deed overdag met haar moersleutel en ’s nachts met haar helm méér voor de beschaving (een woord dat mevrouw Woolf in Three Guineas tussen aanhalingstekens plaatst alsof deze niet echt bestond) dan mevrouw Woolf met haar opgedirkte proza, dat een narcistische woede moest verbergen.’

De moeder van de intussen 57-jarige Daniels was een Duitse van Joodse afkomst, die in 1937 naar Engeland vluchtte en tijdens de oorlog met haar moersleutel tankmotoren in elkaar schroefde en die tijdens de Blitz ’s nachts brandwacht liep.

Beroepshalve is Anthony Daniels arts/psychiater. Doch Engelse en Amerikaanse bladenlezers kennen hem als Theodore Dalrymple, de low life-chroniqueur. Recent verscheen bij Spectrum zijn bundel essays Beschaving of wat ervan over is. Al blijft zijn meest ophefmakende boek ongetwijfeld Leven aan de onderkant. Het systeem dat de onderklasse in stand houdt.

Het merendeel van de artikelen in de twee boeken werden eerder in het New Yorkse driemaandelijkse tijdschrift City Journal gepubliceerd. Het blad is een uitgave van het Amerikaanse Manhattan Institute, een invloedrijke denktank van rechtse, conservatieve signatuur, die zich vooral inlaat met stedelijke problemen.

Het Manhattan Institute, gesticht door de excentrieke Brit Anthony Fischer, een gewezen Spitfire-piloot en held van de Battle of Britain, kreeg in de jaren 1980 landelijke bekendheid met de publicatie van Losing Ground: daarin rekende de auteur Charles Murray af met de War on poverty die president Lyndon Johnson in 1965 had gelanceerd, en met cijfers in de hand toonde hij aan dat het systeem de armen nog armer maakte.

Later volgde de studie Broken Windows van criminoloog George Kelling en politiek wetenschapper James Wilson, door burgemeester Rudy Giuliani van New York in praktijk gebracht en lange tijd richtinggevend in de bestrijding van criminaliteit en overlast.

City Journal, een fraai verpakt tijdschrift, heeft een oplage van amper 60.000 exemplaren, maar het is bijzonder invloedrijk. Die invloed is de jongste jaren nog vergroot doordat de webstek van het blad gratis toegankelijk is en nu wereldwijd wordt gelezen.

Hoofdredacteur Myron Magnet, een heer met uitbundige bakkebaarden, is een vooraanstaande specialist in het werk van Charles Dickens die zich ook graag en vaak vrolijk maakt over de weldaden die de 68’ers over de mensheid hebben uitgestort.

Anthony Daniels / Theodore Dalrymple, is een van de belangrijkste boordkanonnen van City Journal. Als geen ander jaagt hij met zijn geschrijf zijn medemensen van progressieve gezindte de gordijnen in. Niet het minst met zijn bewering dat de onderklasse graag het slachtofferschap, een alibi aangereikt door progressief links, aanwendt om het eigen wangedrag te vergoelijken en dat het cultuurrelativisme van links verantwoordelijk is voor nogal wat maatschappelijke ontsporingen.

Vooral zijn bewering dat de misdaadcijfers zijn gestegen samen met het aantal criminologen, zet geregeld kwaad bloed. Sociale wetenschappers krijgen bij hem dan ook geregeld de volle laag, want zij laten in al hun theorieën veelal de vrije wil van de mensen achterwege. Die ideeën sijpelen dan door naar de zogeheten onderklasse waar ze tot regelrechte tragedies leiden. De gedetineerden met wie Dalrymple te doen had, beweerden allemaal het slachtoffer te zijn van een drang, een omgeving. Het idee van het slachtofferschap heeft een ware ravage aangericht en zorgt er bovendien voor dat zij die leven aan de onderkant in een uitzichtloze positie verkeren – want beroofd van de belangrijke gedachte dat je zelf verantwoordelijk bent voor je lot.

‘Mijn vader werd geboren in een Londense achterbuurt waar kinderen blootsvoets naar school gingen’, vertelt hij. ‘Maar dankzij de school is hij daar weggeraakt. Vandaag mogen schoolkinderen zelfs niet meer op hun tekortkomingen worden gewezen, laat staan gestraft worden omdat ze verkeerd spellen. Bovendien wordt ze verteld dat een popdeun zo belangrijk is als het werk van Mozart. Is het een wonder dat al die politici hun kinderen naar privéscholen sturen?’

Links beschuldigt Dalrymple graag van sociale vooringenomenheid. En hij ontkent dat niet. ‘Ik ben inderdaad vooringenomen tegen mensen die onbeleefd en grof zijn.’

Dalrymple, die vandaag samen met zijn vrouw, een Française, in de Ardèche woont, put gretig uit zijn jarenlange ervaring als arts in een van de achtergebleven buurten van Birmingham en de plaatselijke gevangenis. Voordien werkte hij over heel de wereld, maar vooral in Afrika, in sloppenbuurten in Tanzania en in het Zaïre van dictator Mobutu. En tegen die ervaringen kunnen zijn tegenstanders weinig inbrengen.

Zijn essays zijn opgetrokken rond verhalen uit zijn dagelijkse praktijk. Rond het verhaal van een messentrekker die hem komt vertellen dat ‘het mes erin ging’, alsof het mes een eigen leven leidde. Er is het verhaal van de moordenaar die tegen hem zuchtte: ‘Ik moest die vrouw vermoorden, want ik weet niet waartoe ik anders nog allemaal in staat zou zijn geweest.’ Of dat van die inbreker die de arts vroeg hem van zijn onstuitbare dwang af te helpen, en aan wie Dalrymple dan vroeg of hij nooit een dwang had gevoeld om wiskunde of Franse woordjes te leren.

Vier jaar geleden, toen Life at the bottom bij een Amerikaanse uitgever verscheen, deed Roy Porter, een gereputeerd medisch historicus, het boek in The Times Literary Supplement af als ‘het gebrom van een oud-admiraal die, teruggetrokken op het Engelse platteland, beweert dat het land naar de haaien gaat’.

‘Terwijl die Porter in zijn leven nooit in aanraking kwam met de mensen die ik op consultatie kreeg’, zegt Dalrymple geamuseerd vanachter zijn pot Darjeelingthee. ‘Ik ben dan wel niet gelovig, maar er moet toch een goddelijke gerechtigheid bestaan, want enkele weken na dat artikel overleed Porter: hartaanval. De bespreking in TLS van mijn volgende boek, Beschaving of wat ervan over is, was al meteen lovend.’

Recensenten hebben het moeilijk met de boeken van Dalrymple. Marius Ernsting, ooit Amsterdams gemeenteraadslid voor de Kabouters en later mandataris van de communisten en van GroenLinks, wilde aanvankelijk met zijn bespreking in De Groene Amsterdammer de bijl leggen tegen ‘het op het eerste gezicht wrakkige bouwsel’ dat volgens hem Leven aan de onderkant was. Maar na grondige lectuur kwam Ernsting tot een mildere stemming. Hij moest zelfs toegeven dat Dalrymple geregeld het gelijk aan zijn kant heeft.

Bij ons bekent oud SP.A’er Jan Van Duppen, niet meteen een icoon van rechts, op zijn webstek dat Dalrymple ‘de vinger op een aantal maatschappelijke wonden legt en ons tot zelfonderzoek dwingt’.

Geregeld worden de essays van Dalrymple met die van George Orwell vergeleken. Maar Leven aan de onderkant doet nog het meest denken aan het vaak heruitgegeven London labour and the London poor van de 19e-eeuwse journalist Henry Mayhew, een boek waarover tijdgenoot William Thackeray schreef: ‘We hadden maar honderd meter te lopen om zelf te gaan kijken, maar dat hebben we nooit gedaan.’

Voelt u verwantschap met het werk van Henry Mayhew?

THEODORE DALRYMPLE: In zekere zin, alleen in Mayhews tijd was de ellende veel zichtbaarder. Daarom zeggen sommige lezers mij vandaag: ‘Je verzint het allemaal.’ Vanwaar die blindheid? Men wil het niet zien. De eerste opmerking is altijd: ‘Dit is niet waar.’ Een tweede reactie is er een van: ‘Het bestaat, maar zo belangrijk is het ook weer niet.’ En ten slotte geeft men toe: ‘Het is juist, maar ’t is altijd zo geweest.’

Openbare dronkenschap bijvoorbeeld is in het Verenigd Koninkrijk een echte plaag. Als je op zaterdagavond in gelijk welke stad komt, weet je niet of je moet lachen of zelfmoord plegen. Als de jongeren, zowel jongens als meisjes, het op een zuipen zetten is elke vorm van zelfrespect weg. Ik zag armen in Afrika met veel meer zelfrespect dan de zogenaamde onderklasse hier, die het materieel veel beter heeft.

Waaraan schrijft u dat toe?

DALRYMPLE: Aan die verschrikkelijke toename van verwaandheid. Wat de andere denkt of doet, heeft geen enkel belang meer. Er is daar ook die giftige combinatie ontstaan, door de manier waarop de markt daarop inspeelt. Eén voorbeeldje. Jongeren betalen tegenwoordig veel geld voor jeans met gaten in. Nostalgie de la boue? Mogelijk. Ik wil zelfs aannemen dat het allemaal is begonnen als een signaal van medeleven met de minderbedeelde. Maar het is in snobisme geëindigd. De een gaat ’s avond met zijn kapotte jeans naar zijn dure loft, de andere kruipt op straat onder een kartonnen doos of onder een krant.

Het gaat tegenwoordig alleen om de presentatie. Je solidariteit met iemand uitspreken is al voldoende. Je hoeft er niks voor te doen, zoals die popsterren die immens rijk zijn en die, zoals Bono van U2, met veel vertoon wat gaan doen voor Afrika. En wat doet Bono? Hij wil jouw geld aan Afrika schenken.

U ergert zich aan die pose?

DALRYMPLE: Dat is het ook: pose Het zogenaamde verwerpen van het conventionele heeft ook niets meer te maken met excentriciteit. Wat je ziet, is blatant individualisme zonder persoonlijkheid. Onder de voetbalhooligans vind je lui uit de middenklasse, met een vaste baan die zich doorgaans behoorlijk uitdrukken tot ze op een voetbaltribune komen. Dan gaan ze praten als komen ze uit de slums van Brixton.

Ga maar na: zelfs David Cameron, de nieuwe leider van de Conservatieven, beweert dat hij bij voorkeur naar popmuziek luistert. Wellicht doet hij dat gewoon omdat zijn spindoctors hem vertellen dat het zo hoort. Als die hem morgen zeggen dat hij een voorkeur voor Bach kenbaar moet maken, dan zal hij dat wellicht meteen doen. Ik vraag me zelfs af wat het ergste is: dat zijn muzikale smaak ondermaats is of dat hij doet alsof?

De verzorgingsstaat heeft volgens u nogal wat foute effecten voortgebracht?

DALRYMPLE: De verzorgingsstaat legt niet alles uit. Als mensen volgens de eigen behoeften en niet volgens hun verdiensten en echte noden worden bediend, dan loopt het altijd mis. Want niets is makkelijker dan nieuwe behoeften creëren.

Terwijl onze welvaartsstaat wel erg gierig blijft voor mensen die echt steun nodig hebben, mensen met zware ziekten die een dure behandeling vergen.

Aan de andere kant zijn er duizenden die steun krijgen en die niet eens nodig hebben. Hoeveel mensen genieten niet onterecht van ziekteverlof? En toch is iedereen tevreden.

De artsen zijn tevreden omdat zij de patiënten kunnen geven wat ze vragen: een ziekteverlof. De patiënten zijn tevreden want die hoeven niet meer te doen alsof ze werk zoeken. De overheid is tevreden want de werkloosheidsstatistieken zien er goed uit.

In Frankrijk is dat niet anders. Je denkt toch niet dat die betogende studenten ook maar één seconde solidair zijn met de jongeren uit de banlieue? De betogende studenten zijn alleen solidair met zichzelf. Er zit daar geen greintje idealisme in.

Ruim 50 procent van de allochtone jongeren zit zonder werk. In heel Frankrijk bedraagt de jeugdwerkloosheid 25 procent. Wat betekent dat er een jongerengroep is waar de werkloosheid gevoelig lager ligt dan 25 procent. Je moet geen genie zijn om na te rekenen dat die werkloosheid het laagst ligt bij de groep die nu betoogt tegen het jongerenbanenplan.

En dat terwijl de Fransen met een verschrikkelijk probleem zitten. Hun banlieues doen denken aan de Zuid-Afrikaanse townships. De huisvesting mag er dan wat beter zijn dan in Zuid-Afrika, de haat en de vervreemding die daar woekert is van dezelfde orde. Het is bovendien een probleem dat de Fransen zelf hebben gecreëerd. De sociale ontbinding in Frankrijk loopt wat achter op die in het Verenigd Koninkrijk, maar de Fransen naderen met snelle tred.

Hoe kan de overheid toestanden zoals in Birmingham keren?

DALRYMPLE: De overheid zou kunnen beginnen met de ouders verantwoordelijk te stellen voor hun kinderen. De staat kan niet blijven toezien op de manier waarop sommige mannen en vrouwen kinderen op de wereld zetten. Het ouderschap is vaak een puur biologische kwestie. Let wel, ik ben geen puritein, ik wil niet de scharlaken letter opnieuw invoeren en mensen stigmatiseren.

Maar sommige ouders hebben er geen flauw benul van hoe ze kinderen moeten opvoeden. Ze weten niet waarom kleine Johnny zo vreemd doet. Want ze hebben hem alles gegeven: het hipste model van trainingspakken, tv op de kamer. Maar intussen heeft kleine Johnny wel een vijftal stiefvaders. Ik kreeg ooit een jongen op consult die mij met papa aansprak, omdat hij dacht dat alle mannen met papa worden aangesproken.

Mensen moeten maar eens verantwoordelijkheid opnemen voor hun daden. Waar ik werkte, wilden mannen niets uit te staan hebben met hun kinderen want dat kostte ze telkens een deel van hun zakgeld. Vrouwen hadden dezelfde attitude. Op geen enkel moment vroegen ze zich af of de man die ze in huis namen wel een geschikte vader was.

Zo komt het dat de staat de universele vader is van miljoenen bastaardkinderen. En dat komt nooit goed, want de staat kan nooit een echte vader zijn.

50 procent van de bevolking geniet bijstand, en dat ergert u?

DALRYMPLE: Wat mij ergert, is dat de meerderheid van de mensen zo afhankelijk is geworden van de staat. Ze durven dat niet los te laten.

Het is zoals in het verhaal van Hilaire Belloc over een jongetje in de zoo dat de hand van zijn kindermeisje loslaat en door een leeuw wordt opgegeten. Moraal van het verhaal: blijf vooral aan de hand van het kindermeisje, want het kan altijd erger.

U beweert dat nogal wat gedetineerden kiezen voor een leven in de gevangenis. Meent u dat?

DALRYMPLE: Minstens een derde van de gevangenisbevolking verblijft daar eigenlijk graag. Dat zeiden ze me ook. Sommigen doen alles om gevat te worden. Ik kreeg ooit een patiënt die boos was omdat hij voor een diefstal slechts drie maanden opsluiting kreeg. Wat moet ik met drie maanden, zei hij woest, ik wil er twaalf.

Zo iemand zoekt een structuur in zijn leven. Het gevangenisleven is lang niet zo brutaal als het ooit was. Gevangenen leiden een geregeld leven: ze krijgen tijdig eten, hebben het warm. Er wordt ze gezegd wat ze moeten doen. Ze willen ook geen keuzes, want bij vorige zelfgemaakte keuzes kwamen ze altijd in moeilijkheden.

Als ik ze vroeg: ‘Zit je hier graag?’ dan antwoordden de meesten: ‘Ja, ’t is hier beter dan buiten. Ik word hier redelijk behandeld en morgen zal er ongeveer uitzien als vandaag.’

Is het niet vreselijk dat mensen een leven in de gevangenis verkiezen boven een leven daarbuiten, in vrijheid?

In enkele van uw essays heeft u het over het verraad van de intellectuelen. Is dit niet de verantwoordelijkheid van een hele gemeenschap?

DALRYMPLE: De verantwoordelijkheid van de intellectuelen is groter, want ze eisen een leidinggevende rol op. Bovendien weigeren ze te zien dat de hele zaak is ontspoord. En niemand neemt nog verantwoordelijkheid op. Je moet mensen op hun verantwoordelijkheid durven wijzen.

Wij weten allemaal dat onze wil vrij is, maar dat daar wel een grens aan is. Niettemin is het tegengestelde idee eindeloos gepropageerd door intellectuelen en academici die dat natuurlijk niet van zichzelf geloven, maar alleen van lui in een lagere sociale klasse. Dat is ronduit neerbuigend, want die houding geeft aan dat sommige mensen niet helemaal zouden voldoen aan de menselijke norm.

De uitbreiding van de term ‘verslaving’ tot elk onbetamelijk gedrag dat wordt herhaald is een voorbeeld van die ontkenning van persoonlijke zelfstandigheid. Niet lang nadat criminologen voor de pinnen waren gekomen met de theorie dat recidivisten verslaafd zijn aan misdaad, kwam een dief mij vragen hem af te helpen van zijn verslaving.

Ik heb duizenden mishandelde vrouwen verzorgd. En geloof me, het geweld op vrouwen neemt nog toe. Maar ik heb ze nooit gezegd: jij bent voor niks verantwoordelijk. Want de meesten van die vrouwen wisten best dat de man met wie ze gingen samenleven gewelddadig was.

Als je vriend ‘ fuck off‘ op zijn voorhoofd getatoeëerd heeft staan, dan weet je dat die wellicht niet geschikt is om een gezin mee te stichten, zei ik tegen een verpleegster die net door haar vriend in elkaar was getimmerd.

‘Wat geeft jou het recht iemand te beoordelen?’ vroeg ze mij daarop. ‘Je bent vooringenomen.’

Nu, als je al niet mag oordelen over de man met wie je wilt gaan samenwonen en kinderen krijgen, over wie dan wel?

U schrijft dat afkicken van heroïne gemakkelijker en minder gevaarlijk is dan ontwennen van alcohol.

DALRYMPLE: Klopt ook. Ontwennen van alcohol is bijzonder moeilijk en gevaarlijk. De mythe dat ontwenning van drugs moeilijker en gevaarlijker is, stamt uit de literatuur, uit de teksten van Thomas De Quincey en Samuel Taylor Coleridge. Maar die twee waren geen opiumverslaafden, maar gewoon drankverslaafden die opium in hun alcohol mengden.

In de gevangenis stond ik bij drugsgebruikers bekend als Doctor No. Als ik oordeelde dat een gedetineerde geen pillen of drugs nodig had, dan kreeg hij die ook niet. Ook al stond hij als een gek te razen. Elke gevangene had recht op de beste medische verzorging die ik hem kon bieden. Maar hij moest niet tegen mij staan liegen. Op de duur respecteerden ze die houding, want ze beseften dat, als ze echt in nood waren, ik alles deed om ze te helpen.

Sympathiseren met gevangenen betekent niet dat je ze moet volgen in alles wat ze zichzelf en jou trachten wijs te maken. Je moet met die mensen een rechte lijn aanhouden, ze een houvast bieden.

Hindert het u niet dat u in het rechtse kamp wordt gerangeerd?

DALRYMPLE: Het is een blijk van gebrek aan verbeelding om alles en iedereen binnen een politiek spectrum te plaatsen. Ik denk niet dat wat ik zeg bepaald rechts is. Ik bemoei me ook niet met wat mensen privé uitrichten, zolang ze anderen geen schade berokkenen. Maar ik geef toe: cultureel ben ik wellicht conservatief, omdat ik originaliteit zonder talent niet als een verdienste beschouw.

DOOR RIK VAN CAUWELAERT / foto’s hollandse hoogte

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content