‘Het leven bestaat uit uitlachers en uitgelachenen, maak dat je bij de eersten hoort’
Koen Meulenaere (64) was meer dan 20 jaar de gevreesde satiricus van Knack.
Hoe bent u bij Knack terechtgekomen?
Koen Meulenaere: Als eindredacteur, na omzwervingen bij Sportmagazine, Humo en de radio. Vrij snel kwam Rik De Nolf met het idee om de laatste pagina te vullen. Eerst was er Kwaad Bloed, later Bladspiegel.
U hebt vaak mensen boos gemaakt of gekwetst. Spijt van?
Meulenaere: Geen seconde. (grinnikt) Ik pakte mensen aan die zichzelf in de belangstelling wrongen. Het leven bestaat uit uitlachers en uitgelachenen, maak dat je bij de eersten hoort. Men maakt er meer van dan het maar was: geen satire, wel geschreven karikaturen, bij gebrek aan tekentalent. GAL doet het omgekeerde. De lezer begreep meestal perfect wat humor was en wat niet.
Waarom werkte u nooit een malversatie waarmee u de spot dreef journalistiek uit?
Meulenaere: Was ik veel te lui voor. En dan zou het badinerende, mijn wapen, zijn weggevallen.
Men noemde u weleens laf.
Meulenaere: Terecht, dat zeg ik zelf ook. Het zou eigenlijk verboden moeten worden.
Welke Knack-cover is u bijgebleven?
Meulenaere: Ik herinner me hilarische of pijnlijke covers wanneer twee artikels samenkwamen die niks met elkaar te maken hadden. Een Antwerpse Jood en de kop ‘Rijk zonder werken’, bijvoorbeeld. (lacht) Sus Verleyen is een half jaar lezingen moeten gaan geven in synagoges om dat recht te trekken. Of een grote foto van gewezen Eternit-baas Karel Vinck met daarbij ‘Asbest: de seriemoordenaar’. Net een ‘opsporing verzocht’-affiche.
Waaraan bewaart u de beste herinnering?
Meulenaere: De Kroonraad, mijn rubriek waarin elf jaar lang elke week een intellectueel de actualiteit overschouwde. Etienne Vermeersch, Karel Van Miert, Piet Van Eeckhaut, Jef Geeraerts, Monika van Paemel, Annemie Neyts, Hugo Schiltz, Robert Senelle… Dat waren geen zwanzers zoals De Afspraak ze opvoert. Iedereen lijkt De Kroonraad te zijn vergeten, maar ik vond het veel belangrijker dan Kwaad bloed of Bladspiegel. Ik zal het zelf op mijn grafsteen moeten zetten.
U had ook een rubriek over vergeten persconferenties.
Meulenaere: Over het WK flipperkast, bijvoorbeeld. Op de duur deed ik alleen nog persconferenties die nabij metrolijn 1B werden gehouden, zoals die van de toenmalige minister van Volksgezondheid Jacques Santkin. Niemand kende die man. Dat ik met hem lachte wist hij niet, want hij begreep geen woord Nederlands. En zijn woordvoerder verzweeg het, want hij kreeg goeie punten omdat hij zijn minister elke week in Knack kreeg. Als ik er niet raakte, belde die me op de duur zelf op. (lacht) Ik dankte mijn rubriek aan hem, hij zijn job aan mij.
Wie is de beste Knack-journalist ooit?
Meulenaere: De beste pennen waren Sus en Rik, de beste ideeën kwamen van Rik De Nolf.
Nog een suggestie voor Knack?
Meulenaere: Eén raad aan alle uitgevers: diversifieer uw redacties. Alle journalisten komen uit dezelfde kopieermachine, het zijn allemaal ‘verwende-kindjes-progressieven’ zoals Louis Tobback zei. Vandaar dat ze bij elke verkiezing of elk referendum met de mond vol tanden staan. Vroeger was dat niet beter, voor de duidelijkheid. En Knack: voer de Brief van de uitgever weer in, het voorwoord uit de begindagen door stichter Willy De Nolf. Zet Rik De Nolf op de eerste pagina en Bert Bultinck in het midden. (lacht) Hij doet het goed, aan het blad te zien wordt Knack nu niet slecht geleid. Niet zoals in die eerste jaren: iedereen smeet er maar iets in. Dat sloeg nergens op. In Knack kon alles. De snelheid verdrukt vandaag misschien de kritische geest, toch is de pers beter geworden.