Op 3 oktober kiest Bosnië-Herzegovina een nieuw parlement en een nieuwe president. Keiharde nationalistische retoriek overheerst, de etnische scheiding tussen Bosnjakken, Serviërs en Kroaten in het land is totaal. Dat er vijftien jaar na de oorlog nog altijd duizenden mensen in vluchtelingenkampen wonen, lijkt iedereen te zijn vergeten.
‘De problemen lossen zichzelf wel op. Nog even en we zijn allemaal dood.’
‘De politieke partijen doen er alles aan om het conflict levend te houden. Nationalisme is hun corebusiness.’
‘Alleen mijn kleren zijn van mij. En die heb ik dan nog gekregen van een Nederlandse ngo. Hoe kun je nu denken aan een toekomst als je elke dag bang moet zijn om alles te verliezen?’ Devla kijkt schichtig rond in de kleine woonkamer, waar het vocht van de muren loopt. Het huis is rot. Zoals alle huizen in het Oost-Bosnische vluchtelingenkamp Jesevac was het bedoeld als tijdelijke oplossing. Devla had nooit gedacht dat ze hier vijftien jaar na haar vlucht uit Srebrenica nog zou zitten.
11 juli 1995. De Bosnisch-Servische troepen dringen Srebrenica binnen onder bevel van generaal Ratko Mladic. In amper vier dagen tijd komen meer dan 7000 moslimmannen en -jongens om. Het is de zwaarste genocide in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog. Tijdens de oorlog in Bosnië en Herzegovina moeten 2,2 miljoen mensen vluchten voor het geweld. Eén miljoen Bosniërs zoekt een veilig onderkomen in het buitenland, binnen Bosnië is er sprake van 1,2 miljoen IDP’s, internally displaced people. Die gedwongen verplaatsing van zowat de helft van de Bosnische bevolking is geen toevallig gevolg van de oorlog. Etnische zuivering was vanaf het begin al het hoofddoel van de strijdende partijen. Met ‘succes’: in december 1995 maakt het vredesverdrag van Dayton een einde aan de vijandelijkheden tussen de Bosnjakken (Bosnische moslims), Bosnische Kroaten en Bosnische Serviërs. Het verdrag deelt het land op in twee entiteiten: de Federatie van Moslims en Kroaten krijgt 51 procent van het grondgebied, de Republika Srpska 49 procent. Daarmee bestendigt Dayton ongewild de etnische scheiding die tijdens de oorlog heerste. Want op het moment dat het verdrag ondertekend wordt, is zowat 90 procent van de Bosnische Serviërs weggetrokken uit het grondgebied van de Federatie, tegenover 95 procent van de Bosniërs uit de regio die nu Republika Srpska heet.
Nu, vijftien jaar later, zijn 113.000 IDP’s nog altijd niet naar hun woonplaats teruggekeerd. Meer dan 7500 mensen leven nog steeds in vluchtelingenkampen zoals Jesevac. Daar is geen werk, geen toekomst, maar voor velen is het trauma te groot om naar huis terug te keren. Zoals voor de zwaar depressieve Shura, die haar man en al haar broers verloor in Srebrenica. ‘Ik kreeg een beroerte toen ik terugkeerde naar Srebrenica om een teruggevonden familielid te begraven. Sindsdien ben ik als de dood voor die stad. Ik sterf nog liever dan dat ik terugga.’ Daarom heeft ze een oud huis gekocht in de omgeving van het kamp. Maar de afbetaling van de lening slorpt haar hele pensioen op; van de resterende 70 euro moeten ze elke maand met z’n zevenen leven. Geld om het huis bewoonbaar te maken is er niet. Het gezin zit vast in het kamp.
Op overheidssteun hoeven ze niet te rekenen. Het verdrag van Dayton voorziet alleen in fondsen voor de heropbouw van vernielde huizen, niet voor een woonst elders. Wie niet terug wil naar waar hij voor de oorlog woonde, krijgt ook geen compensatie voor de eigendom die hij verloren heeft. Darragh Farrel, de woordvoerder van het Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen (UNHCR), knikt. ‘Dat was een bewuste keuze. De internationale gemeenschap wilde een duidelijk signaal geven dat systematische etnische zuiveringen onaanvaardbaar waren. Dayton verdeelde het territorium wel, maar het was de bedoeling de etnische scheiding zo snel mogelijk weer ongedaan te maken. Het herstel van de multiculturele samenleving zou een graadmeter zijn voor het succes van Dayton. De terugkeer van IDP’s naar hun oorspronkelijke woonplaats was dus een absolute prioriteit.’ Maar dit ‘recht op terugkeer’ werd politiek misbruikt door de nationalistische partijen. ‘Voor de Bosnjakken was het aanmoedigen of desnoods verplichten van collectieve terugkeer naar de Republika Srpska een manier om daar voet aan de grond te krijgen. Vandaar dat de meeste vluchtelingen die nu nog in de kampen zitten Bosnjakken zijn. De Federatie wil niet dat die mensen zich integreren in hun nieuwe woonplaats. Politiek gezien is het beter dat ze terugkeren naar de Republika Srpska, waar ze op de Bosnische nationalistische partijen kunnen stemmen. Aan de Servische en de Kroatische kant zit het verhaal anders in elkaar. Daar hadden de politici er vooral baat bij de vluchtelingen te helpen om zich lokaal te integreren, om zo hun eigen etnische overwicht te verankeren.’
Zwart gat
Toch zitten er ook nog behoorlijk wat Bosnische Serviërs in vluchtelingenkampen. Hun leefomstandigheden zijn vaak nog schrijnender dan die van hun Bosnische lotgenoten. Aangezien de Serviërs destijds als de agressors werden beschouwd, kregen ze heel wat minder steun van de internationale hulporganisaties.
Baratovo. Het moet minstens 50 graden zijn in de container. De geur van uitwerpselen en gistend afval is bijna niet te harden. De opkrullende vloerplaten maken van de gang een hindernissenparcours. Een blauwe UNHCR-emmer vangt de regen van het zomeronweer op. Zeventien gezinnen wonen er in dit kamp. Of beter gezegd in dit alternative settlement, want officieel bestaan er geen vluchtelingenkampen meer. In werkelijkheid is enkel de naam veranderd, en staat er nu nog meer schimmel op de muren. Een groep bejaarden is samengetroept in het kamertje van Anga en haar zoon Vjelko, aan de schaduwzijde. ‘We zitten hier al jaren. En elke dag weer is het afwachten of iemand ons iets te eten brengt. De wereld is ons vergeten.’ Milosava lacht cynisch. ‘Behalve als de verkiezingen eraan komen, dan regent het beloftes. Elk jaar zeggen de politici dat ze appartementen voor ons zullen bouwen. Wat zeg ik? Kastelen.’ Doraja Eberle van de Oostenrijkse hulporganisatie Bauern helfen Bauern wordt al kwaad als ze het woord Baratovo hoort. ‘Wij hebben aangeboden huizen voor die mensen te bouwen, het enige wat we vroegen is een stuk grond. Maar Srebrenica, waar de containers staan, heeft een etnisch Bosnische burgemeester. Een oplossing voor die Servische vluchtelingen is voor zijn partij geen prioriteit – zoals zo vaak als we mensen willen terugbrengen of integreren in de “verkeerde” regio. Het hele vluchtelingenprobleem is pure partijpolitiek. Dat het om mensen gaat, is bijzaak.’ Anga haalt haar schouders op. ‘Het lost zichzelf wel op. Nog even en we zijn allemaal dood.’
‘Compensatie en lokale integratie. Dat is de enige oplossing voor de mensen die nu nog in de kampen zitten. Want wie terug kon, is al teruggekeerd. Nu blijven alleen de allerzwaksten nog over: mensen met trauma’s, chronisch zieken, kinderen die in de kampen zijn opgegroeid en geen band hebben met hun plaats van herkomst. Voor hen moet er dringend naar andere, duurzame oplossingen gezocht worden. En dat is precies wat we samen met alle betrokken ministeries voor Vluchtelingenzaken hebben vastgelegd in onze Revised Strategy, een herziening van het vluchtelingenbeleid uit het verdrag van Dayton. Dat is een mijlpaal.’ Darragh Farrel van de UNHCR tempert zijn enthousiasme meteen. ‘Helaas heeft het hele proces wel wat vertraging opgelopen. Doordat alles zo politiek geladen is, heeft het twee jaar geduurd om tot een overeenkomst te komen, en is de tekst pas deze zomer, na nog eens twee jaar, goedgekeurd. Nu kunnen we eindelijk beginnen aan de invoering ervan. Maar we zitten dus met een administratief zwart gat van een jaar of vier.’
Er waren dan ook liefst veertien ministers voor Vluchtelingenzaken en drie parlementen betrokken bij de goedkeuring van deze Revised Strategy. Want Bosnië-Herzegovina heeft een bijzonder complexe en haast onwerkbare politieke structuur, die de etnische verdeling weerspiegelt. Ook dat is een gevolg van Dayton: het verdrag schrijft een overkoepelende federale regering voor met een parlement, ministers en drie roulerende presidenten: een Bosnische Serviër, een Kroaat en een moslim. Zowel de Federatie van Moslims en Kroaten als de Republika Srpska heeft bovendien nog een eigen grondwet, een eigen parlement met een regering, en een president, geflankeerd door twee vice-presidenten. De Federatie bestaat dan weer uit tien kantons, elk met hun eigen wetten, parlement, ministers en gouverneurs. Concreet betekent het dat er in Bosnië veertien verschillende ministers zijn met dezelfde portefeuille: een op staatsniveau, twee voor de entiteiten, tien voor de kantons en een voor het multi-etnische Brcko, dat een apart statuut heeft. Boven dat alles staat de Hoge Vertegenwoordiger van de internationale gemeenschap, die op de implementatie van het vredesakkoord van Dayton moet toezien. Niet bepaald een garantie voor een vlotte besluitvorming.
Voor de inwoners van Baratovo en de andere vluchtelingenkampen maakt die administratieve mallemolen helaas het verschil tussen een dag met en een dag zonder eten. Want de UNHCR heeft zijn focus al jaren verlegd van humanitaire noodhulp naar overleg op institutioneel niveau; het veldwerk is uiterst beperkt geworden. De lokale overheden van hun kant zijn nog te zeer bezig met hun gehakketak om die taak over te nemen. En vijftien jaar na de oorlog zijn de meeste ngo’s weggetrokken naar acutere brandhaarden.
Doden door het raam
Mejra Dogaz is een van de eerste vrouwen die wel terugkeerde naar Srebrenica. ‘Ik wou terug naar de plek waar ik mijn zonen het laatst gezien heb. Alleen daar kan ik nog een beetje bij hen zijn.’ En dus leeft ze alleen in een groot huis tegenover het Memorial Centre, waar haar drie zonen, haar man en haar vader begraven liggen. ‘Elke dag zie ik die doden. Door elk raam. Ik had nooit gedacht dat ik geen moeder meer zou zijn.’ Zwijgend kijkt ze naar de begraafplaats. ‘De eerste jaren waren de zwaarste. Niet alleen door de herinneringen, maar ook omdat het hier niet veilig was. Mijn Servische buurman heeft me meermaals proberen te vermoorden. Hij wou niet dat ik terugkwam.’ Ze slikt haar tranen weg. ‘Natuurlijk heb ik de politie gebeld. Maar dat is een Servisch bastion, dus hij is nooit gestraft. Ik zal nooit aanvaarden dat ik nu in de Republika Srpska moet leven, waar de agressor de lakens uitdeelt.’
Dat teruggekeerde vluchtelingen fysiek bedreigd worden, is ondertussen uitzonderlijk. Maar de nationalistische partijen proberen via andere methodes de duurzame terugkeer van etnische minderheden tegen te werken. Ze staan wel toe dat ze hun huizen heropbouwen, maar doen er alles aan om hun sociale re-integratie te bemoeilijken. ‘Veel van die huizen staan totaal geïsoleerd, de dichtste buur woont kilometers verderop’, vertelt Armin Hoso (UNHCR). ‘De gemeente herstelt de wegen niet en sluit de huizen niet aan op het elektriciteitsnetwerk. Soms omdat ze echt geen middelen hebben, maar soms ook uit pertinente onwil. Van de 9000 huizen die met donaties heropgebouwd zijn, is een kwart nog steeds niet aangesloten. Tja, als je tien jaar zonder stroom zit, ga je op een gegeven moment vanzelf weer weg.’
Ook de trage berechting van oorlogsmisdadigers houdt velen tegen terug te keren. Hoso begrijpt dat, maar hij nuanceert het ook. ‘Er is een speciaal departement voor oorlogsmisdaden opgericht. Nog elke week worden er mensen gearresteerd en veroordeeld. Maar het gaat om zo veel zaken dat het nog wel even zal duren. Ondertussen blijft de kans bestaan dat mensen degene tegen het lijf zullen lopen die hen heeft verkracht, hun broer heeft vermoord… Dat is een reëel obstakel voor duurzame terugkeer.’
Dokter Branka Antic-Stauber werkt al jaren vrijwillig in enkele vluchtelingenkampen; haar organisatie Snaga Zene staat onder meer in voor de begeleiding van de teruggekeerde vluchtelingen. Ook zij weet maar al te goed hoe moeilijk terugkeren is. ‘Mensen moeten zich echt lokaal kunnen integreren. Dat betekent gezondheidszorg, onderwijs en werk. Anders herstellen ze hun huis wel met de donaties, maar dan verkopen ze het om met dat geld iets op te knappen in een gebied waar ze geen minderheidsgroep zijn en zich veiliger voelen. Of simpelweg omdat ze daar minder gediscrimineerd worden op de arbeidsmarkt. Eigenlijk wordt via die weg de etnische zuivering nog steeds voortgezet.
Hé, meneer de minister
Ook economisch gaat het niet goed. 40 procent van de Bosnische bevolking is werkloos, meer dan de helft leeft op of onder de armoedegrens. Een op de twee Bosniërs heeft onvoldoende toegang tot onderwijs, gezondheidszorg, pensioen. De regionale verschillen zijn groot: de Kroatische gebieden doen het merkelijk beter dan de Bosnisch-Servische. Het land kampt ook met waanzinnige overheadkosten: zo’n 60 procent van de overheidsuitgaven gaat op aan de kosten van het bestuursapparaat zelf. Want, om het met Bosnisch cynisme te zeggen: ‘Als je in Sarajevo “Hé, meneer de minister” roept, draait de halve winkelstraat zich om.’
De Europese Unie eist dan ook dringend hervormingen die de eenheid van het land moeten versterken en het bestuur efficiënter moeten maken. Want wat de Europese toetreding van de Balkanlanden betreft, blijft Bosnië (Kosovo even buiten beschouwing gelaten) duidelijk de zwakke leerling van de klas. Slovenië is al lid, Kroatië en Macedonië zijn officieel kandidaat-lidstaten, Montenegro, Albanië en zelfs Servië hebben al een aanvraag lopen. Alleen Bosnië zit nog in de aanloopfase. Het land tekende wel al een stabilisatie- en associa-tieakkoord, maar daar blijft het voorlopig bij. De Bosniërs zijn samen met de Albanezen ook de enigen uit de regio die nog niet visumvrij naar Europa kunnen reizen. De frustratie is groot: Amra, een twintiger, stelt het cru. ‘Je zou bijna hopen dat er opnieuw oorlog kwam. Dan spring ik op de eerste bus naar het buitenland, dat zweer ik je! Want hier is er niets. Bosnië is een verloren zaak.’
Het ziet ernaar uit dat Bosnië nog wel even in de wachtkamer voor de Europese Unie zal zitten. Het land kreeg dit jaar nog een slecht rapport van Europa voor de aanhoudende nationalistische retoriek tussen de drie bevolkingsgroepen. Catherine Ashton, hoge vertegenwoordiger van de EU voor Buitenlandse Zaken, tikte de Republika Srpska op de vingers voor zijn separatistische ambities, en ook Yves Leterme (CD&V) sprak op de herdenkingsplechtigheid in Srebrenica klare taal: Bosnië is alleen welkom binnen de EU als één land, niet als drie entiteiten.
‘Vergeet verzoening’
Is er in een land waar alles vijftien jaar na de oorlog nog steeds draait om dezelfde nationalistische retoriek ruimte voor verzoening? De etnische scheiding is totaal, buren leven rug aan rug, en de politici staan elkaar verbaal nog altijd naar het leven. Voor hen is verzoening gewoon geen prioriteit. Osman Suljic, de burgemeester van Srebrenica, klaagt er zelfs over dat te veel geld naar verzoeningsprojecten gaat, terwijl er nog zo’n grote nood is aan heropbouw.
Genc Goraci, die voor een Scandinavische verzoenings-ngo werkt, is niet verbaasd. ‘Wat wil je? Nationalisme is de kernactiviteit van de politici. Als ze over verzoening praten, pleiten ze tegen hun eigen winkel. De politieke partijen doen er alles aan om het conflict levend te houden. Bovendien is alles hier gepolitiseerd, van de media tot het onderwijs.’ Hij zucht. ‘Weet je wat ik het ergste vind? Er zijn zelfs geen interetnische conflicten op scholen, omdat die jongeren gewoon nooit met elkaar in contact komen. Ze leven in totaal gescheiden werelden. Want ofwel zijn de scholen etnisch gescheiden, ofwel heb je een systeem met twee scholen onder één dak. Elk met hun eigen directeur, hun eigen curricula, hun eigen waarheid.’
Azemina Vukovic van Unicef, het kinderfonds van de Verenigde Naties, ziet niet meteen beterschap. ‘Gemeenschappelijke curricula zijn een utopie. De taallessen zijn gescheiden, al spreken we eigenlijk allemaal dezelfde taal. In de les literatuur lezen Bosnische kinderen Bosnische auteurs, Kroatische Kroaten. En dan zwijg ik nog over de geschiedenisles. Die houdt gewoon op in 1992. Over wat er daarna gebeurd is, wordt met geen woord gerept. Misschien is dat wel het beste. Anders moet dezelfde leraar het ene uur vertellen dat de val van Srebrenica een genocide is, en het uur erna dat het een grote overwinning van de Servische troepen was. We hebben gewoon geen gemeenschappelijke waarheid.’
Ook Eldin Hazdanovic, eindredacteur van het onafhankelijke weekblad Dani, ziet de zaken somber in. ‘Vergeet die verzoening nog maar even. Eerst heb je een gemeenschappelijke geschiedenis nodig. Een neutrale versie van de feiten, waarbij alle partijen toegeven dat ze in de fout gegaan zijn. En dat is op dit moment nog totaal ondenkbaar. Politici van de drie zijden betalen zelfs nabestaandenorganisaties om “professioneel slachtoffer” te zijn. Zo krijgt de voorzitster van Moeders van Zepa en Srebrenica van moslim-ngo’s en Bosnische nationalistische partijen 2000 euro per maand om voor de camera te huilen. Die politieke uitbuiting van slachtofferschap staat haaks op verzoening.’ Een lokale ngo’er bevestigt het verhaal. ‘Dat is cru, als je bedenkt dat de oorlogsweduwen in de vluchtelingenkampen met 100 euro per maand moeten rondkomen. Maar je mag die vrouw daar niet op afrekenen. Die zwaar getraumatiseerde mensen kunnen makkelijk voor de kar van deze of gene politicus worden gespannen.’ Hazdanovic leunt vermoeid achterover in zijn bureaustoel en kijkt naar de filmaffiche van Terminator op zijn prikbord. Hij lacht hetzelfde cynische lachje dat het woord verzoening hier blijkbaar overal opwekt. ‘Weet je dat er maar twee landen zijn in Europa die Srebrenica niet als genocide erkennen? Servië, en Bosnië-Herzegovina. Echt waar. Onze eigen nationale regering heeft geen officieel standpunt over wat daar gebeurd is. Want de helft van het parlement gebruikt zijn vetorecht als het daarover gaat.’
Toekomst
Is er dan geen enkel lichtpunt? Nineta Popovic (Unicef) kijkt bedenkelijk. ‘Veel zal afhangen van wie in oktober de verkiezingen wint. Als andere, minder etnisch georiënteerde partijen winnen, wordt het veel makkelijker om dingen te veranderen. Neem nu dat gemeenschappelijke schoolcurriculum. Om het in te voeren ontbreekt alleen de politieke wil. Als de ministeries van Onderwijs, alle veertien dus, meewillen, is het morgen afgelopen met de etnische scheiding in de scholen.’
Ngo’er Genc Goraci ziet het somberder in. ‘De lokale politici zijn alleen maar bezig met persoonlijk gewin en machtsbehoud. We stevenen af op een volledig gescheiden maatschappij. Want het zijn weer dezelfden die zullen winnen.’ Ook journalist Eldin Hazdanovic maakt zich geen illusies. ‘De sociaaldemocraten doen het nu wel goed in de peilingen, maar dat is altijd zo. De mensen zijn kwaad omdat er al jaren niets verandert, omdat er geen werk is, geen gezondheidszorg. Maar straks stemt iedereen toch weer nationalistisch. Uit angst voor het overwicht van de ander. Alles, alles, alles draait hier om je etniciteit. Om je achternaam.’
DEZE REPORTAGE KWAM TOT STAND MET DE STEUN VAN HET FONDS PASCAL DECROOS VOOR BIJZONDERE JOURNALISTIEK. INFO: www.fondspascaldecroos.org.
DOOR ANN-SOFIE DEKEYSER EN GAEA SCHOETERS / FOTO’S BIEKE DEPOORTER