Op de financiële markten leeft de overtuiging dat de Italiaanse overheidsschuld een tijdbom is die de eurozone kan doen ontploffen. Volgens de Italianen zelf is dat volstrekte onzin. Zij geloven dat het land waar de overheids-schuld werd uitgevonden er niet aan zal ten onder gaan.
Ze klemt een beetje, maar zwaait toch open. De geheime deur in de Kaartenzaal in het Palazzo Vecchio in Florence is verborgen achter een grote prent die Italië voorstelt. ‘ Eccolo,’ zegt zaalwachter Francesca, ‘dit is de plek waar het allemaal begon.’ De verborgen ruimte met de in leer gebonden boeken, waarin de stad Florence in het midden van de veertiende eeuw opschreef hoeveel ze verschuldigd was en aan wie. Het idee was eenvoudig: iemand in de stadsraad stelde voor om de volgende veldtocht door de rijke burgers van de stad te laten financieren. Als de oorlog was gewonnen, zouden ze hun geld met interest terugkrijgen. Er werd de Florentijnen trouwens weinig keuze gelaten: ze konden schuldpapier van de stad kopen of zelf weer het harnas aantrekken, en daar hadden ze nog weinig zin in. Bovendien konden ze die schuldbrieven ook gewoon voortverkopen.
Zo begon de schuldopbouw van staten en de handel met staatsobligaties. Het leek een schitterend idee, maar het resultaat was dat Venetië, Florence, Pisa en Siena in korte tijd tegen een hopeloze schuldenberg aankeken. Dat is vandaag nog altijd zo.
‘We betalen tegenwoordig meer rente op de uitstaande schuld dan er geld staat op de begroting van onderwijs’, zegt Matteo Renzi in het Palazzo Vecchio, waar de burgemeester van Florence nu kantoor houdt. Renzi (36) is het jonge gezicht van zijn partij, de centrumlinkse Partito Democratico. Hij werd verkozen om schoon schip te maken in de stad. De burgemeester draagt jeans en pronkt met trendy toestelletjes van Apple voor zich op de eikenhouten kantoortafel. ‘Onze voorouders gingen lekker op restaurant en wij betalen de rekening.’ In het geval van Florence bedraagt die 518 miljoen euro.
Veel mensen beschouwen Italië als het land waar de Europese monetaire nachtmerrie werkelijkheid wordt. Het land torst een massieve overheidsschuld, het kent nauwelijks tot geen economische groei en het wordt bestuurd door een politieke leider die terechtstaat wegens belastingontduiking. Afgezien van Griekenland heeft geen enkel Europees land zich zo diep in de schulden gestoken – ze zijn nu opgelopen tot 120,3 procent van het bruto binnenlands product. Tegelijk worden in geen enkel land zo weinig kinderen geboren als in Italië, zodat in de toekomst steeds minder mensen voor de rekening opdraaien. Het ratingbureau Moody’s verlaagde de kredietwaardigheid van Italië op 4 oktober. Fitch deed kort daarna hetzelfde. Volgend jaar gaat 5,1 procent van wat Italië in een jaar produceert naar de rente op de schuld. ‘De schuld was als een drug’, zegt burgemeester Renzi, ‘waar de kaste van de oude politici verslaafd aan was.’
Het ‘bella vita’ van de jaren tachtig werd met schulden betaald. Politieke partijen pompten grote sommen geld in het arme zuiden en in overheidsbedrijven om de sociale vrede af te kopen en tegelijk hun eigen macht veilig te stellen. Cliëntelisme, corruptie en belastingontduiking gelden tot vandaag als symptomen van wat de ‘Italiaanse ziekte’ wordt genoemd. De druk om voortdurend naar compromissen tussen politieke partijen te zoeken, dreef de rekening op. Het is geen toeval dat de tien provinciehoofdsteden die zich het diepst in de schulden hebben gestoken, door grote coalities van links en rechts worden bestuurd. De introductie van de euro bracht geen verbetering. Integendeel: wie zelf geen geld meer kan drukken, kan alleen nog lenen en schulden maken.
Zeker in het zuiden van Italië zijn overheidsdiensten volgepropt met politieke gunstelingen. Bijna 3,5 miljoen Italianen werken in overheidsdienst. In Europa moet alleen Frankrijk meer geld opzijzetten om de pensioenen van zijn ambtenaren te betalen. Burgemeesters, provinciegouverneurs en prefecten lenen ongegeneerd om hun politieke clientèle te bedienen met postjes en bouwaanvragen. En tegelijk ook zichzelf: geen enkel land heeft zo veel politieke vertegenwoordigers als Italië. ‘We worden politiek door bijna dubbel zo veel mensen vertegenwoordigd als de Verenigde Staten’ zegt Matteo Renzi, die onlangs het Witte Huis bezocht. Hij zou van alles willen veranderen, maar het mag allemaal niets kosten. Daarom procedeert hij nu tegen banken zoals Merrill Lynch, UBS en Dexia die zijn stad minderwaardig schuldpapier hebben aangesmeerd. ‘In totaal voor zo’n vijftig miljoen euro. Maar geen probleem, we zullen winnen.’
Il Monte
Het woord ‘bank’ ontstond aan de oevers van de Arno. Daar stonden in de middeleeuwen de banche van de geldwisselaars waar de Medici’s, de Peruzzi’s en de Acciaiuoli’s zaken deden. Zij waren de eerste traders op een geldmarkt zonder grenzen. Het tegoed bij de overheid werd in die tijd ‘ monte’ (‘berg’) genoemd. En als er niet meer genoeg was, werd de ‘monte’ met een ‘ monte nuovo’ geherfinancierd – met een nieuwe berg. Het oudste nog actieve geldhuis in de wereld heet vandaag nog altijd Banca Monte dei Paschi di Siena, dat in 1472 werd gesticht. Financieel directeur Marco Massacesi slaapt de laatste tijd niet lekker. Dat mag niet verbazen. Volgens de jongste stresstest heeft zijn bank voor 32,5 miljard euro aan Italiaans schuldpapier in portefeuille. ‘Toch is het niet die schuld die me wakker houdt’, zegt hij. ‘Ik maak me vooral zorgen over de algemene toestand in Europa.’ Hij bedoelt Griekenland, de weifelende politieke klasse, de houding van Angela Merkel.
Zoals alle andere grote Italiaanse banken is ook de kredietwaardigheid van ‘Il Monte’ door de ratingbureaus teruggeschroefd. Een routinecorrectie, heet het, nadat de rating van het land zelf werd verlaagd. De banken zelf zouden het niet zo slecht doen. Ze hebben conservatief krediet verstrekt en profiteren van de spaarzaamheid van hun klanten. Ze hadden nog geen staatshulp nodig en zogoed als geen Italiaanse banken hebben zich aan Griekse obligaties verbrand. Tot het einde van het jaar moet de bank van Massacesi geen geld zoeken op de internationale markt. ‘Volgend jaar misschien wel. We zullen zien.’
Tegelijk heeft geen enkel ander land zo veel ervaring met de omgang met schulden als Italië. Het kan zich geen andere situatie herinneren dan dat het een hoge schuld had, gekoppeld aan een lage groei. De werktafel van Massacesi staat in een paleis uit de renaissance. Op het plein om de hoek wordt al sinds de middeleeuwen twee keer per jaar een beroemde paardenwedren gehouden – de Palio. Het is in die omgeving moeilijk om zich voor te stellen dat zoiets voorbijgaands als een financiële crisis voor meer kan zorgen dan een rimpel in de geschiedenis.
Massacesi weigert in ieder geval om Italië met Griekenland te vergelijken. ‘Het geld is onrechtvaardig verdeeld en er is een belastinghervorming nodig, maar Italië is een rijk land. De Italianen bezitten 8000 miljard euro. Italië kende uiteindelijk nog maar één keer echt problemen, en dat was na de Eerste Wereldoorlog.’
Hij ziet dus geen reden om zich veel zorgen te maken. Wie het systeem van de overheidsschuld heeft uitgevonden, zal er niet aan ten onder gaan. Terwijl analisten in Londen Italië in één adem noemen met Portugal, Ierland, Griekenland en Spanje, is het moeilijk om in het land zelf iemand te vinden die het probleem met de staatsfinanciën ernstig neemt. Het is Italië namelijk ook in de jaren negentig gelukt om uit een diep dal te klimmen, toen Romano Prodi het land klaarstoomde voor de introductie van de euro.
Zwakke groei
Het verschil is dat Italië toen economische groei kende. Het worstelde niet met bergen oude schulden en Italiaanse obligaties werden in het buitenland nog niet als een risico beschouwd. Het land heeft het nu steeds moeilijker om zijn schuld op de internationale markt te herfinancieren. Voor obligaties met een looptijd van tien jaar moest vorige week al een rente van 5,73 procent worden geboden. Dat is twee keer zoveel als Duitsland. Hoe meer de wantrouwige geldschieters moeten krijgen, hoe meer geld er verdwijnt en hoe wantrouwiger de markt reageert. Een vicieuze cirkel.
Italië moet volgend jaar een vijfde van zijn overheidsschuld herfinancieren, weet chef-econoom Marco Valli van Unicredit in Milaan. Onder slechte voorwaarden. Maar ook Valli maakt zich geen zorgen. ‘De looptijd van het Italiaanse schuldpapier bedraagt gemiddeld zeven jaar. Het is de bluts met de buil. Op langere termijn worden de pieken en de dalen uitgevlakt. Daar kunnen we mee leven.’ Maar ook het Internationaal Monetair Fonds (IMF) vindt dat Italië zich gedurende enkele jaren een risicotoeslag van drie tot vijf procent kan permitteren. Dat komt ook omdat ruim de helft van de overheidsschuld in handen is van de Italianen zelf.
‘We zien de toekomst ook niet zo somber in omdat de privésector, in tegenstelling tot de overheid, zo goed als schuldenvrij is’, zegt de econoom van Unicredit. ‘De zwakke groei is wel een probleem. Daarvoor heeft het land structuurhervormingen nodig. Er is nog veel immobilisme op de arbeidsmarkt, en eigenlijk in de hele ondernemingswereld. Maar met een groei van een procent of zo is het huidige niveau van de overheidsschuld best te dragen.’
Helaas voor Valli staat het land al tien jaar nagenoeg stil. De economie groeide in het voorbije decennium met niet meer dan gemiddeld 0,2 procent per jaar. IMF-directeur voor Europa Antonio Borges noemde de toestand van de Italiaanse economie eind september het meest verontrustende voorbeeld van de groeizwakte op het continent. Bijna een nulgroei en geen toename van de productiviteit per werkuur – ‘en dat zowel in het noorden als in het zuiden van het land’, zei Mario Draghi in mei in zijn afscheidstoespraak van de Banca d’Italia. De nieuwe baas van de Europese Centrale Bank (ECB) klonk bij die gelegenheid zo opgewekt als een overlijdensbericht.
Hij beschreef de vaak geloofde structuur van de Italiaanse economie, met haar ontelbare kleine ondernemingen, als een rem op de groei. Apothekers, notarissen, advocaten verzetten zich als middeleeuwse broederschappen tegen een liberalisering van de markt. De politici doen niets om die situatie te veranderen. Het resultaat is: stilstand. Alleen als burgerlijke processen niet gemiddeld meer dan duizend dagen zouden aanslepen, zei Draghi, kan het binnenlands product met een procentje stijgen. Waarop hij door minister van Financiën Giulio Tremonti prompt voor een ‘agent van Duitsland’ werd uitgescholden.
Maar ook Tremonti kan niet ontkennen dat de schuld aan Italië knaagt. Zonder de interest die het land op zijn schuld moet betalen, stond het er beter voor dan Duitsland. De overheid schraapt waar ze kan. Elektriciteit en water zijn duur en de consumentenbelasting ligt hoger dan in de Bondsrepubliek. De voorbije zomer werden voor de komende twee jaar voor 54 miljard euro besparingen afgesproken, die vooral de gemeenten hard zullen treffen.
Schulden verdwijnen niet zo snel als politici zouden willen. Tremonti rekent graag voor dat de overheid alleen maar haar participaties in bedrijven hoeft te verkopen om haar 1900 miljard euro schuld weg te spoelen. Alles bij elkaar maken meer dan 13.000 bedrijven direct of indirect deel uit van het patrimonium van de overheid. Dat zijn, onder meer, de post, de spoorwegen, een deel van de luchtvaartmaatschappij Alitalia, elektriciteits- en waterbedrijven. Tremonti wil een deel van die overheidsbedrijven graag in de etalage zetten. Het nadeel daarvan is dat hij dan ook de inkomsten ervan misloopt. Die bedrijven zijn namelijk lang niet allemaal verliesgevend. De verzekeraar Sace, bijvoorbeeld, is hoogrendabel en verdient veel geld. Eerst wil de regering overigens een deel van haar vastgoedpatrimonium te gelde maken. Ze rekent daarvoor op een opbrengst van 25 tot 30 miljard euro. Verder hoopt ze op 10 miljard uit de verkoop van CO2-emissierechten.
Onroerend goed
Maar misschien was het beter om wat andere posten af te stoten, die het imago van het land al jaren schade toebrengen. In de beoordeling van ratingbureaus speelt ook de politieke stabiliteit mee en de kwaliteit van het politieke bestuur. Op dat vlak scoort Italië slecht. Silvio Berlusconi overleefde begin oktober maar net een vertrouwensstemming in het parlement. Hij leeft als een oosterse satraap. Maar ook zijn minister van Financiën is ondertussen aangeschoten wild, als gevolg van een corruptiezaak waarbij een van zijn vertrouwelingen betrokken is. Coalitiepartner Lega Nord van zijn kant zou het liefst een eigen munt invoeren in zijn Noord-Italiaanse fantasierijk Padania. Tegelijk liggen Berlusconi en Tremonti al weken met elkaar overhoop. Ook over de benoeming van een opvolger voor de naar de ECB vertrokken voorzitter van de Banca d’Italia, Mario Draghi, wordt nu een machtsstrijd gevoerd. Ondertussen wordt niets van wat bankiers of industriëlen aanbevelen door de regering ernstig in overweging genomen.
Het ratingagentschap Standard & Poor’s zegt dat vooral de politieke instabiliteit en de schuld er hebben toe bijgedragen dat de kredietwaardigheid van het land werd verlaagd. Analisten twijfelen eraan of Berlusconi zijn spaarprogramma met deze coalitie kan uitvoeren. Het viel op dat de eerste minister de catalogus van stoere maatregelen die hij had aangekondigd snel weer afzwakte, toen de ECB begon met het opkopen van Italiaanse obligaties.
In zijn stamkroeg aan de Via Veneto in Rome geniet de voormalige opperste boekhouder van Italië van een vers zeetongetje. Andrea Monorchio was dertien jaar lang, tot 2002, Ragioniere Generale dello Stato. Hij had in die hoedanigheid toezicht over het schuldbeheer onder negen eerste ministers. Niemand beter dan deze oude heer weet hoe slecht het land eraan toe is. Over ‘bepaalde politici’ zegt hij liever niets om de zaak niet nog erger te maken dan ze al is. ‘Maar valt het u ook al op dat onze staatsschuld zo groot is als de som van de ontdoken belastingen?’
Afgezien daarvan beschikt Italië over een rijkdom, die managers van hedgefunds in Londen zich moeilijk kunnen voorstellen, weet Monorchio. ‘De Italiaanse families zitten op een schat aan onroerend goed van 4832 miljard euro, waarvan nauwelijks zeven procent met hypotheken is bezwaard. Iedere familie heeft één, twee, drie huizen. En dan zouden wij in de afdeling van Portugal en Ierland spelen? Met maar 20 procent van die rijkdom kunnen we zo de 950 miljard euro op tafel leggen, die we volgens de criteria van Maastricht te veel hebben aan staatsschuld.’
Samen met Romano Prodi en de latere president Carlo Azeglio Ciampi was Monorchio een van de drie vooraanstaande economen die in Italië de weg baanden voor de euro. Hij is het prototype van de hogere ambtenaar, die ver van elk schandaal een gezonde minachting heeft ontwikkeld voor een bepaalde Italiaanse, maar ook Europese politiek. Zoals veel bankiers en politici in Italië beschouwt ook Monorchio bondskanselier Angela Merkel als hoofdverantwoordelijk voor alle ellende: de ijzeren huisvrouw treuzelt te lang.
‘Ons primair saldo is positief. Positiever dan dat van de meeste eurolanden. Dat erkent ook het IMF. Wat ons opspeelt, is de rente op de schuld. De hele club van financiers, makelaars en beurswolven in Londen kan de pot op. Nu kijken ze op ons neer. Straks benijden ze de zekerheid die we te bieden hebben.’ Discreet wenkt Andrea Monorchio een ober. ‘Il conto, per favore.’ De rekening, alstublieft. Helaas laten nationale rekeningen zich niet zo gemakkelijk opmaken als die in restaurant Tullio aan de Via Veneto.
© Der Spiegel/Bewerkt door Hubert van Humbeeck
Zonder de interest die Italië op zijn schuld moet betalen, stond het er beter voor dan Duitsland.
‘De hele club van financiers, makelaars en beurs-wolven in Londen kan de pot op.’