Het laatste woord
De implant files
Van 1992 tot 2009 was ik kwaliteitsmanager van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (dat vandaag Sciensano heet). Sindsdien ben ik gepensioneerd. Als consultant ben ik wel nog nauw betrokken bij activiteiten rond goede laboratoriumpraktijken (GLP). In die functie had ik ook de bevoegdheid om de Belgische GLP-monitoringautoriteit te leiden (‘De implant files’, Knack nr. 48).
Omdat België behoorde tot de GLP-werkgroep van de OESO, hadden wij de verantwoordelijkheid om studies rond de ontwikkeling van industriële chemicaliën, humane en diergeneesmiddelen, voedings- en veevoederadditieven, cosmetische producten, pesticiden en biociden en medische hulpmiddelen te inspecteren volgens de OESO-principes rond GLP, de Europese Richtlijn 2004/09/EC en het Koninklijk Besluit van 6 maart 2002.
De inspecties moeten uitgevoerd worden op dossiers die door sponsors (binnenlandse en buitenlandse productontwikkelaars) bij de regelgevende autoriteit (voor medische hulpmiddelen het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten) worden ingediend om na te gaan of de studies voldoen aan de OESO-principes. De inspectie gebeurt door de GLP-monitoringautoriteit van het land waarin de studie werd uitgevoerd.
Tijdens de periode 1992-2009 heeft de Belgische GLP-monitoringautoriteit geen enkel verzoek ontvangen rond de inspectie van een studie over medische hulpmiddelen.
Hedwig Beernaert,
Brakel
Pensioenen
Arbeidseconoom Stijn Baert (UGent) doet tien voorstellen voor een nieuwe pensioenhervorming (’10 tips voor een rechtvaardiger pensioen’, Knack nr. 47). Die moet voortbouwen op de grootste pensioenhervorming in decennia: de hervorming die de regeringen-Di Rupo en -Michel de afgelopen jaren hebben doorgevoerd. Daarvan zijn veel langere loopbanen en lagere pensioenen het resultaat. En dat levert voor de regering wel degelijk iets op: in plaats van een toename van de pensioenfactuur met 29 procent in 2030 en 41 procent in 2040, gaan we nu naar een toename van 11 procent in 2030 en 25 procent in 2040.
Aan al die nieuwe cijfers wordt vandaag nog te weinig aandacht geschonken. De tien tips van professor Baert vertrekken van een oude analyse, gemaakt door de Commissie Pensioenhervorming 2020-2040. Die heeft de (degelijke) onderbouw geleverd voor de (iets minder degelijke) pensioenmaatregelen van de vorige en de huidige federale regering. Intussen is het tijd voor een balans. Het Planbureau rekent voor dat er zware inspanningen geleverd worden. Welnu, waarom zouden we die niet mee in de analyses betrekken? Laat professor Baert zijn collega’s samenroepen om een update te maken van het rapport van de Commissie Pensioenhervorming. Dan zal de volgende regering niet kunnen zeggen dat er geen degelijke, actuele analyse voorhanden was.
Joris Lermytte, stafmedewerker pensioenen en lokale besturen ACV Openbare Diensten
Hendrik de Man
‘Hendrik de Man was een abject figuur’, zegt Jan Willem Stutje. Hoe is de Nederlandse historicus tot zo’n onverbiddelijk verdict gekomen? De manier waarop hij De Man linkt aan beladen begrippen als ‘fascisme’, ‘antisemitisme’ of ‘collaboratie’ geeft te denken. Die begrippen worden op een categorische manier ingezet – er blijft geen ruimte over voor twijfel of nuance. Het eigene van De Mans evolutie verdwijnt daarmee naar de achtergrond. En de mogelijkheid dat goed en fout door elkaar kunnen lopen, is helemaal niet meer aan de orde.
In 1944 al beschouwde George Orwell ‘Wat is fascisme?’ als een van de meest onbeantwoorde vragen van onze tijd. Het lijkt er niet op dat Stutjes De Man-biografie ons dichter bij het ultieme antwoord zal brengen.
De Mans politieke programma van 19 juni 1940 en zijn memoires bevatten inderdaad enkele passages die wij vandaag als antisemitisch kunnen bestempelen. Maar volstaan die om hem als een antisemiet weg te zetten? Het programma was bedoeld als onderhandelingsbasis met de Duitse bezetter, en de memoires zijn aanvankelijk onder Duitse censuur verschenen. En waarom zou de antisemiet Hendrik de Man uitdrukkelijk hebben ingestemd met het huwelijk van zijn zoon Jan met een meisje van Joodse herkomst?
Volgens de inleiding bij het Knack-interview is bij de nieuwe belangstelling voor De Man – met onder meer studiedagen en de uitgave van zijn verzamelde werk – veel meer aandacht besteed aan zijn ideeën dan aan zijn positie tegenover de democratie en de Nieuwe Orde. Die indruk is verkeerd. Het oorlogsverleden van De Man is evenzeer en zonder parti-pris aan bod gekomen in de publicaties en studiedagen.
Johnny Anthoons, gewezen secretaris van de Vereniging voor de Studie van het Werk van Hendrik de Man, Bekkevoort
Filip Dewinter
In ‘Wij hebben altijd te vroeg gelijk’ (Knack nr. 47) vergelijkt Filip Dewinter de huidige multiculturele samenleving met de val van Rome: ‘Het was gedaan met de antieke cultuur vanaf het moment dat men stemrecht gaf aan de slaven.’ Ik weet niet waar hij dat vandaan haalt, maar in het oude Rome hebben slaven nooit stemrecht gekregen. Misschien heeft Dewinter de Constitutio Antoniniana van 212 na Christus in het hoofd, waarmee keizer Caracalla het burgerrecht gaf aan alle mannelijke inwoners van het rijk. Dat luidde geenszins de val van Rome in, integendeel: het rijk bleef in het westen nog een kleine drie eeuwen bestaan, en in het oosten nog meer dan 1000 jaar.
Bram Fauconnier
Onderwijs
In het artikel over ons taalonderwijs (‘Voor veel leerlingen is Frans een dode taal’, Knack nr. 47) wordt één ding vergeten: dat twee, drie, vier lesuren per week niet volstaan om een taal goed aan te leren. Ook buiten de lesuren Frans spreken is belangrijk. De context rond taalonderwijs is erg bepalend.
Op de schoolbanken, in de derde graad, moest ik destijds per schooljaar vijf boeken lezen voor Frans als tweede taal. Leerlingen moderne talen lezen er tegenwoordig maximaal twee. Méér zien ze niet zitten, en onder die druk eisen leerkrachten het ook niet meer. En dat terwijl leerlingen – in woordenschat, in uitdrukkingen – een grote sprong voorwaarts maken door een boek in een vreemde taal te lezen. Je neemt ook onbewust zinsstructuren over, die je gaat herhalen.
Ik vraag me soms af wat mij in mijn jeugd heeft gevormd tot een gepast ‘profiel’ om Frans te onderwijzen. Doordat ik in Brussel woonde, was er natuurlijk de alomtegenwoordigheid van die taal. Thuis spraken we Nederlands, maar vaak keken we naar Franstalige zenders. Een enorme impact had de (Franstalige) leerkracht Frans in mijn lagere school. Wat ben ik die man dankbaar voor wat hij mij aangeleerd heeft!
De context waarin je een taal leert, is misschien wel de belangrijkste vereiste om die taal goed te leren. Helaas zijn veel jongeren zich daarvan niet meer bewust.
Hilde Bellemans, leerkracht Frans in het middelbaar onderwijs