HET LAATSTE WOORD
Onderwijs
In ‘Fout is fout. In de rekenles is twee keer twee ook altijd vier’ (Knack nr. 04) klaagt docent Erik Moonen de gebrekkige taalbeheersing van onze jongeren aan. Dat komt ervan als je een taboe legt op het inhameren van regels en vindt dat de kinderen alles zelf moeten ontdekken. Dat komt ervan als je alle heil zoekt in invulschrifen, waarbij de kinderen zelf amper nog zinnen hoeven te schrijven en er alleen in hoeven te slagen het juiste woordje uit de bovenstaande lijst, het liefst foutloos, over te schrijven. Dat komt ervan als bij andere vakken (geschiedenis, aardrijkskunde enzovoort) niet meer gelet mag worden op taal en spelling. Dat komt ervan als de docenten in de lerarenopleiding zich er al bij neerleggen dat de toekomstige leerkrachten het Nederlands onvoldoende beheersen.
Johan Blomme, Muizen-Mechelen
Eigen volk
Het artikel ‘Wanneer komt het eigen volk weer eerst’ (Knack nr. 06) van redacteur Walter Pauli is een schoolvoorbeeld van journalistiek op z’n best. Een rechtzetting van de nonsens die we van praatbarak Bart De Wever en zijn N-VA-amateurs al te vaak te horen en te lezen krijgen. Darya Safai, voor wie ik grote bewondering had, is door haar politieke keuze helaas zwaar van haar voetstuk gevallen.
Jean-Pierre Parmentier
Euthanasie (1)
In ‘Lijden in je hoofd is het echte ondraaglijke lijden’ (knack nr. 06), zei euthanasiespecialist Wim Distelmans: ‘Collega Marc Cosyns gaat uit de bocht door te laten uitschijnen alsof n’importe qui (vóór de euthanasiewet) rondliep met luchtspuiten om levensbeëindiging zonder verzoek toe te dienen.’ Cosyns reageert:
In onze maakbare wereld leeft bijna iedereen langer dan voorzien. Patiënten met kanker, met chronisch hart- en longlijden, met degeneratieve aandoeningen zijn hiervan uitgesproken voorbeelden maar ook de patiënten na ongeval, na acuut hart- of hersenfalen die door en met revalidatie de draad weer kunnen oppakken. Dit langer willen, kunnen, mogen (over)leven vraagt geïnformeerde toestemming en veel overleg tussen patiënt, naasten en zorgverleners, interdisciplinair, wijkgericht en rekening houdend met de maatschappelijke (financiële) mogelijkheden en wetenschappelijke onderbouwing. In een lang en zorgvuldig proces met uitgewerkte en heldere criteria voor elke aandoening. Wanneer genezen niet meer mogelijk is en het sterven nabij is of verzocht wordt, is ditzelfde overleg noodzakelijk om het stervensproces te begeleiden op een zo goed mogelijke manier, rekening houdende met de individuele noden en wensen en in verbinding met naasten en omgeving. Het is dé uitdaging voor een ars moriendi, art of dying van de 21ste eeuw.
Om dit te bereiken is openheid en transparantie van handelen noodzakelijk, met registratie, gericht wetenschappelijk onderzoek en publieke evaluatie. Het toelaten van natuurlijke dood, het stopzetten of niet meer opstarten van levensverlengende behandeling met de dood als gevolg, barmhartige dood, intensiveren van comfort tot de dood, continue diepe sedatie tot aan het overlijden, palliatieve sedatie, levensbeëindiging zonder verzoek, euthanasie, hulp bij zelfdoding, gebruik van laatstewilmiddel, versterven door niet meer te eten of te drinken, al dan niet voorzien van een voorafgaande zorgplanning, geïnformeerde toestemming, wilsverklaring. Het zijn allemaal beslissingen die bij het levenseinde kunnen genomen worden maar soms onduidelijk zijn en verwarring veroorzaken zowel bij patiënten, naasten als zorgverleners, in dubio, soms tegen elkaar in. Vaak omdat palliatieve zorgvuldigheid en juridische gelijkwaardigheid tussen die verschillende mogelijkheden ontbreekt.
De wetten patiëntenrechten en palliatieve zorg zouden nochtans de mogelijkheid van helderheid, palliatieve zorgvuldigheid en juridische gelijkwaardigheid kunnen bieden, zeker met de toekomstige hulp van e-healthcodering en publieke publicatie van casuïstiek zoals dit in Nederland bv gebeurt. Maar hierover bestaat bij ons in België geen consensus tussen (partij)politieke, levensbeschouwelijke en andere actoren. Ondertussen zijn ook andere (procedure)wetten en wetsvoorstellen in omloop.
Hoe geraken we uit deze impasse, die zich actueel toespitst op zowel psychiatrische patiënten, waar wettelijke procedurele euthanasie als hulpvraag voor zelfmoord miskend wordt, als op Vlamingen, die de grens oversteken naar Nederland voor de groepsaankoop van een laatstewilmiddel?
Een gedoogbeleid voor alle manieren van stervensbegeleiding is een mogelijke oplossing. De gezamenlijke wil om alle manieren van stervensbegeleiding zorgethisch en juridisch gelijkwaardig te kunnen begeleiden, registreren en onderzoeken kan en zal ons de inzichten geven voor een ‘status quaestionis’. Meteen een kans om onze ethische zorg en de wetgeving rond sterven en dood grondig te evalueren. Met een breed maatschappelijk debat over alle aspecten van sterven en overlijden, met inbegrip van het onderzoek naar vermijdbare sterfte, uitbreiding van autopsiemogelijkheid, de noodzaak van een lijkschouwer en de meerwaarde van een stervensbegeleider, te vergelijken met de vroedvrouw. De mogelijkheid van een transparante stervens- en overlijdensregistratie zoals we die kennen bij de geboorteaangifte kan daarin een belangrijke bijdrage betekenen.
Hopelijk kan ik dan mijn artikel laten publiceren waarin ik de interdisciplinaire stervensbegeleiding beschrijf van zestien patiënten met dementie in verschillende fasen. Nu vragen twee families nog embargo omdat ze in hun rouwperiode niet geconfronteerd willen worden met mogelijke gerechtelijke onderzoekdaden. Sinds de niet-verwijzing door de euthanasiecommissie van een ‘dementiecasus’ is de kans op een gerechtelijk onderzoek weliswaar nog nauwelijks bestaande maar in een periode van gedoogbeleid zou ook dat transparant zonder angst op vervolging meegedeeld kunnen worden . Patiënten, naasten, zorgverleners maar ook het publieke debat zouden er wel bij varen. Met kunstenaars die het vorm geven zoals in ‘Requiem pour L’ en binnenkort op TAZ #2018.
Om de woorden van Socrates te parafraseren: “Het niet onderzochte leven is niet waard om te leven”, het niet onderzochte sterven, niet waard te sterven!
Marc Cosyns
Euthanasie (2)
Na het lezen van het interview met euthanasiespecialist Wim Distelmans heb ik misschien een wat controversiële houding ten opzichte van het levenseinde (‘Lijden in je hoofd is het echte ondraaglijke lijden’, Knack nr. 06). Hoewel ik nog betrekkelijk jong was toen de euthanasiewet werd goedgekeurd, voelde ik me opgelucht. Eindelijk een wet die de patiënt het recht gaf om zelf een verzoek tot levensbeëindiging in te dienen bij ondraaglijk fysiek of psychisch lijden, dacht ik. Nu ik 76 jaar ben, nog in goede gezondheid verkeer en een comfortabel leven leid, vind ik dat de wet te omslachtig is. Graag zou ik mijn levenseinde zelf – en in samenspraak met mijn familie – willen bepalen door een doeltreffend middel te gebruiken dat de dood tot gevolg heeft.
Naam en adres bekend bij de redactie
Pensioenen
In ‘Als De Wever met positieve boodschappen zwaait, krijg je al snel het gevoel dat hij bij de tandarts zit’ (Knack nr. 06) las ik dat Jan Spooren, de N-VA-pensioenexpert, onlangs de plannen van SP.A-voorzitter John Crombez bijtrad. Crombez wil iedereen een pensioen van 1500 euro garanderen.
Als dat zo is, dan spreken we over bliksemsnel voortschrijdend inzicht. Want in een dubbelinterview met Kim De Witte, pensioenexpert van de PVDA, dat nog geen twee maanden eerder in Knack verscheen (Pensioendebat met Jan Spooren (N-VA) en Kim De Witte (PVDA): ‘Enkel de werkgevers klagen niet’, Knack van 15 november) sprak diezelfde Jan Spooren over 1100 euro op de vraag wat een leefbaar pensioen voor hem is. Voor mij alvast het beste bewijs dat de hele discussie over langer werken en betaalbare pensioenen niet zozeer over onhaalbaarheid of onbetaalbaarheid gaat, maar over politieke keuzes of beloftes.
Jan Maertens, Gent.
Kunstonderwijs
Het niveaudecreet dat minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) vanaf 1 september 2018 wil toepassen op het deeltijds kunstonderwijs (dko) garandeert de verankering van het dko in het onderwijslandschap (‘Nieuw decreet kunstonderwijs krijgt groen licht in commissie’, Knack.be). Dat mag enerzijds verbazen: al sinds het vorige decreet van 1990 behoort het dko op papier tot de sector onderwijs. Maar door het ontbreken van goedgekeurde eindtermen en de afwezigheid van certificeringen met een zogenaamd ‘civiel effect’ leek het alsof de dko-academies maar met één been in het onderwijs stonden. De vrees was dat ook dat ene been er op termijn uitgelicht zou worden. Niet dus. Tegelijk worden de hiaten gedicht: er komen eindtermen en beroepskwalificaties die tot volwaardige diploma’s moeten leiden. Dat lijkt een reden tot opluchting, maar er zijn ook bedenkingen.
Van meet af aan bleek in de onderhandelingen omtrent het decreet dat de hele operatie “budgetneutraal” moest zijn. Al snel bleek dat men ter wille van de ene middelen zou afromen van de andere. Uit die en nog andere maatregelen werd duidelijk dat de ‘verankering in het onderwijs’ heel duur dreigt te worden. Dat wekt verontwaardiging bij de leerkrachten en directies.
William Ploegaert, directeur Stedelijke academie voor Schone Kunsten, Deinze