Hendrik Redant neemt bij Domo een tweede start in zijn loopbaan als sportdirecteur. Zijn vorige avontuur leverde vooral ellende op.
In de woonkamer van zijn landhuis in Denderwindeke kijkt Hendrik Redant uit over de Bosberg, volgende zondag wellicht weer de ultieme scherprechter in de Ronde van Vlaanderen. Als renner was Redant niet zo gek op die wedstrijd. De hellingen waren de nochtans in regen en wind geboetseerde renner te zwaar. ‘Als we aan de Muur van Geraardsbergen kwamen, was mijn benzine altijd op’, zegt Redant.
Veel liever dokkerde hij over de kasseien van Parijs-Roubaix, de koers die ook dit jaar weer een week na de Ronde van Vlaanderen gepland is. Toch bewaart Redant een wrange herinnering aan die Franse klassieker. ‘In 1991 was ik op weg naar de overwinning toen een lekke band me een twaalftal kilometer voor de streep velde. Ik werd geholpen door een wagen van de organisatie. Maar ze gaven me een voorwiel in plaats van een achterwiel, en daardoor werd ik ingelopen.’ Vandaag weet hij wat er toen is misgegaan. ‘Het heeft geen zin om dat nu naar buiten te brengen. Laten we het op Frans chauvinisme houden. Gilbert Duclos-Lasalle won. Vaak hangt een carrière van details af. Ik heb me dikwijls afgevraagd wat ik als renner bereikt zou hebben als ik toen had gewonnen. Misschien had ik daaruit het zelfvertrouwen geput om helemaal door te breken.’
Hendrik Redant was en bleef een subtopper. Ondanks een overwinning in Parijs-Tours in 1992. Hij had het moeilijk met de stress die bij het kopmanschap hoorde. Maar de gediplomeerde landmeter werd dankzij zijn heldere analyses en verstandige praat al snel als een intellectueel beschouwd. Een carrière als sportdirecteur lag dan ook in de lijn van de verwachtingen. Redant stapte in september 1997 in de volgwagen van het Nederlandse TVM. Die ploeg kwam echter in opspraak door allerlei dopingperikelen. En toen de hemel vorig jaar enigszins opklaarde, vertroebelde de sfeer binnen de ondertussen tot Farm Frites omgedoopte ploeg. De nieuwe manager Teun Van Vliet vertoonde immers despotische trekjes en dat kwam de werksfeer niet bepaald ten goede. Uiteindelijk moest Van Vliet vertrekken.
De aanbieding van Domo kwam voor Hendrik Redant als een geschenk uit de hemel. Hij voelt zich kiplekker bij de met veel poeha boven de doopvont gehouden formatie, ook al zijn de resultaten tot dusver verre van spetterend. Dat zorgt allerminst voor onrust, want er wordt gefocust op de klassiekers in april. Die beginnen zondag met de Ronde van Vlaanderen.
Hendrik Redant : Het was voor mij een verademing om in een ploeg met een heel duidelijke structuur terecht te komen. Dat is en blijft de basis van succes. Manager Patrick Lefevere voert daarbij een politiek van openheid. Marc Sergeant en ik zijn de ploegleiders, maar we moeten zelf uitmaken wie welke koers volgt. Dat vind ik heel goed, want ik ken Sergeant al jaren en we hebben het altijd goed met elkaar kunnen vinden. Bovendien zijn we heel erg complementair. Sergeant is iemand die op menselijk vlak gemakkelijk tot de renners doordringt, hij voelt meteen aan of iemand een probleem heeft.
Hoe snel was je geacclimatiseerd in een ploeg waarin het geraamte door een deel van het Mapei-team van vorig jaar wordt gevormd?
Redant : In het begin was het toch even wennen. Alle renners belden tijdens de wintermaanden naar Sergeant, niemand naar mij. Daar voelde ik me wel een beetje schuldig over. Aan de andere kant had ik na vorig seizoen tijd nodig om af te kicken. Zoals elk jaar ben ik naar Zuid-Afrika getrokken. Er is geen land waar ik beter tot rust kan komen. Na elk wielerseizoen kan ik niet vlug genoeg naar Zuid-Afrika reizen. Het is mijn uitlaatklep. Vooral vorig jaar had ik het nodig om daar even op adem te komen.
Omdat je een wrang jaar beleefde bij Farm Frites.
Redant : Dat is zo. Farm Frites is gegroeid uit de TVM-ploeg, die zich na die Tour van 1998 uit de wielersport terugtrok. Ook ploegleider Cees Priem viel toen niet meer te handhaven. Er kwamen twee nieuwe bazen : Teun Van Vliet als manager en Jacques Hanegraaf als ploegleider. Ik fungeerde als tweede of derde sportdirecteur. Dat was eigenlijk een degradatie, ik voelde me vaak een loopjongen. De meeste renners van de ploeg bleven, en dat was net het probleem. Want zij waren de methode van Priem gewend. Hij kwam wel vaak wat bot over, maar door zijn psychologisch inzicht kon Priem de renners heel goed motiveren. In zijn plaats kwam Teun Van Vliet die heel arrogant overkwam. Toen hij de eerste keer met me sprak, deed hij dat op een toontje waar ik echt niet goed van werd. Ik heb hem toen gewaarschuwd dat de renners nooit zouden presteren als hij zo met hen zou omgaan. Er zat te veel sensibiliteit in die ploeg en ik heb Van Vliet daar tevergeefs op gewezen.
Als je bijvoorbeeld zag hoe Peter Van Petegem de ploeg tijdens het voorjaar bij elkaar hield. Hij liet Ivanov de E3-prijs in Harelbeke winnen en hielp Geert Van Bondt aan de zege in Gent-Wevelgem. Maar nooit kreeg hij van Van Vliet een woordje van erkentelijkheid. Er heerste ook een erg zakelijk klimaat. Je kreeg je opdrachten meestal per fax, heel koel en kil. Dus groeiden de irritaties, en zat er absoluut geen cohesie in de ploeg. Dat bleek uiteindelijk nefast voor de resultaten. In een wielerploeg komt het er vooral op aan om iedereen een goed gevoel te geven en een soort familiesfeer te scheppen. Want tijdens het seizoen heb je verder amper sociale contacten.
Na een lange periode van commotie werd Van Vliet weggestuurd.
Redant : Op non-actief gezet, zoals ze dat noemen. Dat kon niet uitblijven. Van Vliet kreeg absoluut geen contact met zijn renners. Als hij met de ploeg een wedstrijd in Australië reed, dan belden de renners naar mij om te zeggen wat er misliep. En dan moet je gaan bemiddelen om de brokken te lijmen. Terwijl je dus niet bij die wedstrijd bent. Het gevolg was dat iedereen al vroeg in het seizoen een andere ploeg zocht.
Je bent aan je vierde seizoen als ploegleider begonnen. In die periode heb je al meer beleefd dan de meeste andere sportdirecteurs in hun hele carrière.
Redant : Dat mag je wel zeggen. Ik ben in september 1997 als ploegleider bij TVM gestart, en het jaar daarna was er die Ronde van Frankrijk waarin de TVM-ploeg zo werd aangepakt. Toen heb ik wel even in de put gezeten. Ik werd ondervraagd, kreeg de pers over me heen en werd als een bandiet afgeschilderd. Ik ben twintig jaar wielrenner geweest, waarvan twaalf seizoenen als prof, ik wéét hoe ik me heb verzorgd. En dan willen ze me plots associëren met dingen waarvan ik weet dat ze gebeuren, maar die ik zelf niet heb gedaan. Gelukkig ben ik mentaal behoorlijk sterk. Daardoor ben ik tijdens die ondervragingen ook niet door de knieën gegaan.
Ook al waren die verhoren hard.
Redant : Bikkelhard zelfs. Ze hebben me tijdens die Tour op drie verschillende dagen ondervraagd. Telkens werd ik voor één dag aangehouden. Eigenlijk zat ik dan in de gevangenis, en dat was in de ene stad erger dan in de andere. Om de haverklap kwamen ze me voor de ondervragingen halen. Ik werd telkens weer geconfronteerd met twee ondervragers: een goede en een slechte. De ene had een heel agressieve stijl, de andere probeerde te sussen. Het leek wel een film. En ze gingen uren en uren door. Ik weet nog dat ik op een bepaald moment iets te drinken vroeg. Ze antwoordden: ‘Daar is de kraan.’ Dat soort dingen hoort er kennelijk bij. Het toilet bijvoorbeeld, dat was verschrikkelijk, je zat daar als het ware in de uitwerpselen. Ik vraag me af of die dingen niet bewust gebeuren. Als je wekenlang zo moet leven en constant wordt ondervraagd, moet je op een gegeven moment wel kraken. Ik denk dat je dan gewoon tekent wat ze je voorleggen om met rust gelaten te worden.
Maar jij bleef overeind.
Redant : Ik was onschuldig. Uiteindelijk hadden die ondervragers dat ook door. Let op, ik veroordeel die mensen niet. Zij proberen hun werk te doen. En in mijn geval zochten ze drugs. Uiteraard hebben ze vaak met echte misdadigers te maken, met moordenaars. Ik vind het alleen erg dat je zo onder druk gezet wordt. En dat de mensen je achteraf zo raar bekijken. Twee dagen na de Ronde van Frankrijk kwam ik in België een rumoerig café binnen en toen de mensen me zagen, werd het plots muisstil. Toen zei ik meteen: ‘Ik trakteer iedereen op een pint. Ik heb namelijk iets te vieren, want ik kom uit de bak.’ Er werd meteen gelachen. Maar ik voelde me toch slecht, heel slecht.
Had je nooit gezien dat er bij TVM iets aan de hand was?
Redant : Nooit. Cees Priem wist ook nergens van. Dat is altijd het probleem met dat soort dingen : ze gebeuren achter je rug.
Terwijl iedereen weet dat er in de wielersport doping wordt gebruikt.
Redant : Ik heb dat ook nooit ontkend. Doping is gewoon een maatschappelijk fenomeen. In alle sporten waarmee veel geld te verdienen valt, wordt er doping gebruikt. De drang van de mens om met eender welk middel hogerop te geraken, is zo groot dat ze daar niet bij nadenken. En wielrennen is een uithoudingssport waarbij sommige producten een hoog rendement hebben. Alleen mag je dat nooit veralgemenen. Want dat blijf ik het schrijnendst vinden : dat iedereen plots over dezelfde kam wordt geschoren. Maar in geen enkele sport wordt er meer gecontroleerd dan in de wielrennerij. En wat ze ook beweren, het dopinggebruik is de afgelopen jaren enorm afgenomen. De manier waarop je voor je vak leeft, maakt het verschil uit. Kijk hoe iemand als Romans Vainstains naar de top geschoten is, dat is een renner die constant zijn grenzen verlegt. Of Erik Zabel. Die leeft voor zijn vak met dezelfde energieke gedrevenheid als Johan Museeuw.
Museeuw is nog niet in vorm.
Redant : Het kost hem gewoon een beetje meer tijd om terug te komen. Dat is logisch na al die tegenslagen. Bovendien vermindert je spiermassa toch altijd met een paar procent. En het zijn net die paar procenten die op een goede dag het verschil maken. Maar ik verwacht dat Museeuw er in april helemaal zal staan. De eergierigheid waarmee hij vorige winter heeft getraind, de manier waarop hij tijdens ons oefenkamp in Frankrijk tekeerging, het blijft imponerend.
Er zal een goede Museeuw nodig zijn om het niveau van de ploeg op te krikken.
Redant : Het ontbreekt ons niet aan overwinningen. In iedere etappewedstrijd hebben we tot nu toe een rit gewonnen. Alleen de uitschieters ontbreken voorlopig nog. En het gegeven dat we tijdens het Belgisch openingsweekend nergens waren, werd danig uitvergroot. Een groep moet je máken, en dat kost nu eenmaal tijd. Vooral omdat je het takenpakket moet herverdelen. Vainstains bijvoorbeeld komt naar Domo met twee van zijn vroegere ploegmaats, Marco Milesi en Enrico Cassani. Die hebben altijd in functie van Vainstains gereden, maar worden nu ook in koersen opgesteld waarin de kaart van Museeuw wordt uitgespeeld. Of van Max van Heeswijk. Dat zijn renners met een andere mentaliteit, voor wie je dus op een andere manier rijdt. In feite is het heel fascinerend om zien hoe dat soort dingen zich ontwikkelt. Er zitten renners uit negen landen in onze ploeg. In Parijs-Nice hebben we onze Oostblokkers, de Tsjech Tomas Konecny en de Pool Piotr Wadecki bijvoorbeeld uit elkaar getrokken om ze beter te integreren. Een nieuwe ploeg is altijd een puzzel die je geduldig in elkaar moet schuiven.
De Ronde van Vlaanderen wordt het eerste hoofddoel.
Redant : Daar moeten we ons laten zien. Ik verwacht dat ook wel. Het is ook duidelijk dat Peter Van Petegem onze grootste tegenstander wordt. In zekere zin lig ik een beetje aan de basis van de ommekeer in de carrière van Van Petegem. In het begin nam hij het heel gemakkelijk op. Nadien zijn we samen gaan trainen en ging hij steeds meer voor zijn vak doen. Je ziet dat ook aan zijn carrière : de jongste vijf, zes jaar gaat het constant vooruit. Vorig seizoen is dat misschien een beetje geplafonneerd door al die problemen in de ploeg, maar nu staat hij er weer helemaal. En hij heeft een goede ploeg. Hij moet zich wel een beetje aan het Amerikaanse systeem aanpassen. Want hun benadering van de wielersport is anders, die mannen jagen op de Amerikaanse droom, die willen het allemaal maken. Maar Peter zal ook wel een bepaalde mentaliteit rond zich creëren. Daar is hij heel sterk in.
Mis jij het leven als renner niet.
Redant : Ik heb heel gemakkelijk afstand kunnen nemen. Ook omdat ik mijn carrière moest afbreken nadat ik was gevallen. Dat is de ergste herinnering uit mijn loopbaan : tijdens de Driedaagse van De Panne plofte ik met hoge snelheid op de grond. Als ik nu fiets, heb ik soms nog pijn. Maar ik doe dat nog nauwelijks. Eigenlijk verbaast het me nog het meest dat ik zo weinig op de fiets zit. Terwijl ik in mijn periode als wielrenner hooguit een dag of tien per jaar niet reed. Ik was gewoon verslaafd aan die fiets en ik genoot ervan om telkens opnieuw de pijn te verbijten. Het wielrennen was voor mij geen job, maar een levensopgave. Eigenlijk is dat nu nog altijd niet veranderd. Ik werk met dezelfde overgave als vroeger.
Jacques Sys