“’t Is Vlaams, ’t zal wel weer gezaag zijn.” Hoe onze eigenste film maar blijft voortsukkelen en niet mee profiteert van de zegetocht van de Waalse film.

Het enthousiasme maar ook de publieke belangstelling voor de Waalse film kan maar niet op. Gouden Palm-winnaar Rosetta van de frères Dardenne kreeg na amper vier weken roulatie al 140.000 bezoekers en stevent af op de 200.000.

Ook het in Venetië gelauwerde Une Liaison Pornographique van Frédéric Fonteyne doet het uitstekend in de Belgische bioscopen. En in Frankrijk zijn ze zo verbaasd over de kwaliteit van de Waalse film (met onlangs ook Les Convoyeurs Attendent van Benoît Mariage en de Mobutu-documentaire van Thierry Michel) dat Le Monde meent dat er hier ook nog onontgonnen schatten te rapen vallen.

Terwijl de Franstalige film bekeken en bejubeld wordt, is de belangstelling voor de Vlaamse film klaarblijkelijk tot het vriespunt gedaald.

Volgens producer Dirk Impens ( Daens) heeft wat we nu meemaken tenminste één voordeel: de bodem is bereikt. “Het kan alleen maar beter worden. Ik merk overal rond mij dat er een natuurlijke selectie aan de gang is. Het darwinisme slaat toe in het filmwereldje.”

Zetten we de Vlaamse films die dit jaar in de bioscoop kwamen op een rij, dan krijgen we een troosteloze parade van commerciële teleurstellingen of regelrechte fiasco’s:

Film 1 van Willem Wallyn kostte vierentwintig miljoen frank, kwam in februari in de bioscoop en bracht tot nog toe slechts één miljoen frank op aan de kassa. Het ging om een bescheiden release: de vijf kopieën zijn nog altijd in roulatie in kleine wijkzalen en in het arthousecircuit, zodat uiteindelijk op anderhalf miljoen recettes gerekend wordt (ongeveer 7.500 toeschouwers). De kleine distributeur Paradiso scheurt er zeker zijn broek aan, als we weten dat een kopie al makkelijk 60.000 frank kost en hij ook nog voor de promotiekosten moet opdraaien. Verlies dat dan maar gedekt moet worden door de tv-verkoop en video.

Dankzij de tv-vertoningen verdiende Wallyn trouwens meer aan zijn kortfilm Dear Jean-Claude dan aan zijn speelfilmdebuut dat hij ook produceerde. “Kennelijk is er in Vlaanderen geen publiek meer voor de wat fijnere kost, het moet allemaal McDonalds zijn.”

VERSCHILLENDE LEVENS

In Shades speelt Erik Van Looy met gelijkaardige ingrediënten als in Film 1: een film-in-de-film structuur, verwijzingen naar Belgische schandalen, hier de Horionzaak en de pittoreske ontsnapping van Dutroux. Alleen stelt hij er een – in theorie – meer commerciële cocktail mee samen. Distributeur UIP – een van de grootste en meest agressieve “majors” – gooide er een fikse campagne tegenaan en VRT-regisseur Van Looy boorde onvermoeibaar zijn mediacontacten aan om zijn tweede speelfilm toch maar zoveel mogelijk “exposure” te geven. Het pluggen van de vlot in het oor klinkende soundtrack moest ook zijn steentje bijdragen.

Het kon echter allemaal niet baten: ook Shades (budget honderd miljoen frank) faalde aan de kassa: de box office bedraagt ongeveer drie miljoen.

Dat er te weinig volk naar Shades kwam kijken, lag zeker niet aan de promotie. Van Looy: “We hadden tenminste instrumenten om mee te werken: de trailer, de soundtrack, Mickey Rourke.” Van Looy troost zich met de gedachte dat een film gelukkig verschillende levens leidt: na de vaderlandse bioscoop is er ook de buitenlandse verkoop ( Shades werd aan een veertiental landen verkocht), de videomarkt, de betaaltelevisie, de officiële zenders. “Een vertoning op de buis kan je wel één miljoen kijkers opleveren. Al je inspanningen zijn dan toch niet tevergeefs geweest.”

Vincent Bal is een van de jonge beloftevolle talenten die de vorige garde moet aflossen (Marc Didden, Dominique Deruddere). Na zijn internationaal gelauwerde kortfilm Bloody Olive, kon het met zijn langverwachte eerste lange film niet stuk. En inderdaad, De Man van Staal is zeker een meevaller: ondanks de foutjes en de onhandigheidjes van de beginneling, een sympathiek klein filmpje over hoe een jongen van twaalf aan de Belgische kust aan zijn eerste kus komt terwijl het overlijden van Koning Boudewijn het land in een collectieve rouw dompelt. Commercieel ging deze Man van Staal echter af als een gieter. Deze lowbudgetproductie van dertig miljoen, kwam meteen na de première op het filmfestival van Gent in de zalen, maar werd na amper twee weken – goed voor twaalfhonderd toeschouwers – al afgevoerd. Dankzij het jeugdfilmcircuit kan distributeur Jekino de carrière nog wel even rekken, maar dit is niet meer dan een doekje voor het bloeden.

Producer Dirk Impens noemt dit de grootste catastrofe uit zijn carrière. “Al mijn films hebben minstens tien miljoen box office gemaakt, met als absolute topper Daens met honderdzestig miljoen. Maar zelfs Licht, dat door sommigen als een mislukking werd ervaren, bracht nog bijna dertig miljoen op.”

TUSSEN TWEE STOELEN

Ook hier is het zoeken naar de oorzaak waarom het publiek het liet afweten wijsheid achteraf. Al zullen volgende factoren wel een rol gespeeld hebben: de film werd niet meteen door de meest dynamische verdeler uitgebracht en dit uitgerekend de week dat de massahysterie rond de eerste Star Wars episode The Phantom Menace nagenoeg het totale bioscoopleven mobiliseerde (misschien is gijzelde een betere term). Man van Staal is de spreekwoordelijke film die tussen twee stoelen zit: tussen pure jeugdfilm (en het veel te softe imago van het genre) en gewoon leuk, ontroerend drama over een knaap die met veel vallen en opstaan zijn eerste stappen naar de volwassenheid zet.

Hoe moeilijk het is een echte, onvervalste jeugdfilm aan de straatstenen kwijt te geraken – in dit geval de vloeren van onze multiplexen – mocht producer-scenarist Jean-Claude Van Rijckeghem constateren met De Bal.

Het budget van deze coproductie met Duitsland, Nederland en Wallonië bedroeg 100 miljoen. De recettes aan de kassa schommelen rond de 1,6 miljoen (goed voor achtduizend toeschouwers), maar Van Ryckeghem hoopt dat dit oploopt tot drie miljoen, omdat een jeugdfilm in jeugdclubs, culturele centra en schoolvoorstellingen een tweede leven kan leiden.

Van Rijckeghem is vol lof over de distributeur (Cinélibre) die de film zeer gericht uitbracht, is trevreden over de aandacht van de pers en media en houdt voet bij stuk dat de film op het juiste moment werd uitgebracht: net voor de grote vakantie, zodat de jeugd twee maanden lang vrije namiddagen had om de film te bezoeken. Wat gooide hier dan roet in het eten? Een factor die in het bioscoopleven maar een al te grote rol speelt: het goede weer. De zon heeft de film gekelderd.

Van Ryckeghem zegt niet ontmoedigd te zijn: de film is verkocht aan Iran, Italië, Frankrijk en Scandinavië. “Maar als Belgisch producent houden we er niets aan over. Er is gewoon geen filmindustrie in Vlaanderen, als productiehuis kan je hier niet rondkomen.”

De recentste Vlaamse filmflop heet Vergeten Straat. De Music Hall Group, producer en organisator van spektakels, probeerde rond de première op het Gentse filmfestival een evenement te creëren, maar de belangstelling was te vergelijken met de temperatuur in de Capitole, het al jaren leegstaande Gentse filmpaleis dat binnenkort wordt omgebouwd tot een multifunctioneel theater. Deze aftandse Louis-Paul Boonverfilming van Luc Pien is zeker geen lang bioscoopleven beschoren. De eerste – en cruciale – cijfers voorspellen in ieder geval niet veel goeds: in de Studio in Leuven kwamen de eerste twee dagen nog geen veertig toeschouwers opdagen, in de Gentse Decascoop nog geen tachtig.

EEN MEGALOMANE DRAAK

Wie cineasten en producenten naar de problemen van de Vlaamse film vraagt, krijgt een litanie van klachten te aanhoren. Allemaal zeggen ze in koor dat het aanbod veel te groot, de concurrentie moordend en de strijd ongelijk is. De afgelopen tien jaar is de markt ingrijpend veranderd. Er komen dertig procent meer films in de zalen, wat het jaartotaal op vijfhonderd brengt. Alle distributeurs proberen ook nog eens hun videovoer in de overvolle releaseschema’s te wringen. De top wordt almaar kleiner, de concurrentie groter.

Impens: “Cinema is ook een van de weinige producten waar je bij wijze van spreken voor dezelfde prijs kunt kiezen tussen een Mercedes en een deux-chevauxtje. Je kan voor 250 frank zowel naar Deep Blue Sea gaan kijken dat 80 miljoen dollar heeft gekost en waarvan natuurlijk de promotiecampagne navenant is of naar De Man Van Staal dat nog geen miljoen dollar kost. Film blijft entertainment. Het publiek ruikt het als het allemaal niet veel geld mag kosten.”

Kennelijk heeft het multiplexfenomeen ook het kijkgedrag drastisch veranderd. “Film is hoe langer hoe meer iets voor heel jonge mensen die op een andere manier naar film kijken dan mijn generatie,” zegt de zevenendertigjarige Van Looy. “Uiteindelijk willen ze eieren voor hun geld en kiezen ze voor gemakkelijk spektakel, voor het meest voor de hand liggend amusement. Zodra een film wat scherpe kantjes heeft, zijn je slaagkansen heel gering.”

Uit alle recente fiasco’s blijkt ook overduidelijk dat het Vlaamse publiek geen eigen filmpap lust. Van het Daens-effect valt niet veel meer te merken: de tijd lijkt voorbij dat een Vlaamse productie automatisch op een beetje goodwill van het publiek kon rekenen. Volgens Impens wordt het ook hoe langer hoe moeilijker om een distributeur te vinden en ook de tijd dat je van de exploitanten een cadeau mag verwachten is voorgoed voorbij.

En dan is er natuurlijk ook het Damiaan debacle: deze megalomane draak heeft de Vlaamse film onherstelbare schade toegebracht. Het zal zeker nog een poos duren vooraleer privé-investeerders opnieuw bereid worden gevonden om hun centen in lokale producties te investeren.

Wallyn: “Onze Vlaamse identiteit blijkt een hinderpaal te zijn. Zelfs over Shades hoorde ik zeggen: ’t is Vlaams, ’t zal wel weer gezaag zijn. Als er moet gekozen worden tussen The Matrix en Shades of tussen The Phantom Menace en Vergeten Straat is de keuze rap gemaakt.”

Impens onderstreept dat bij het Vlaamse publiek geen positieve discriminatie bestaat ten opzichte van de lokale filmproductie. Wat bijvoorbeeld wel het geval is in Scandinavië. Merkwaardig is dan wel dat in Vlaanderen het publiek op andere terreinen wel mee is: dans, literatuur, mode, muziek.

CHAUVINISME

Waarom heeft het publiek dan afgehaakt wat film betreft? “Omdat ze al te dikwijls zijn bedrogen,” vindt Impens. “Er zijn te veel slechte films gedraaid die mensen een afkeer hebben gegeven.” Voor het grote publiek is de Vlaamse film trouwens één pot nat en een paar missers halen het imago van het hele bedrijf mee naar beneden.

Volgens Wallyn treft ook de filmmakers schuld. “Misschien zijn we ook te gauw tevreden en moeten we toch wat harder werken, tot het goed is.” De Vlaamse film lijdt volgens Wallyn niet aan één grote kwaal, maar is in diverse bedjes een beetje ziek: “er schort wat aan het scenario en aan de regie, er wordt gedraaid met te weinig middelen en ook de marketing deugt niet.”

Wallyn geeft toe dat hij zelf heeft geblunderd in het verkopen van zijn eerste film. Afgaande op wat hij zelf over Film 1 vertelde, verwachtte men een politieke film over de Agusta-affaire. “In mijn communicatie met het publiek ben ik tekortgeschoten.”

Gevraagd naar de redenen waarom de Vlaamse film het niet doet, spreekt Paul Breuls (producer van Shades, maar ook van Eline Vere en Het Sacrament) van een structurele malaise. “We zijn in een neerwaartse spiraal terechtgekomen en ik zie niet hoe we daar kunnen uit geraken. De mentaliteit is overal in Vlaanderen dezelfde: films maken is een oninteressant gegeven. Terwijl het Waalse publiek zich een onderdeel voelt van la grande francophonie en dit ook als bastion opwerpt tegen het Angelsaksisch imperialisme, is er bij ons een onwaarschijnlijke afwezigheid van enig chauvinisme. Het publiek is a priori niet geïnteresseerd in eigen filmcultuur. Terwijl film toch het voor de hand liggend middel van deze tijd is om onze cultuur uit te dragen: het is internationaal, audiovisueel en kan grote economische repercussies hebben.”

FILMVRIENDELIJKE COMMUNICATIE

Ook het officiële beleid werkt de malaise in de hand. Breuls: “Al jarenlang vragen we de overheid om indrustrie bevorderende maatregelen, zoals overal elders in Europa, ook in Wallonië. Vooral het kabinet van Eric Van Rompuy heeft een nefaste politiek gevoerd en beschouwde ons als armoezaaiers.”

Daarom ook mag je volgens Breuls de Vlaamse en Waalse film niet vergelijken. “Wallonië stelt veel meer middelen ter beschikking voor de film: vorig jaar was dat zeshonderd miljoen frank, vijfmaal meer dan Vlaanderen.” Vooral de televisie speelt in de Waalse cinema een stimulerende rol die in Vlaanderen nagenoeg ontbreekt. “Canal+ Wallonië is verplicht tachtig miljoen in de Waalse productie te investeren, RTL honderddertig miljoen. Wij vragen dat de Vlaamse overheid de VRT, Canal+ Vlaanderen en VTM eenzelfde cahier des charges oplegt. Als tv-maatschappijen niet echt participeren in de filmproductie, zijn ze ook niet gemotiveerd en geïnteresseerd. Kijk maar hoe de Waalse zenders een filmvriendelijke communicatie voeren, terwijl onze VRT zelfs geen filminformatieprogramma meer heeft.”

Ondanks de betere condities voor filmend Wallonië, moet ook het succes van de Waalse cinema gerelativeerd worden. Van Looy: “Vergeten we niet dat er voor elke Rosetta ook een Pure Fiction of Le Nain Rouge is waar geen kat komt naar kijken. En waar had Rosetta gestaan zonder die Gouden Palm?” Maar goed, die enkele zwaluwen maken kennelijk toch de lente. Ook in het buitenland is er belangstelling voor Belgische cinema. Impens: “Bij de aankoopdienst van Sony Pictures in New York weten ze nu wie de frères Dardenne en Frédéric Fonteyne zijn.”

Terwijl de Vlaamse filmmakers met de gebroken potten zitten, wordt het hoogdringend dat ook de overheid zich gaat bezinnen over hoe de lokale film het best wordt gesteund, niet alleen in de productie, maar vooral ook in de distributie, promotie en exploitatie. Het wordt duidelijk dat het niet langer volstaat om geld in films te pompen en ze dan maar op de markt te gooien en aan hun lot over te laten. We zitten met de paradoxale situatie dat er zoals nooit voorheen door de grote cinemafabrieken duizelingwekkend veel geld wordt binnengerijfd. Maar de plaatselijke filmindustrie krijgt geen kans, moet spartelen om het hoofd boven water te houden. Een misnoegde filmmaker die niet met naam wil genoemd worden, maar voor veel van zijn collega’s spreekt: “Ik vind dat Kinepolis met het zalenpark waar de groep over beschikt wel iets meer zou mogen doen om de Vlaamse film een kans te geven. Maar nee, de wet van de cinema is heel hard geworden. Wie niet de eerste week scoort, vliegt er meteen uit. Meer dan ooit is het pure commercie. Alleen de cijfers tellen.”

Patrick Duynslaegher

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content