Jean-Marie Dedecker werd aan de deur gezet, de interne discussie over het cordon sanitaire is voorlopig beslecht en de VLD schuift opnieuw op naar het centrum. Het lijkt er sterk op dat Karel De Gucht dit jaar op vele fronten zijn gelijk heeft gehaald, zelfs zonder zich rechtstreeks met de gang van zaken te bemoeien. Bovendien schopte de minister van Buitenlandse Zaken het – eindelijk – tot burgemeester van Berlare. Daarmee is de politieke revanche van Karel De Gucht compleet. Een portret.
In Karel De Gucht (VLD) huist een voortreffelijke diplomaat. Dat lijkt onverenigbaar met zijn imago van onverbeterlijke dwarsligger, maar toch is het zo. Als minister van Buitenlandse Zaken bracht hij rust op een departement dat daar na de turbulente doortocht van zijn voorganger Louis Michel (MR) erg aan toe was. De eigenwijze Michel ging vaak zuiver op zijn gevoel af, zonder veel rekening te houden met wat diplomaten wenselijk of haalbaar achtten. De Gucht heeft de diplomatieke functie in eer hersteld, zeggen insiders. Sommigen vinden zelfs dat hij zich te zeer naar de inzichten van zijn diplomaten plooit, en voelen van tijd tot tijd heimwee naar de bevlogenheid waarmee Louis Michel zich op de internationale scène begaf.
Maar Michel was toch op de eerste plaats de man van de ronkende verklaringen, die, behalve in Centraal-Afrika, weinig voor elkaar heeft gekregen. Karel De Gucht, zo wordt algemeen erkend, bezit aanzienlijk meer dossierkennis dan zijn voorganger. Hij had altijd al een brede internationale belangstelling – hij kan er dagen over praten, getuigt zijn omgeving – en kent zijn zaakjes. Zeker over het reilen en zeilen van de Europese instellingen kun je het hoofd van de Belgische diplomatie nauwelijks iets bijleren. De Gucht zat veertien jaar in het Europees Parlement en leerde daar ook het politieke vak.
Vergeleken met Michel is De Gucht ongetwijfeld de betere tacticus, die ondanks zijn uitgesproken standpunten nooit écht over de schreef gaat. Zijn uitspraken over de onbekwaamheid van de Congolese politieke klasse waren op het eerste gezicht misschien weinig diplomatisch, maar onder De Gucht heeft de Belgische diplomatie wel al het mogelijke gedaan om de allereerste democratische verkiezingen in Congo te laten plaatsvinden. Terwijl men op internationale fora bleef hameren op het belang van good governance, het stokpaardje van Karel De Gucht.
In de zogenaamde ‘bevroren conflicten’ aan de rand van de voormalige Sovjet-Unie heeft België als voorzitter van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) dan weer weinig tot ontdooiing kunnen brengen, maar dat had ook niemand echt verwacht. Zo’n voorzitterschap is per definitie een ondankbare taak. Toch heeft De Gucht zich volgens waarnemers als onafhankelijk bemiddelaar weten te handhaven, wat op zich al een hele prestatie is.
Voor het overige is de verstandhouding met de Amerikanen – onder Louis Michel en met dank aan de Belgische genocidewet vakkundig om zeep geholpen – opnieuw opperbest. En dat geldt naar verluidt ook, in weerwil van het ‘Harry Potterincident’, voor de bilaterale betrekkingen met Nederland, hoewel De Gucht als voorstander van de Europese uitbreiding wel fundamenteel van mening blijft verschillen met onze eurosceptische noorderburen. Desondanks vindt onder De Gucht opnieuw regelmatig het Beneluxoverleg plaats, precies om zwaarder op de Europese besluitvorming te kunnen wegen.
HET ORAKEL VAN BERLARE
‘Karel is sneller dan de anderen. Probleem is dat hij daardoor vaak te vroeg gelijk heeft.’ Dat zegt Dirk Sterckx, Europees Parlementslid en boezemvriend van Karel De Gucht. In het geval van Jean-Marie Dedecker – de gewezen judocoach die in 1999 door Guy Verhofstadt naar de VLD was gehaald en die zich na Ward Beysen en Hugo Coveliers zou ontpoppen tot de woordvoerder van de zogenaamde rechtervleugel in de VLD – kwam De Gucht inderdaad al vroeg tot de conclusie dat er voor zijn slag mensen in de VLD geen plaats was. Net zoals die andere dissidenten zag Dedecker electoraal voordeel in een rechts-populistische opstelling. Of viel hij, met de woorden van De Gucht, ten prooi aan ‘de verleiding van extreemrechts’.
Dat Dedecker na de deelstaatverkiezingen van 2004 begon te pleiten voor de vorming van een rechts minderheidskabinet, vanuit de oppositie gesteund door het Vlaams Belang, was voor De Gucht de spreekwoordelijke druppel. In een gesprek met De Morgen verweet hij Dedecker dat die de partij in de vernieling reed. Het interview viel samen met het lang aangekondigde economische congres van de VLD. Daardoor zag partijvoorzitter Bart Somers zijn zoveelste poging om de partij positief onder de aandacht te brengen, opnieuw door een intern conflict in het water vallen. Somers was dan ook behoorlijk uit zijn hum.
De Gucht is zelf een deel van het probleem, zo luidde de analyse. ‘Het orakel van Berlare’ moest ophouden partijgenoten publiekelijk te schofferen. Enige tijd later zou Somers bekennen dat hij even met het idee had gespeeld om Karel De Gucht uit de partij te zetten – maar al snel had ingezien dat dit onbegonnen werk was. Dat Somers zoiets zelfs maar had durven overwegen, wordt hem door De Gucht zwaar aangerekend, zegt een VLD-mandataris die overigens niet gelooft dat het tussen Somers en De Gucht ooit nog echt goed komt.
De besluiteloze VLD-top zou Dedecker er pas anderhalf jaar later, na de gemeenteraadsverkiezingen, uit kegelen. ‘Maar als je ziet welke ravage Dedecker op korte tijd bij de N-VA heeft aangericht, dan moeten we erkennen dat de geschiedenis De Gucht gelijk heeft gegeven’, zegt een partijgenoot. ‘Met die man valt niet te werken.’
Maar bovenal vond Karel De Gucht dat het ideologische conflict met Dedecker, die permanent het cordon sanitaire ter discussie stelde, de liberale partij kapotmaakte. Weinigen in de Wetstraat hebben zich zo consequent tegen het Vlaams Belang afgezet als De Gucht. Samen met de voormalige groene kopman Jos Geysels, de geestelijke vader van het cordon sanitaire, is De Gucht altijd ondubbelzinnig achter dat cordon blijven staan, ook toen in zijn eigen partij en in de Wetstraat steeds meer stemmen opgingen om er korte metten mee te maken.
Ook van de in politiek Vlaanderen ongeschreven wet dat men wél de partij, maar niet haar kiezers zal veroordelen, trekt De Gucht zich weinig aan. Na de racistische moorden in mei van dit jaar in Antwerpen verklaarde De Gucht in De Morgen weinig begrip te kunnen opbrengen voor de kiezers van het Vlaams Belang. Tot afgrijzen van menig partijstrateeg zei hij toen: ‘Wie tot de jaren van verstand is gekomen en op die partij stemt, wéét dat die partij racistisch is. “Ik stem voor het Vlaams Belang, maar ik ben geen racist?” Sorry, I don’t buy it.’ Die zogenaamde strategische blunder kwam De Gucht in het partijbestuur van de VLD op een scheldkanonnade van premier Verhofstadt te staan. Een woedende De Gucht repliceerde dat, als dat soort zaken niet meer mocht worden gezegd, men hem dan maar uit de partij moest gooien. Waarna hij opnieuw naar het buitenland vertrok.
De Gucht, die de extreemrechtse politici ooit mestkevers noemde, legt momenteel de laatste hand aan een boek over wat hij ziet als ‘de banalisering’ van extreemrechts, over de manier waarop extreemrechts, mede dankzij de media, erin geslaagd is de maatstaf te worden van het politieke debat in Vlaanderen.
CARRIèRE BEU
In een partij die, met de woorden van Liberaal Vlaams Verbondvoorzitter Clair Ysebaert, ‘vergeven is van de opzwellende ego’s’, mag het nauwelijks verbazen dat sterke karakters als Karel De Gucht en Guy Verhofstadt, nogal altijd de onbetwiste nummer één binnen de VLD, het zo nu en dan met elkaar aan de stok krijgen. ‘Maar eigenlijk ligt De Gucht al zijn hele leven met Verhofstadt overhoop’, zegt een partijgenoot. Hij bedoelt van toen De Gucht als 23-jarige voorzitter van de PVV-jongeren moest ophoepelen omdat een zekere Guy Verhofstadt zijn zinnen op dat postje had gezet.
Vele jaren later, in 1999, zou De Gucht, die eigenlijk liever minister was geworden, op vraag van het duo Verhofstadt-Dewael het voorzitterschap van de VLD op zich nemen. Nochtans heeft De Gucht nooit blindelings de bevelen van Verhofstadt uitgevoerd. Zo weigerde hij in 2003 Patrick Dewael op te volgen aan het hoofd van de Vlaamse regering. En hij durft soms zo fel tegen Verhofstadt tekeergaan dat medestanders zich wel eens bezorgd hebben afgevraagd of De Gucht zijn carrière beu was.
De frontale botsing tussen de twee VLD-kopstukken kwam er in de winter van 2004, toen het aanslepende conflict over het migrantenstemrecht de paarse meerderheid in de ban hield. De VLD was zoals bekend tegen dat migrantenstemrecht gekant, maar had er tijdens de regeringsonderhandelingen mee ingestemd om die zaak door het parlement te laten behandelen.
Na enkele woelige maanden kwam de VLD op een door Hugo Coveliers bijeengeroepen congres tot het besluit dat de partij hierover dan toch geen regeringscrisis zou uitlokken. Om de morrende achterban te sussen, zou de VLD een amendement indienen waarmee vreemdelingen met een strafblad van dat stemrecht konden worden uitgesloten, maar daarmee was de kous af. Toen De Gucht echter – negatieve signalen van de coalitiepartners naast zich neer leggend en zich ogenschijnlijk van geen kwaad bewust – het door Verhofstadt eigenhandig opgestelde amendement in de bevoegde Kamercommissie indiende, ontplofte de bom. In de daaropvolgende commotie legde een razende Verhofstadt zelfs het hoofd van zijn partijvoorzitter op het hakblok. Achteraf bleek de premier te zijn bezweken voor de nog grotere razernij van MR-topman Louis Michel, die had geëist dat Verhofstadt à la minute een eind zou maken aan het hele circus, dat al veel te lang had geduurd.
Was het migrantenstemrecht het moment waarop rechtlijnigheid omsloeg in niet meer voor rede vatbare koppigheid? Zo zagen de meeste waarnemers het. Louis Tobback (SP.A) noemde De Gucht zelfs een toogstrateeg. ‘De Gucht is misschien een van onze slimste koppen,’ zegt ook een topliberaal vandaag, ‘maar hij vertoont een zekere neiging tot autisme – hij is de koppigste man die ik ken.’
Op grond van zijn vermeende gelijkhebberigheid wordt De Gucht in de eigen partij wel eens met Frank Vandenbroucke vergeleken, de superieur intelligente maar notoir onbuigzame Vlaamse socialist. Wie De Gucht kwaad wil krijgen, moet vooral dát zeggen. Volgens wie hem goed kent, is die vergelijking ook totaal uit de lucht gegrepen, niet het minst omdat ‘Karel’, in tegenstelling tot de asceet Vandenbroucke, een echte bourgondiër is, die houdt van lekker eten en goede wijnen.
Overigens klopt ook het tot vervelens toe gebruikte beeld van ijskonijn van geen kanten. Dat beeld heeft De Gucht te danken aan zijn koele stijl, zijn strakke redeneertrant en zijn droge humor. Als partijvoorzitter heeft De Gucht dat beeld ook enige tijd gecultiveerd, tot hij op den duur haast een karikatuur van zichzelf werd. Maar lezers van Knack weten natuurlijk al langer dat de liefhebbende echtgenoot van Mireille allerminst een ijskonijn is.
Alles in acht genomen, is de verstandhouding tussen Verhofstadt en De Gucht vandaag lang niet slecht, valt te horen in VLD-kringen. Vrienden zullen het nooit worden, maar er is toch voldoende gemeenschappelijk terrein om samen verder te kunnen. ‘De Gucht is ook een van de weinigen in de VLD die Verhofstadt nog durft tegen te spreken,’ zegt een parlementslid, ‘en dat waardeert Verhofstadt wel.’
Verhofstadt zal De Gucht altijd wel een beetje wantrouwen. Dat heeft voor een stuk te maken met De Guchts onafhankelijkheid van geest. In tegenstelling tot Dewael en Somers, laat De Gucht zich niet gemakkelijk sturen. Bart Somers lijkt dezer dagen trouwens door eenzelfde achterdocht aangestoken, want hij vertelt aan wie het horen wil dat De Gucht op zijn stoel aast. Terwijl die laatste als minister van Buitenlandse Zaken toch zeer in zijn nopjes lijkt. ‘Het is de baan van zijn leven’, bevestigt Dirk Sterckx.
EERLIJK EN ERNSTIG
‘Als je de geschriften van Karel De Gucht en Guy Verhofstadt met elkaar vergelijkt, dan valt op hoe constant De Gucht in zijn denken is gebleven’, vindt gewezen Agalev-kopstuk Jos Geysels. De Gucht heeft in elk geval nooit gedweept met het radicale, neoliberale gedachtegoed van Verhofstadts eerste Burgermanifesten. Eigenlijk is De Gucht altijd een klassieke liberaal gebleven, die vindt dat een liberale partij een breed publiek moet kunnen aanspreken en dus in het politieke centrum thuishoort.
Politieke tegenstanders vinden De Gucht intellectueel en ideologisch sterk onderlegd, rechtlijnig ook, maar tegelijk ook bikkelhard. Een gedreven onderhandelaar die kan blijven doordrammen. ‘Hij verliest niet graag, daar kan hij zeer slecht tegen’, zegt een collega.
Als VLD-onderhandelaar heeft De Gucht een paar stevige aanvaringen met de PS op zijn palmares, waarmee hij de premier wel eens tot wanhoop heeft gedreven. Denk aan de formatiebesprekingen in 2003 bijvoorbeeld, toen hij met zijn standpunten over de gezondheidszorg PS-voorzitter Elio Di Rupo tegen zijn zere been schopte.
‘We hebben toen inderdaad verschrikkelijk ruzie gemaakt’, zegt Elio Di Rupo, die boos van de onderhandelingstafel wegliep. ‘Maar voor het overige heb ik grote waardering voor Karel De Gucht. Hij is een man van zijn woord, eerlijk en ernstig. Iemand met wie je compromissen kunt sluiten. Hij is ook een man met sterke filosofische overtuigingen. Nee, ik kan het uitstekend met hem vinden.’
Dat is met name gebleken in het dossier van de bouw van een munitiefabriek in Tanzania, waarvoor de Waalse regering al een exportvergunning had afgeleverd, maar waartegen De Gucht als minister van Buitenlandse Zaken levensgrote ethische bezwaren had. Na discreet overleg wist De Gucht de Waalse socialist ervan te overtuigen de vergunning weer te laten intrekken.
Het is een politieke kwaliteit van De Gucht die vaak onderschat wordt. Ondanks zijn ‘redelijke onverzettelijkheid’ is hij achter de schermen handig in het smeden van compromissen. Soepel als het kan, maar niet op alle punten. Sommige zaken weigert hij pertinent. Dat leidt dan tot slaande ruzies met vicepremier Laurette Onkelinx (PS) in het holst van de nacht, bijvoorbeeld over de blokkering van de huurprijzen. ‘En hoe meer Laurette begint te roepen, hoe kalmer hij blijft, waardoor ze nog meer over haar toeren raakt’, vertelt een regeringslid. De Gucht is niet snel uit het lood geslagen.
Gek genoeg kan de militant vrijzinnige De Gucht het ook redelijk goed vinden met Vlaams minister-president Yves Leterme (CD&V). ‘De Gucht waardeert de vakman in Leterme’, zegt een partijgenoot. En wellicht gaat De Gucht ervan uit dat een klassieke driepartijencoalitie na de federale verkiezingen van 2007 onvermijdelijk wordt. Dan is het nuttig om de lijn met de christendemocraten open te houden. Ook al omdat hij ervan overtuigd lijkt dat de achterban van de VLD samenwerking met de groenen geen tweede keer zal pikken.
REVANCHE IN BERLARE
‘De gelukkigste dag uit mijn politieke loopbaan’, zei Karel De Gucht over zijn verkiezingsoverwinning in zijn geboortedorp bij de gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober 2006. De minister van Buitenlandse Zaken wist eindelijk de jarenoude christendemocratische heerschappij in Berlare te breken – hij haalde met de VLD zelfs een absolute meerderheid.
Zelden een stralender Karel De Gucht gezien, maar het was dan ook een van die momenten waarop alles in de plooi lijkt te vallen. Sommigen in zijn partij mogen hem mede schuldig achten aan de interne verdeeldheid, de kiezer ziet dat blijkbaar anders. Ondanks zijn lidmaatschap bij de loge behaalde De Gucht in een katholiek nest de volstrekte meerderheid. Ondanks zijn welbekende standpunten over het Vlaams Belang bovendien. Maar blijkbaar hoeft duidelijkheid op dat punt toch niet noodzakelijk stemmen te kosten, wel integendeel. Te veel marketing maakt de politiek kapot, daar is De Gucht rotsvast van overtuigd. In de uitslag van 8 oktober zag hij dan ook het bewijs dat op een principiële manier politiek bedrijven best lonend kan zijn.
De Gucht, bijna permanent in het buitenland, heeft zich de voorbije maanden nog maar weinig met zijn partij beziggehouden. Maar nu anderen de deur achter Jean-Marie Dedecker hebben dichtgetrokken, en de VLD opnieuw een centrumkoers wil varen, lijkt De Gucht ook op dat vlak zijn slag te hebben thuisgehaald. ‘Sinds de gemeenteraadsverkiezingen kan zijn humeur niet meer stuk’, valt in de omgeving van de minister te horen.
Zo bekeken is 2006, hoewel misschien in mineur gestart, toch wel het jaar van Karel De Gucht geworden.
DOOR HAN RENARD