Bij de doorsnee Rus komt de crisis hard aan. Er is weer een markt voor grauwe sovjetmacaroni en grijze sovjetworst.
Rzjev is heel erg, maar dat vermoedde ik al en juist daarom was ik erheen gegaan. Het is een provinciestad – drie uur rijden van Moskou – met zeventigduizend inwoners. In de Tweede Wereldoorlog lag Rzjev zolang in de frontlinie dat er geen huis meer overeind stond. Er zijn hier twee miljoen doden gevallen, hoorde ik ter plekke. Een lange, slecht geasfalteerde hoofdstraat, drie stoplichten, bladderende laagbouw in vlakke naoorlogse stijl en in de zijstraten nog goedkopere blokwoningen uit de jaren zestig, twee marktjes, veel ronkend vrachtverkeer, een televisietoren, een hotel, een louche bar voor de plaatselijke penose en verder veel stof, dat is Rzjev.
Vera van de lokale krant doet mij in drie kwartier de plaatselijke verhoudingen uit de doeken en maakt een rondje met mij langs de winkels. Ook in Rzjev is flink gehamsterd met halflege winkels tot gevolg. De prijzen zijn hier lager dan in Moskou, maar niet veel. De salarissen wel. Niemand in Rzjev had of heeft dollars, ik heb in de hele stad geen ander wisselpunt kunnen vinden dan bij de lokale spaarbank. Rzjev heeft een roebeleconomie.
Na het kopen van wat flessen zonnebloemolie, grutten, meel, suiker en thee was het spaargeld van de meeste inwoners van Rzjev wel op. Dus toen het gerucht ging dat de broodprijs omhoog zou gaan, ontstond er een run op de bakkers, die bijna in een heus oproer eindigde. Nu zijn de gemoederen weer wat bedaard, maar de klap is toch hard aangekomen. Op straat wordt gespeculeerd over wanneer de eerste artikelen op de bon zullen gaan.
Een gemiddeld maandsalaris in Rzjev is achthonderd roebel: acht liter zonnebloemolie of twintig kilo kaas; een pensioentje driehonderd roebel: vijftien pakken suiker of twee bussen oploskoffie. Wie van zo’n salaris moet rondkomen, spreekt nog van geluk. Want die heeft tenminste een salaris. De werkloosheid in Rzjev was al hoog – officieel zes procent, in de praktijk twintig – en nu met de crisis hebben nog eens twee fabrieken het personeel tijdelijk naar huis gestuurd. Vera is bang dat de meeste plaatselijke industrie de klap niet te boven zal komen. En ander werk is er niet. In Moskou kun je nog aan de slag als nachtwaker, als sjouwer in de bouw, of babysitten of vloeren dweilen als je een vrouw bent, in Rzjev is verder niets. Zelfs de tsjelnoki, de kleine marskramers die met balen in Turkije gekochte spullen op de marktjes in heel Rusland staan, hebben hun handel door de dollarkoers zien verdampen.
Alleen met de vleesfabriek van Rzjev gaat het voorspoedig. Voor het eerst sinds tijden kan die weer zaken doen. Voor de crisis lagen de vitrines van de duurdere winkels in Rzjev vol met worst en vleeswaren uit het buitenland en de betere Moskouse leveranciers. Nu ligt er overal alleen de lokaal geproduceerde grijze sovjetworst, kwalitatief een tikkeltje minder, maar goedkoper. Als dit is wat bedoeld wordt met het stimuleren van de eigen markt, dan word ik vegetariër.
TSJOEKE TSJOEKE ROEBELS DRUKKEN
Als ik terug ben in Moskou wordt de spion Jevgeni Primakov door de Doema goedgekeurd als premier. De stemming doet denken aan de tijden van de Opperste Sovjet. Of ze niet gewoon bij handopsteken zullen stemmen, grapt voorzitter Selezjnov, die de goede oude partijtradities ook niet is vergeten. Zoveel eensgezindheid hebben we in de Doema inderdaad nog niet beleefd. Maar gelukkig dienen de eerste scheurtjes zich dezelfde dag nog aan. De liberalen van Jabloko stemmen tegen de benoeming van Viktor Gerasjtsjenko tot directeur van de Centrale Bank. Dat was niet echt de bedoeling geweest van het naar voren schuiven van Primakov als de compromisfiguur. Later lekt uit dat Primakov juist Gerasjtsjenko als voorwaarde had gesteld voor aanvaarding van het premierschap.
En dan ook nog Joeri Masljoekov als eerste vice-premier. Als we nou Boris Jeltsin gewoon vervangen door Mikhail Gorbatsjov zijn we weer terug waar we in 1991 zijn begonnen. “De gerontocratie van de Russische hervormingen”, luidt het foto-onderschrift in de Nezavismaja. Ze dragen ook allemaal van die grote, zware brillen uit een ander tijdperk. Primakov, lid van het Centraal Comité van de CPSU, kandidaat-lid van het politbureau. Gerasjtsjenko, ook Centraal Comité en directeur van de Gosbank SSSR. Masljoekov, lid politbureau en de baas van Gosplan SSSR, het staatsplanbureau. We maken werkelijk een reis in de tijd. En om de een of andere reden geloof ik niet dat dit soort heren in de loop der tijden erg verandert, zoals mijn optimistischere collega’s denken.
Waarom zou iemand die de geldpers ongebreideld heeft laten draaien en vindt dat er helemaal niets ergs is aan een ongedekte begroting, nu een hervormingsgezinde marktpolitiek gaan voeren? Een spotprent in de krant: een locomotief met het hoofd van Gerasjtsjenko nadert een afgrond. Primakov houdt de rails bij elkaar. In het wolkje dat uit de locomotief komt, staat: tsjoeke tsjoeke roebels drukken, tsjoeke tsjoeke roebels drukken.
De constitutionele crisis is met de noodgreep-Primakov op het laatste moment afgewend. Maar het kwaad is al geschied. Het extreemste scenario blijkt achteraf nog veel te redelijk. De Verenigde Staten heten een land van superlatieven te zijn, maar voor Rusland geldt dat minstens zo hard. Wie hier drinkt, wordt vreselijk dronken. En dom is meteen heel erg dom. Het land is te groot, denk ik vaak, en vervalt daarom in extremen.
Eén ding is wel duidelijk: het tijdperk-Jeltsin is voorbij. De Doema – en dus Gennadi Zjoeganov – maakt hier verder de dienst uit. En wat vindt het volk, vraag ik mij steeds vaker af. Het volk heeft hier nooit iets te vinden, en vervroegde verkiezingen waren natuurlijk een ramp geweest, maar toch: wat zou het volk eigenlijk willen? Zeker niet wat het nu gekregen heeft en nog krijgt. Ik maak mij kwaad over wat er de laatste weken gebeurd is in dit land.
WE GELOOFDEN IN EEN TOEKOMST
S. aan de telefoon. Haar stem klinkt vlak. S. is halverwege de dertig en heeft net een eigen flatje bemachtigd. Voor meubels heeft zij geen geld meer. Vorige week heeft ze – met ruim een week vertraging – haar salaris gekregen voor augustus. In reële waarde is dat een derde van wat ze in juli ving. Terug in het keurslijf van het arme achternichtje, net nu ze bijna op voet van gelijkheid omging met haar westerse vrienden.
Zoals S. zijn er velen. In een paar weken tijd wordt de hele opkomende middenklasse weggevaagd. Het regent ontslagen. Naar verwachting zullen voor het jaar om is tweehonderdduizend Moskouse middenklassers op straat staan. Allemaal mensen die het roebelequivalent van zevenhonderd tot duizend dollar per maand verdienden. Goed opgeleide twintigers en dertigers, hardwerkend, de hoop voor het land. Coca-Cola ontslaat dertig procent van zijn mensen. Danone idem. Banken en verzekeringsmaatschappijen sturen hun personeel tot 1 januari naar huis, zonder behoud van loon.
P. verdiende zevenhonderd dollar. “Als ik morgen iets vind van tweehonderd, mag ik mijn handen dichtknijpen.” P. was aangeland op het niveau dat hij moest kiezen tussen een vakantiereisje naar Cyprus of Antalya en een nieuwe kleurentelevisie. Nu valt er niets meer te kiezen. Niks meer hamburgers eten bij McDonald’s of een pilsje op een terrasje. Thuis een Russische knakworst met macaroni, net als vroeger. Zelfs de oploskoffie zal er binnenkort uit moeten.
In de winter van 1991-1992, na het vrijlaten van de prijzen, beleefden we ook een tijd van omhoogvliegende prijzen en tekorten. Mensen gingen er in besteedbaar inkomen van de ene dag op de andere flink op achteruit. Maar het voelt anders: toen kwam iedereen uit een genivelleerd sovjetbestaan waarin een kilo bananen voor een feestdag zorgde. Nu heeft iedereen aan een leven zonder rijen en zonder tekorten geroken. Zoals een vriendin het zei: “We konden ons eindelijk een beetje ontspannen en maakten plannen voor de toekomst, omdat we in een toekomst geloofden, al was het maar het kopen van een tweedehands auto of een fris behangetje op de muur en een nieuwe keuken.”
Dat is nu in één klap voorbij. En dat doet pijn, meer dan dat, de mensen zijn in een shock. En de grootste klap moet nog komen. Op 15 november loopt het moratorium op de aflossing van buitenlandse schulden af, dan pas zal blijken wat de roebel echt waard is en reken maar dat hij diep zal vallen.
In de winkel op de hoek zie ik een vertrouwd beeld van vroeger: om de lege schappen te maskeren, heeft men driehoekige stapels van blikken gebouwd, drie naast elkaar van blauwe blikjes gecondenseerde melk, daarnaast drie identieke piramiden van een onduidelijk visje in blik. Zo lijkt het of er nog iets te koop is, maar het helpt niet echt. Halverwege de winkel staat een lege koelvitrine overdwars, de oppervlakte van je winkel verkleinen, is ook zo’n oude truc. Drie dagen nadat de grootste hamsterwoede voorbij is, liggen bij de bakker ineens zakken grauwe sovjetmacaroni, waarvan we vergeten waren dat ze bestonden. Waar komen die zo gauw vandaan?
DIT IS EEN DAG OM TE DRINKEN
Het is babje leto, oudewijvenzomer, de laatste mooie dagen van het jaar. De bomen zijn geel, oranje en rood, de lucht strak blauw. Met weemoed denk ik terug aan mijn laatste vrije weekeinde voor de criris echt toesloeg. Ik zat bij een wat oudere vriendin op de datsja. Het was zo’n late zomerdag waarop de herfst al in de lucht hangt. Spinrag in de struiken en tegen de avond een lichte nevel die vanaf de beek langzaam omhoogtrekt. De buren zijn vanaf de vroege ochtend bezig met het rooien van de aardappelen, mopperend, want de oogst valt tegen en voor morgen wordt er regen verwacht.
M. is sinds een paar jaar opgehouden met de aardappelen, ze doet nu alleen nog een beetje augurken, radijs, worteltjes en tuinkruiden. Gewoon om iedere avond iets vers op tafel te hebben in de weken die ze in het dorp doorbrengt.
Honden blaffen in de verte. We zitten op een bankje in de late avondzon, een vestje om de schouders. M. slaakt een diepe zucht. “Als dit zo doorgaat, sta ik volgend jaar ook weer mijn rug krom te buigen boven de aardappelbedden.” De val van de roebel kwam voor haar volledig onverwacht, zoals eigenlijk voor ons allemaal, al zegt iedereen nu dat ie het zag aankomen. “Al mijn spaargeld staat op de bank, op een renterekening”, zegt M. zachtjes. “Toch niet op een roebelrekening?” vraag ik verschrikt. “De roebel leek zo betrouwbaar, hij was toch stabiel en al dat wisselen is ook zo’n gedoe”, zegt M. gelaten. “Ik heb de afgelopen twee jaar mijn pensioen gewoon op mijn rekening laten staan, op mijn boekje bij de spaarbank, een appeltje voor de dorst, dacht ik, daar gebeurt niks mee. Boodschappen deed ik van het geld dat ik verdiende en hier in het dorp heb ik nauwelijks iets nodig.” Toen haar eenmaal duidelijk werd dat het misging met de roebel, was het te laat. M. zat vast op de datsja. Ze draagt in de zomer de zorg voor de kinderen van haar werkende dochters, die alleen in het weekeinde langskomen met vers brood en melk, een winkel is er niet in het dorp.
Het wordt tijd om wat te eten. We jagen de kinderen in bed en dekken de tafel in het kleine keukentje. M. rommelt wat in de kast en duikelt een fles wodka op. “Dit is een avond om te drinken”, zegt ze. “God geve dat we niet terugkeren naar vroeger tijden!” Terwijl we nog wat rondprikken in de zoute augurken bij een laatste glaasje vertelt M. over haar broer, die laatst ineens was langsgekomen. Ze hadden elkaar in geen tijden gesproken, het botert niet altijd tussen de twee. Hij was partijlid, zij niet. Hij stemde in 1996 Zjoeganov, zij Jeltsin. “Weet je wat zo gek is, hij begint zich zorgen te maken, daarom kwam ie praten. Of ik dacht dat een terugkeer naar vroeger erin zit. Ineens beseft hij wat hij heeft verworven de afgelopen jaren. Want als puntje bij paaltje komt, koopt ook hij liever een Koreaanse televisie dan een Russische en zijn kinderen eten ook iedere dag vruchtenyoghurt.”
Het is allemaal veel erger uitgepakt dan M. toen kon bevroeden. Haar schoonzoon staat inmiddels op straat, haar dochter eind volgende maand waarschijnlijk ook. En zelfs al houdt zij haar baantje, dan nog is zeshonderd roebel – vijftig dollar – te weinig voor een gezin van vier. Het ergste was het om het jongste kind, een meisje, te vertellen dat het uit was met Engelse les. Het cursusgeld was precies zeshonderd roebel. M. bladert nu alle krantjes door en leest aangeplakte advertenties op lantaarnpalen op zoek naar bijverdiensten, maar gevonden heeft ze nog niets. “Ik had gehoopt op een rustige oude dag in mijn eigen flatje, maar het heeft niet zo mogen zijn”, verzucht ze en klapt haar leesbril in zijn koker, waarbij het pootje afbreekt. “Ook dat nog, hoe kom ik nu in godsnaam aan een nieuw montuur?”
Copyright Vrij Nederland
SJIFRA HERSCHBERG