‘Het imago van de N-VA is er nadien niet op verbeterd’
Tien jaar geleden reden twaalf vrachtwagens met nepgeld naar de scheepslift van Strépy-Thieu. Het was de eerste kennismaking van Franstalig België met de N-VA van Bart De Wever. Knack ging terug naar het Canal du Centre. ‘Door die actie hebben de Franstalige partijen de N-VA compleet onderschat.’
Op 6 januari 2005 is de temperatuur zacht voor de tijd van het jaar. Even na de middag parkeren twaalf groen-witte vrachtwagens in de schaduw van de beruchte scheepslift van Strépy-Thieu. Ze zijn die ochtend aan het Brusselse Barricadenplein vertrokken en in kolonne naar het Canal du Centre in Centraal-Henegouwen gereden. In de laadbak van een van de voertuigen hebben de actievoerders een paneel met valse eurobiljetten geplaatst, waardoor het lijkt alsof de vrachtwagens propvol geld zitten.
Enkele tientallen meters ervandaan houdt de politie een oogje in het zeil, uit vrees dat het vreemde gezelschap de openbare weg met nepbiljetten zou bevuilen. Rondom de truck verzamelen zich enkele tientallen sympathisanten in gele hesjes. Er zijn bijna evenveel manifestanten als journalisten. De sfeer onder de actievoerders is uitgelaten. Al gauw zwaait de laadbak van de vrachtwagen open en springt N-VA-voorzitter Bart De Wever op de laadklep, die als geïmproviseerd podium dienstdoet. De kolonne symboliseert de jaarlijkse transfer van 11,3 miljard euro die volgens de N-VA van Vlaanderen naar Wallonië loopt, legt hij uit. In een korte speech laakt hij het gebrek aan transparantie. Dat moet anders, vindt hij. ‘Het wordt tijd voor echte solidariteit.’
Het politieke landschap ziet er op die Driekoningendag nog helemaal anders uit dan vandaag. Het federale niveau kleurt paars, in Vlaanderen is Yves Leterme (CD&V) net minister-president geworden. Hoewel de N-VA met Geert Bourgeois een Vlaams minister levert, komt de partij nauwelijks aan bod in de media. Het idee om met een kolonne vrachtwagens naar de scheepslift van Strépy-Thieu te rijden, rijpt tijdens enkele brainstormsessies tussen voorzitter Bart De Wever, Vlaams Parlementslid Kris Van Dijck en algemeen directeur Piet De Zaeger. ‘Je kunt de actie van toen gerust een schreeuw om aandacht noemen’, vertelt De Zaeger, die de actie toen coördineerde. ‘We waren een kleine partij en slaagden er niet in om onze standpunten in de media te krijgen. We zaten toen net in een kartel met de CD&V, en we waren bezorgd dat we onze eigenheid zouden verliezen, zoals dat met Spirit gebeurde bij de SP.A.’
Curiositeit
Het is zowat de eerste keer dat de N-VA-voorzitter in Franstalig België voor het voetlicht treedt, maar een verpletterende indruk maakt De Wever niet. ‘We zagen dat tafereel vooral als een curiositeit’, zegt Pierre Vassart, die de manifestatie versloeg voor Le Soir. ‘In Vlaanderen had je op dat moment al jarenlang politieke fenomenen die opgang maakten, zoals Rossem en het Vlaams Blok, dat in 2004 meer dan 24 procent van de stemmen had behaald. In Franstalig België bestaat dat niet. Ga eens kijken wat er aan de hand is, had mijn chef me opgedragen.’
De reacties aan beide kanten van de taalgrens zijn smalend. Marc Reynebeau, journalist bij De Standaard, vergelijkt De Wever met een koloniaal die inboorlingen de les leest. Jean-Claude Marcourt (PS), Waals minister van Economie en een notoir regionalist, noemt de manifestatie ‘une connerie’. Ook Charles Michel (MR), op dat moment net verdreven uit de Waalse regering, neemt de N-VA onder vuur. Hij noemt de actie ‘onaanvaardbaar’ en ‘ondemocratisch’. ‘Als de N-VA dat soort acties herhaalt, zie ik niet wat het verschil is tussen het Vlaams Belang en de N-VA’, aldus de latere premier.
Het eerste beeld dat Franstalig België van de N-VA kreeg, was allesbehalve positief, vindt Pascal Delwit, politicoloog aan de Université Libre de Bruxelles. ‘Veel Franstaligen hebben die manifestatie als stigmatiserend ervaren. Alsof ze allemaal profiteurs waren die van uitkeringen leefden. Je moet er ook rekening mee houden dat de N-VA op dat moment nog totaal onbekend was. Haar imago is er nadien niet meer op verbeterd. De MR moest tijdens de laatste verkiezingscampagne beloven niet met de N-VA in zee te gaan om de verkiezingen te kunnen winnen.’
Terug naar Strépy
Tien jaar later is de scheepslift van Strépy-Thieu voor veel Vlamingen nog altijd het schoolvoorbeeld van Belgische wafelijzerpolitiek, waarbij de ‘broodnodige’ investeringen in de haven van Zeebrugge gecompenseerd moesten worden met investeringen in een ‘nutteloze’ scheepslift. Tijdens de feestdagen valt de bedrijvigheid aan het gigantische bouwwerk enigszins tegen. Dat is maar schijn, zo blijkt. Volgens Sofico, het investeringsvehikel van het Waals Gewest, is de lift vandaag economisch rendabel. Volgens de Waalse overheidsdienst voor Mobiliteit passeerde er in 2013 ongeveer 2,7 miljoen ton door de scheepslift, meer dan het dubbele van tien jaar geleden. Volgens de economische projecties van de dienst zal het tonnage de komende vijf jaar nog verdubbelen.
‘De scheepslift is een essentieel element voor de economische dynamiek van de regio’, zegt Samuel Saelens, transporteconoom bij de Union Wallonne des Entreprises, de Franstalige tegenhanger van Voka. ‘Hij heeft veel gekost, en het heeft te lang geduurd om hem te bouwen, maar hij heeft vandaag zeker zijn nut. Het is de voornaamste aantrekkingspool voor de streek.’ Ondanks de ongelukkige reputatie heeft het Waals Gewest grootse plannen met de scheepsliften. Door de verstopping van het Belgische wegennet is de binnenvaart een goedkoop en milieuvriendelijk alternatief. ‘Wanneer de infrastructuurwerken aan de kanalen in Noord-Frankrijk over enkele jaren af zullen zijn, hopen we een van de verbindingswegen tussen Parijs en de havens van Antwerpen en Rotterdam te zijn’, zegt Pascal Moens, directeur van de Waalse directie voor Waterwegen. ‘Het grootste probleem met de scheepslift is dat hij zo lang een bouwwerf is gebleven. Dat komt omdat de verantwoordelijkheid voor de infrastructuurwerken tijdens de bouw een regionale aangelegenheid werd, en het Waals Gewest de financiering niet rond kreeg.’
In het naburige La Louvière zijn ze trots op ‘hun’ scheepslift. Het bouwwerk is sinds 1998 erkend door Unesco en lokt zo’n 100.000 toeristen per jaar. Maar ook op economisch vlak houdt Strépy-Thieu de werkgelegenheid overeind, weet burgemeester Jacques Gobert (PS). ‘Jobs, jobs, jobs: daar gaat het om in La Louvière.’ Er zijn weinig steden waar de crisis van de jaren zestig en zeventig zo ongenadig heeft toegeslagen, de werkloosheid ligt er nog altijd boven de 20 procent. De tijd dat staalreus Duferco goed was voor meer dan 4000 arbeidsplaatsen is al lang voorbij. Vandaag is de vestiging in Russische handen, en de schrik zit erin dat de Europese economische sancties tegen Rusland de eigenaars zullen wegjagen.
De reconversie is een moeizaam proces, zegt Gobert. ‘We zijn er de voorbije jaren in geslaagd om 3500 jobs te creëren bij kleine en middelgrote ondernemingen. Dat is niet genoeg, maar het is een begin. Als de economie weer aantrekt, zit La Louvière in de kopgroep.We hebben alles wat bedrijven zoeken: goedkope terreinen, beschikbare arbeidskrachten en een vlotte verbinding.’
Het voorbije decennium heeft het stadscentrum van La Louvière een gedaanteverwisseling ondergaan, voornamelijk gefinancierd met Europees geld. De Place Communale is volledig heraangelegd, de restauratie van de musea is bijna afgerond en naast het station heeft de stad een olympisch zwembad opgetrokken. De verfraaiing van het centrum is volgens de burgemeester een voorwaarde om bedrijven aan te trekken. ‘Je moet ondernemers meer bieden dan een industrieterrein. De stad zelf moet ook aantrekkelijk zijn.’
Transfers
Hoe mediageniek de actie indertijd ook was, ze heeft weinig zoden aan de dijk gebracht. Tien jaar later is aan de ‘vermaledijde’ transfers weinig veranderd. De laatste berekening van het Leuvense instituut Vives schat de transfer tussen noord en zuid op 6,4 miljard euro. Die verloopt via de bijzondere financieringswet en de sociale zekerheid. Het is een voorzichtige inschatting, waarschuwt politiek econoom Geert Jennes, die de studie becijferde. ‘We hebben geen rekening gehouden met de staatsschuld. Bij het betalen van de rentelasten betaalt Vlaanderen als welvarende regio uiteraard meer dan Wallonië en Brussel. Als je die betaling erbij telt, kom je op een jaarlijkse factuur van ongeveer 12 miljard euro.’
André Decoster, welvaartseconoom aan de KU Leuven, vindt het zinloos om de transfers tussen de regio’s te berekenen. ‘De sociale zekerheid herverdeelt tussen personen, niet tussen regio’s. De transfers in ons land lopen van hoge naar lage inkomens, van werkenden naar werklozen en gepensioneerden, van gezond naar ziek en van hooggeschoold naar laaggeschoold. Een gezonde, werkende Vlaming draagt bij voor een zieke, werkloze Waal. Maar omgekeerd draagt een gezonde, werkende Waal ook bij voor een zieke, werkloze Vlaming. Een Franstalige en een Vlaming die hetzelfde loon hebben, dragen evenveel bij. Je kunt de transfers alleen berekenen als je vanuit een nationalistische logica redeneert.’
Ook in Franstalig België worden de transfers berekend, en de uitkomsten zijn niet sensationeel verschillend. Giuseppe Pagano, professor economie aan de universiteit van Bergen, schat dat de jaarlijkse transfer rond de 6 miljard euro ligt: 2 miljard via de financieringswet en 4 miljard via de sociale zekerheid. ‘In totaal is die transfer goed voor 1,5 procent van de volledige begroting. Dat is een smak geld, maar het is zeker niet uitzonderlijk. In Spanje circuleren soortgelijke bedragen tussen regio’s.’
‘De voornaamste oorzaak van de jaarlijkse transfer is de welvaartskloof tussen Vlaanderen en Wallonië’, zegt Pagano. ‘Het bruto nationaal product per inwoner ligt in Vlaanderen ongeveer een kwart hoger dan in Wallonië. Die kloof is flink gegroeid tijdens de economische crisis van de jaren zestig en zeventig, toen de mijnen en een groot deel van de zware industrie verloren gingen. Tegenwoordig wordt de kloof niet meer groter, maar verkleinen doet ze ook niet. Ik ben ervan overtuigd dat er zonder welvaartskloof geen transfers meer zouden zijn.’ Niet akkoord, reageert Jennes. ‘De transfers zijn ook een gevolg van politieke machtsverhoudingen die ervoor zorgen dat Wallonië en Brussel meer geld krijgen. Zolang Franstalig België armer is dan Vlaanderen hebben Franstalige politici alle baat bij een meer herverdelende sociale zekerheid en fiscaliteit.’
Dat er over de transfers stevig gedebatteerd wordt, vindt Pagano niet meer dan normaal. ‘Maar ik moet lachen als ik hoor dat de transfers een hangmat zouden zijn die de economische dynamiek in Franstalig België hindert. Wat heb je eraan om 6 miljard aan transfers te krijgen als je een leefloon van 600 euro hebt? Ik ken geen enkele Franstalige politicus die zich op de borst klopt omdat er geld van Vlaanderen naar Wallonië stroomt. Het eerste slachtoffer van die transfers zijn de Walen. Het is altijd beter om solidariteit te geven dan te krijgen.’
Over één aspect van de transfers zijn zowat alle economen het eens: het is een aflopend verhaal. Door de herfinanciering van het Brussels Gewest in de zesde staatshervorming zullen de transfers eerst licht toenemen, maar op lange termijn nemen ze af. ‘België is een land in evolutie’, zegt Jennes. ‘Naarmate het meer decentraliseert, zullen ook de geldstromen tussen de regio’s afnemen.’
Geen strijdpunt meer
De opvallendste vaststelling bij het tienjarige ‘jubileum’ van de N-VA-actie is dat de partij ondertussen bijna tien keer groter is en zowel in de federale als in de Vlaamse regering zit, maar dat het strijdpunt van toen volledig van de politieke agenda verdwenen is. Het federale regeerakkoord is ontdaan van communautaire hangijzers. De zesde staatshervorming zorgt er zelfs voor dat de transfers de komende jaren zullen toenemen, en de N-VA heeft aangekondigd dat ze die loyaal zal uitvoeren.
‘Het discours van de N-VA is de voorbije jaren geëvolueerd’, zegt politicoloog Dave Sinardet (VUB). ‘Van een klassiek nationalistisch discours is ze overgeschakeld op een meer socio-economisch discours. Vandaag is het Vlaams Belang de enige partij die nog een strijdpunt maakt van de transfers.’ Politicoloog Pascal Delwit vindt dat de Strépy-actie de N-VA parten heeft gespeeld. ‘De Franstalige partijen hebben de N-VA daardoor compleet onderschat. Toen de Franstalige partijen in 2010 voor het eerst met de N-VA praatten, gingen ze ervan uit dat de verschillen met de PS op communautair vlak lagen. Ze beseften niet dat er ook op socio-economisch vlak een grote kloof gaapte met het N-VA-programma. Dat heeft de onderhandelingen enorm bemoeilijkt.’
Vandaag zouden ze het niet meer doen, maar N-VA-woordvoerder Joachim Pohl- mann vindt de actie in Strépy nog altijd geslaagd. ‘We hebben de kwestie bespreekbaar gemaakt, ook aan de onderhandelingstafel. Zolang de onduidelijkheid over de transfers niet verdwijnt, zal het debat blijven.’ Ook voor De Zaeger is de discussie zeker niet begraven. ‘Het is onze vaste wil om daar nog werk van te maken. Bij een volgende staatshervorming moet de financieringswet weer op tafel komen.’
Conclusie: tien jaar na de actie bij Strépy is het enige tastbare resultaat de verkeersboete die de lokale politie uitschreef omdat de vrachtwagen met nepgeld foutief parkeerde. Alweer een minitransfer van Vlaanderen naar Wallonië.
DOOR JEROEN ZUALLAERT
‘We waren een kleine partij en slaagden er niet in om onze standpunten in de media te krijgen.’
‘Geen enkele Franstalige politicus klopt zich op de borst omdat er geld van Vlaanderen naar Wallonië stroomt.’