Nieuwe, ‘niet-geschilderde’ schilderijen van Joris Ghekiere.
Na het grote overzicht van zijn werk (2004-2008) bij De Bond in Brugge, overviel hem een gevoel van leegte. Hoe opnieuw beginnen? Door nuchter de balans op te maken. Joris Ghekiere (55) stelde ‘een wispelturigheid’ vast in zijn omgang met beelden. Dat kon hij voortaan misschien laten, vond hij. Drie ‘schema’s om met de werkelijkheid om te gaan’ – de basis voor heel wat in Brugge geëxposeerd schilderwerk – diepte hij verder uit. Er waren de ‘cam-portretten’ van meisjes, waarin hij verleiding, simulatie en de valstrik van de webcommunicatie had vervlochten. Voor een reeks ‘haartooien’ had hij zich gebaseerd op trouwkapsels, gevonden op het internet – de vrouwelijke modellen waren van achteren gefotografeerd, keken in hun eigen schaduw. Bruikbaar ook: patronen van behangpapier die een eindeloos uitdijend netwerk vormen, perspectivisch zo vervormd dat je erin verdwaalt.
Negen nieuwe schilderijen, geëxposeerd in de Antwerpse galerie Koraalberg, getuigen van de wil om meer geconcentreerde beelden te maken, geladen met suspense, als het goed is. Twee portretten komen bepaald obsederend over. Het ene is van een vrouw met een zwart netwerk in het gezicht, dat haar en de kijker het kijken belemmert. De tweede geportretteerde heeft lichtende witte gaten op de plaats van de ogen. Bij beide werken lijkt de verf met een zekere boosaardigheid van het doek weggeschraapt, en blijven er vale zones van een ziek roze en zwart over. Op twee andere schilderijen is alleen een soort versplinterend netwerk te zien, met takken die vanuit een kern van slecht wit licht vertrekken. Bij nog een duo wordt de blik een groot wit gat binnengezogen, als een radioactieve bron met concentrische kringen. Als dit abstracties zijn, dan zeker van een hallucinerende (on)werkelijkheid.
Een enkel schilderij laat kleurrijke, sensueel gemodelleerde curven zien. Ze lijken echter als schemeringen over het doek te bewegen, schraal in de verf, gespoten in plaats van geschilderd, en dan afgeveegd. Dat is dan ook Ghekieres opzet. Hij probeert om een schilderij er niet als schilderij te laten uitzien. Borstels neemt hij niet ter hand, zodat er ook geen toets is. Olie op doek, dat wel, behalve bij het grootste werk. Het ontstond ongeveer zo. Op een witgelakt houten paneel bracht hij een raster van piepschuim aan. Heel die plaat stond op een draaischijf, en draaide rond. Vanaf een stelling spoot hij er zilver over, licht in het midden, donkerder naar de zijkanten. Daarna vulde hij de lege zones binnen het raster op met verf, creëerde een trompe-l’oeileffect en haalde er het piepschuim af. Wat overbleef, was het beeld van een imploderend netwerk. Untitled zoals de rest, omdat het een ongeïdentificeerd object met een onzekere status betreft.
Jan Braet