Felice Gimondi en zijn epische rivaliteit met Eddy Merckx
Nu de Tour de France 2024 in volle gang is, duiken we nog eens in ons rijk sportarchief. Herlees hieronder de reportage over Felice Gimondi (artikel uit de Tourgids van 2015).
Precies 50 jaar geleden won voor het laatst een neoprof de Ronde van Frankrijk. Vergelijk het met een beginnend schrijver die voor zijn debuut de Nobelprijs krijgt. Die jonge renner heette Felice Gimondi. Iedereen dacht dat hij de beste van zijn tijd zou zijn, de heerser van zijn generatie. Toen kwam Eddy Merckx.
Het was begin juni 1965 een klein berichtje in de krant. Vlak voor de start van de Ronde van Frankrijk verving het Italiaanse Salvarani-team op de valreep de vaandelvluchtige helper Battista Babini door de jonge belofte Felice Gimondi.
Ook toen was het eerder uitzondering dan regel dat een neoprof mocht debuteren in een loodzware wedstrijd als de Tour. Maar Gimondi was een ‘oudere’ neoprof van 23. Hij was pas beroepsrenner geworden na de Olympische Spelen van 1964. In die tijd waren alleen amateurs toegelaten op de Spelen, en de beste jonge wielrenners tekenden pas een profcontract ná een olympische selectie. Vandaar dat zowel Eddy Merckx als Felice Gimondi in het voorjaar van 1965 wielerprof werd.
De twee waren geen onbekenden voor elkaar. Er bestaat een aandoenlijke foto van hen toen ze, tieners nog, in 1963 in Brussel de ‘Alsembergse Pijl’ betwistten. Die dag won Gimondi, voor Merckx. Een jaar later bekampten ze elkaar op het wereldkampioenschap voor liefhebbers in het Franse Sallanches. Gimondi was een van de favorieten: hij had pas de Ronde van de Toekomst gewonnen, de ‘kleine Tour’ voor liefhebbers. Het werd een memorabele wedstrijd, later zelfs uitgebreid in scène gezet in een stripverhaal over Eddy Merckx. In volle finale trok het duo Gimondi-Merckx in de tegenaanval. Tijdens die achtervolging op een groep vluchters ging Merckx zo hard door dat Gimondi moest lossen. Merckx kreeg de vluchtersgroep in het vizier, ging erop en erover, en won.
Felice Gimondi kreeg later dat jaar zijn kans op revanche: hij en Merckx waren de twee bekendste deelnemers aan de wegrit op de Olympische Spelen van Tokio 1964. U vindt de officiële documentaire over die Spelen nog altijd op YouTube, in kleur dan nog. De ultieme aanval van Eddy Merckx komt even in beeld, maar hij hield het niet vol tot op de streep. Gimondi ging hem achterna, en vervolgens won zijn landgenoot Mario Zanin goud in de sprint.
Voor de wielerliefhebber zijn het beelden vol weemoed. Wie goed kijkt, ziet plots Merckx naar boven klimmen, met Gimondi in het wiel. De twee jongens doen het al in de stijl die hen zou kenmerken in de jaren dat ze het profpeloton domineerden. Eddy Merckx stond al in Tokio en danseuse op de trappers, alsof klimmen hem geen moeite kostte en hij zich moest inhouden om niet aan te vallen. Felice Gimondi volgde, de armen wijd open, wroetend en duwend: a working class hero, en bij hem was dat geen pose. In zijn jeugd was het armtierige leven van de rauw-realistische film Ladri di biciclette (‘Fietsendieven’) niet ver weg. Zijn moeder werkte als een postbode, zijn vader als trucker, en ze hadden aanvankelijk geen geld voor een fiets voor hun zoon. Maar als wielrenner had hij een voorname allure, alsof hij adel uitstraalde, en klasse.
Nadien werd Eddy Merckx prof bij het Belgische Solo-team, Felice Gimondi bij het Italiaanse Salvarani. De wat oudere Italiaan verteerde de overstap beter dan de jonge Belg. Eddy Merckx maakte zijn debuut in een ondergesneeuwde Waalse Pijl. Hij haalde het einde niet, terwijl Gimondi de hele dag mee in de aanval was en zelfs tweede werd, na zijn ploegmaat Roberto Poggiali.
De don van het peloton
Een eendagskoers als de Waalse Pijl is natuurlijk niet te vergelijken met een drie wekende durende uitputtingsslag als de Tour de France. Het beloofde een open wedstrijd te worden. De ongenaakbare Jacques Anquetil, die tussen 1961 en 1964 vier keer op rij de Tour had gewonnen (en ook eens in 1957), was er niet bij.
Bij afwezigheid van Anquetil dacht heel Frankrijk dat Raymond Poulidor zou winnen, ook al omdat de buitenlandse tegenstand niet echt imponeerde. De Spanjaard Julio Jimenez was een behoorlijke klimmer, de Nederlander Jan Janssen en de Brit Tom Simpson waren degelijke renners. Felice Gimondi was in zijn eerste Ronde van Italië al derde geworden, maar daarom zag de Franse pers hem nog niet als een volwaardige outsider.
Vandaar dat Gimondi al tijdens de derde etappe, een zogenaamde vlakke overgangsrit van Roubaix naar Rouen, ongestoord zijn slag kon slaan. Hij ging mee in een groepje dat drie minuten pakte op het ‘peloton der favorieten’, won de rit en trok de gele trui aan. Alleen al dat dagsucces zou voor de gemiddelde (neo)prof volstaan om van een geslaagde Tour te spreken.
Gimondi verdedigde zijn trui tegen de gestage aanvallen van Raymond Poulidor. Zelfs op de Mont Ventoux beperkte hij het verlies. Daarna zag het Franse publiek wie de échte klasbak was, en wie een eeuwige uitdager zou blijven. In de cruciale laatste week van de Tour werd Felice Gimondi alleen maar sterker. In alle Alpenritten kwam hij aan vóór Raymond Poulidor. Hij won de cruciale klimtijdrit op de Mont Revard, én de afsluitende tijdrit in Versailles. In Parijs stond Felice Gimondi op het hoogste schavotje. Alwéér was Raymond Poulidor tweede. Gimondi smeerde hem de bijnaam aan waar hij nooit meer van zou afraken: de eeuwige tweede. Nooit zou Poulidor de Tour de France winnen. Nooit zou hij zelfs maar één dag de gele trui dragen.
En Felice Gimondi was al tijdens zijn eerste profjaar een van de patrons van het peloton. ‘Giulio’ werd hij genoemd, vanwege zijn gelijkenis met de christendemocraat Giulio Andreotti. Politicus Andreotti was niet van de macht af te brengen, Gimondi evenmin. Hij was nog een twintiger maar hij straalde ernst uit, hij had gezag en dwong respect af. Don Gimondi was zijn eretitel. Je zag het zo, toen de Tour de France in 1967 getroffen werd door een van haar grootste tragedies: de dood van Tom Simpson op de flanken van de Mont Ventoux. De dag nadien werd er voor de start van de rit Carpentras – Sète een minuut stilte in acht genomen. Er bestaat een iconische foto van een rouwend peloton, met daarop de Tourdirecteurs Jacques Goddet en Felix Lévitan, geletruidrager Roger Pingeon, de Britse ploeg met rouwband, én Felice Gimondi. In zijn trui van Italiaans kampioen is hij de waardige vertegenwoordiger van een treurende wielerfamilie.
De grote drie
Eddy Merckx was bij Peugeot een ploegmaat van Simpson, maar in 1967 kwam hij nog niet aan de start van de Tour. Zijn talent ontbolsterde zich wel in snel tempo – in 1966 had Merckx al zijn eerste Milaan-Sanremo gewonnen, een spectaculaire prestatie voor een tweedejaarsprof. Maar wat gezegd van Felice Gimondi? Die won datzelfde jaar zowel Parijs-Roubaix, Parijs-Brussel als de Ronde van Lombardije. In de Giro werd Gimondi ‘maar’ vijfde, maar hij won er wel zijn eerste bergrit. In 1967 won Felice Gimondi zijn eerste Ronde van Italië. In 1968 kwam daar zijn eerste Ronde van Spanje bij.
Nog voor Eddy Merckx ook maar één grote rittenkoers op zijn erelijst had geschreven, had Felice Gimondi de Tour, de Giro én de Vuelta gewonnen. Op dat moment was nog maar één renner er ooit in geslaagd om in zijn carrière alle drie de grote rondes op zijn naam te zetten: Jacques Anquetil. Anquetil had er elf profjaren voor nodig, Gimondi deed het in drieënhalf seizoenen. Nooit vergaarde een jonge renner sneller grote roem. En ook nadien deed niemand beter – Eddy Merckx, Bernard Hinault, Alberto Contador en Vicenzo Nibali hebben zich bij de eregalerij gevoegd, maar allemaal deden ze er langer over dan de jonge Italiaan met de brede glimlach en de droeve ogen.
Natuurlijk maakte Gimondi intussen ook de opstanding mee van het uitzonderlijke fenomeen Merckx. Maar aanvankelijk waren de twee generatiegenoten elkaar waard. Meer dan eens was Gimondi de Belg te slim af. Hij flikte het bijvoorbeeld in de Ronde van Lombardije van 1966. De kopgroep die dat jaar de wielerbaan van Como binnenreed, bestond uit de crème van het peloton: Raymond Poulidor en Jacques Anquetil waren erbij, Michele Dancelli, de ploegmaats Vittorio Adorni en Felice Gimondi, en de jonge en zegehongerige Eddy Merckx. Merckx nam een dom risico door aan de onderkant van de baan iedereen voorbij te willen snellen. Hij moest in de remmen, weer optrekken en opnieuw sprinten. Op de streep bleef Gimondi hem een half wiel voor.
Het kwam na de aankomst tot een felle woordenwisseling tussen Jan Cornand, de verslaggever van Het Volk, en Eddy Merckx.
Cornand: ‘Ge hebt gesprint zoals de eerste de beste beginneling.’
Merckx: ‘Wat had ik dan wel moeten doen?’
Cornand: ‘Netjes in het wiel van Gimondi blijven en hem dan zonder risico verslaan. Je was de rapste, de beste en de friste.’
In de Ronde van Vlaanderen 1967 had Merckx het weer vlaggen. Het lag deels aan hemzelf, want de donderdag voordien had Merckx zo nodig nog een zwaar achtervolgingsprogramma gereden in het Antwerpse Sportpaleis. Oké, het was een prestigieuze overwinning geworden op Jacques Anquetil, Peter Post en Tom Simpson, maar natuurlijk stond Merckx drie dagen later niet helemaal fris aan de start van de Ronde van Vlaanderen. Toch zat hij in volle finale in de kopgroep, opnieuw met Felice Gimondi en een van diens ploegmaats, Dino Zandegu. Tot die dag stond Zandegu meer in de belangstelling vanwege zijn gitaarspel en zijn zangtalent dan vanwege zijn sportieve prestaties. In de Ronde van Vlaanderen demarreerden Gimondi en Zandegu om beurten. Tot Zandegu ontsnapte, Merckx bleef zitten, en Gimondi in het wiel van Merckx bleef hangen. Dino Zandegu won, Felice Gimondi deelde opnieuw mee in de triomf.
Maar ook Merckx liet staaltjes van zijn kunnen zien. In Milaan-Sanremo 1967 was hij nog vóór de Poggio ontsnapt, samen met Gianna Motta. Vlak bij de beruchte ‘fontein’ van Sanremo haalden Felice Gimondi en Franco Bitossi hen bij. De ene Belg moest opboksen tegen de beste drie Italianen van het moment. Merckx zette van érg ver de sprint in, een machtig nummer dat hij tot verbijstering van de tifosi 400 meter lang volhield. Hij won zijn tweede Primavera op rij.
Zo begon Felice Gimondi te wennen aan de grote frustratie van zijn leven. Fysiek en mentaal had hij álles om de nieuwe Fausto Coppi te worden, mogelijk een betere Gino Bartali. Hij trainde als een gek en leefde als een monnik. Hij deed er alles voor, en toch was er niets aan te doen: Eddy Merckx was beter en sterker.
Giro van ’69
Amper één maand nadat Gimondi geschiedenis schreef door met de Vuelta zijn derde grote ronde te winnen, was Eddy Merckx op slag een levende legende. Zijn bekroonde bergrit naar Tre Cime Lavaredo is een van die ultieme momenten van de wielersport. In regen en sneeuw, in onweer en hagelstormen reed Eddy Merckx alle concurrenten op vier minuten, en Gimondi, tot dan de beste ronderenner van zijn generatie, zelfs op zes minuten. ‘Una tappa mitica’ prevelde Vittorio Adorni aan de aankomst. Gimondi huilde en verontschuldigde zich voor het Italiaanse publiek. La Gazzetta Della Sport boog het hoofd en kopte: ‘Sua Majestade Merckx’.
Vanaf die dag moest Gimondi de heerschappij van Merckx ondergaan, meestal als getuige op de eerste rij. Zo maakte hij mee hoe Merckx in 1969 de Ronde van Vlaanderen won door op zeventig kilometer van de aankomst alleen weg te springen, door regen en wind. Ploegleider Guillaume Driessens wilde hem intomen, maar Merckx riep terug: ‘Kust eens goed mijn kloten, gij.’ Gimondi reed als tweede binnen op vijf minuten, Marino Basso als derde op meer dan acht minuten, en Walter Godefroot op bijna een kwartier.
Dát zou het lot worden van Felice Gimondi. Tussen de Vuelta van 1968 en de zomer van 1973, alle topjaren van de ‘epoque Merckx’ lang, won hij geen belangrijke wedstrijd meer. Op het Italiaans kampioenschap na, waar Merckx natuurlijk niet aan de start stond.
Er is één uitzondering: Gimondi’s zege in de Giro van 1969. Tot halfweg die wedstrijd droeg Merckx de roze trui, tot hij in Savona op doping werd betrapt en de Giro moest verlaten. Tot vandaag houdt Merckx zijn onschuld staande en beweert hij dat hij geflikt werd. Bij de mogelijke boosdoeners viel toen al de naam van Salvarani, de sponsor van Gimondi. Een paar dagen voor de dopingaffaire had Gimondi’s Duitse ploegmaat Rudi Altig een fikse geldsom aan Merckx beloofd om de Giro níét te winnen. Merckx weigerde – volgens de voorstanders van de complottheorie heeft ‘men’ hem daarom geflikt. Philippe Brunel, de Italiëkenner van de Franse sportkrant L’Equipe, vond het bijvoorbeeld al te gortig dat Gimondi de geschorste en huilende Merckx in zijn hotelkamer kwam troosten: ‘Dit is niet meer de Giro. We zijn bij de Borgia’s beland.’ Maar Merckx kwam de intriges te boven. Felice Gimondi won weliswaar zijn tweede Giro, maar niemand die daar veel belang aan hechtte. Zeker niet omdat een Eddy Merckx een overtreffende trap van zichzelf werd in de Tour de France. Merckx wilde revanche voor het onrecht in de Giro, ook op Gimondi. Hij kreeg ze. Hij won de Pyreneeënrit naar Mourenx-ville-Nouvelle met bijna acht minuten voorsprong. Samen met Lucien Van Impe en Joaquim Agostinho kwam Felice Gimondi die dag meer dan veertien minuten later over de streep. Jacques Goddet schreef in L’Equipe: ‘Merckxissimo’. Alleen superlatieven en overdrijvingen volstonden nog.
‘Ik heb er jaren over moeten doen om te leren leven met het fenomeen-Merckx’, zei Gimondi. In 1970 klonk hij in zijn interviews haast pathetisch: ‘Stel dat Merckx tien jaar later was geboren. Hoe gelukkiger was ik dan vandaag niet geweest! Hij heeft alle denkbare aspecten van de complete renner. Zijn gebreken? Ik zou ze graag kennen, om er mijn voordeel uit te halen.’ Eddy Merckx bleef er van zijn kant bij dat Felice Gimondi met voorsprong zijn hardnekkigste tegenstander was (‘maar Luis Ocaña mijn gevaarlijkste’).
Waarnemers waren minder overtuigd. De Nederlandse journalist Jean Nelissen kreeg het op zijn heupen van de lijdzaamheid van Gimondi. ‘In tal van interviews kan men later lezen hoe Gimondi Merckx uitbundig prijst en zegt: “Hij is de grootste en de beste.” Dat is ook zo, maar dat hoeft men als tegenstander niet zo open en bloot te verkondigen, zodat de schijn wordt gewekt dat men niet meer in zichzelf gelooft.’
Anderen stelden vast dat Gimondi blijkbaar tevreden was met de positie van ‘eerste Italiaan’ in de wielersport. Zelfs de tifosi maakten genadeloze grapjes: ‘De aankomst van de Giro-etappe van vandaag is vastgesteld op halfvier voor Eddy Merckx en op vier uur voor Gimondi.’
Dat harde oordeel was bepaald onrechtvaardig, want tussen 1965 en 1976 behaalde Gimondi twaalf opeenvolgende jaren een toptienplaats in de Giro. In die tijd kwam hij vijf keer aan de start van de Tour de France, en zijn ‘slechtste’ resultaat daar was een zevende stek, in 1967 – dat jaar won hij wel twee ritten. Gimondi streed niet alleen mee in de grote rondes maar ook in alle klassiekers, van Milaan-Sanremo en de Ronde van Lombardije tot de Ronde van Vlaanderen, van Gent-Wevelgem tot Parijs-Brussel, van Parijs-Roubaix tot Luik-Bastenaken-Luik. Elk jaar opnieuw was hij een kwade klant op het wereldkampioenschap. In 1971 werd hij in Mendrisio tweede – na Merckx. Gimondi zou hem die dag geld hebben aangeboden. Dat kan best, maar hij heeft vooral zichzelf moeten pijnigen om als enige in Merckx’ spoor te blijven. ‘Op de klim van Rivazzano heb ik zo op mijn tanden gebeten om in zijn wiel te kunnen blijven dat ik veertien dagen lang last had van spiertrekkingen in mijn kaak.’
Tegen journalist Rik Van Walleghem zei Gimondi: ‘Uiteindelijk heb ik het zwarte beest Merckx uit mijn hoofd gezet en getracht enkele slagen te slaan.’ Enkele slagen is een understatement. Vanaf het moment dat er barstjes kwamen in het pantser van Merckx, sloeg Gimondi toe.
Waardig ouder worden
Er is veel voor te zeggen dat het werelduurrecord dat Eddy Merckx in oktober 1972 reed – en dat hij tot vandaag als het absolute hoogtepunt van zijn carrière beschouwt – ook het begin van het einde was. Na 1972 reed Merckx geen enkel ‘perfect’ seizoen meer. Ga maar na. In 1973 paste hij voor het eerst in vier jaar voor de Tour. Ter compensatie had hij zijn zinnen gezet op het WK op Montjuich, maar daar leed hij een pijnlijke nederlaag. In volle finale was hij alleen ontsnapt. Zijn ploegmaat Freddy Maertens haalde hem bij, met Felice Gimondi en thuisrijder Luis Ocaña in zijn spoor. Het kwam tot een sprint met vier, waarin de minst verwachte renner won. Niet Eddy Merckx, maar Felice Gimondi was wereldkampioen.
In 1974 won Eddy Merckx, onder meer door blessures, voor het eerst sinds zijn debuutjaar geen énkele voorjaarsklassieker. Dat jaar was Felice Gimondi de eerste die raak trof. In zijn regenboogtrui won hij Milaan-Sanremo, Merckx’ favoriete klassieker. Op de Poggio reed hij van de kop af Jos Huysmans en Marc Demeyer uit zijn wiel.
In 1975 verloor Eddy Merckx voor het eerst de Tour de France. Hij werd tweede, na Bernard Thévenet. Merckx verloor het geel in de Alpenrit naar Pra-Loup. Hij was ontsnapt, maar kreeg in de laatste kilometers van de korte slotklim een klop van de hamer. Sindsdien zijn foto’s waarop Thévenet Merckx bijbeent wereldberoemd. Nochtans was niet Bernard Thévenet maar Felice Gimondi de eerste renner die Merckx bijhaalde. Het is zelfs een merkwaardig beeld, zo beschreef radiojournalist Jan Wauters de foto van Gimondi en Merckx: ‘Gimondi komt er haast ontspannen naast rijden, en kijkt zo naar Merckx alsof hij niet begrijpt wat er gebeurt.’
In de Giro van 1976 was Merckx pas echt aan het einde van zijn Latijn. Het jaar voordien had hij op het Tourpodium uiteindelijk alleen Thévenet moeten laten voorgaan. Op de Puy de Dôme had hij bovendien een slag in de lever gekregen, en de laatste Tourweek reed hij met een gebroken kaak. In 1976 moest Merckx in de Giro niet één renner laten voorgaan, maar het kruim van het peloton. Hij werd ‘slechts’ achtste. Veel wielerliefhebbers menen nog altijd dat Merckx zijn zwanenzang beleefde in de Ronde van Frankrijk 1977, toen hij kraakte op weg naar Alpe d’Huez. Maar eigenlijk gebeurde dat al in de Giro van 1976, in een minder bekende maar even dramatische rit naar Torri del Vajolet. Weer was Jan Cornand erbij voor Het Volk. Vooraf al had hij zijn lezers gewaarschuwd voor een rit van amper 132 kilometer, maar wel met zes cols: ‘Dat betekent dat de renners praktisch van de ene naar de andere gegooid worden.’ Tijdens de rit was Cornand onder de indruk van wat hij zag: ‘De Vajolet was een nieuwe vondst van (Giro-organisator) Vincenzo Torriani. De eerste kilometers lopen over een vrij smalle, maar toch geasfalteerde weg. Dan komt het ineens allemaal samen: een wegdek van gestampte aarde en veel vinniger stijgingen. Zo vinnig dat ongeveer de helft van de auto’s het puffend en kokend lieten afweten. De motoren gaven het op tegen het stijgingsprocent en tegen de uitgelaten tifosi, die het passeren praktisch belemmerden.’ Daar, op die ‘eindeloze Vajolet’, eindigde het rijk van Eddy Merckx. Aan de aankomst hing hij uitgeput over zijn stuur, alsof hij een buiging maakte voor de nieuwe heersers. Zij het dat de Giro-winnaar geen nieuwe naam was van de jongere generatie, maar een oude bekende: Felice Gimondi won in 1976 op zijn 34e zijn derde Ronde van Italië.
Toen Eddy Merckx zo oud werd, was hij al een vol jaar renner-af. Waardig ouder worden: Felice Gimondi deed het voor het begrip bestond. Hij is altijd een grote mijnheer geweest en gebleven, il signore Gimondi.
DOOR WALTER PAULI