Het grootste lab van ’t Stad

MUZIKALE OPTOCHT moet de Turnhoutsebaan in een positief daglicht plaatsen.

De Antwerpse burgemeester Patrick Janssens (SP.A) heeft zijn politieke rentree niet gemist. Na de rellen in de Seefhoek eiste hij de oprichting van een gesloten repatriëringscentrum voor illegale drugsdealers. Zoveel is duidelijk: veiligheid in broeierige achterstandsbuurten wordt een cruciaal thema in de Antwerpse verkiezingscampagne. Ook de Turnhoutsebaan was dit jaar al meermaals het toneel voor ernstige rellen. Knack ging er, nou, shoppen – want daar dient de Turnhoutsebaan voor.

Chauffeur bij De Lijn een saaie job? Niet als je lijn toevallig over de Turnhoutsebaan in Borgerhout loopt. De avond van zaterdag 4 juni was het weer zover: rellen met allochtone autochtonen – want hoe noem je anders jongeren van Marokkaanse afkomst die in Borgerhout geboren en getogen zijn? Jongeren die zich voor de gelegenheid net iets te enthousiast met de culturele heimat hadden vereenzelvigd: Marokko had tegen alle verwachtingen in het veel sterker gewaande Algerije met 4-0 ingeblikt. Na de wedstrijd stroomden zo’n 200 jongeren uit theehuizen en rookbars om de winst te vieren. Hoe en waar de vlam precies in de pan sloeg, en of er aanstokers in het spel waren dan wel of er sprake was van spontaan hooliganisme, het zijn kwesties waarover nog altijd wordt nagekaart. Feit is dat De Lijn het moest ontgelden. Bussen en trams werden belaagd, een controleur kreeg klappen, alle ritten over de druk gefrequenteerde Turnhoutsebaan werden voor de rest van de avond opgeschort.

Het déjà vu bij de vervoersmaatschappij was groot. Ook op een warme woensdagavond eind april werden op de Turnhoutsebaan bussen en trams door voetbalsupporters bekogeld. Aanleiding toen: FC Barcelona had de finale van de Spaanse beker van Real Madrid verloren – een gebeurtenis waarvan de Antwerpse politie de wereldwijde impact duidelijk had onderschat. Tijdens onze omzwervingen op de Turnhoutsebaan zal in dat verband meermaals de factor Afellay worden aangehaald. Sinds de Nederlands-Marokkaanse sterspeler Ibrahim Afellay het shirt van Barça draagt, laait de passie in de theehuizen en rookbars gevaarlijk hoog op.

Verboden te roken

Ook op deze druilerige zondagmiddag wordt de dienstverlening van lijn 30 door een woelige menigte verstoord. Gelukkig vliegen er dit keer geen stenen of huisvuilzakken in het rond. Het rumoer, aangezwengeld door een Marokkaanse fanfare, klinkt ook niet onheilspellend. Toch staan de gezichten op de bus zorgelijk. Wat is er nu weer aan de hand? De argwaan verdwijnt wanneer een delegatie van de betogers opstapt, overduidelijk met vredelievende bedoelingen. Chauffeur en passagiers nemen de aangeboden bloemen dankbaar in ontvangst. Vijf minuten duurt het oponthoud. De bus wordt uitgewuifd, de cameraploeg van ATV schiet een slotbeeld, het sorry-gebaar is gesteld. De Turnhoutsebaan kan wel wat positieve pr verdragen. Al bij al waren de voetbalrellen vrij onschuldig, maar ze riepen kwalijke herinneringen op. Niemand is vergeten hoe hier op 26 november 2002 de ergste migrantenrellen uit de Antwerpse geschiedenis losbarstten, na de moord op de Marokkaanse islamleraar Mohamed Achrak door een 66-jarige Belg. Sindsdien heet de Turnhoutsebaan de heetste buurt van Antwerpen, de pijnplek van de multiculturele polis die de Scheldestad al lang is. ‘Dat imago wordt ook door de media opgedrongen’, zegt Marc De Neve, een van de goodwillambassadeurs. ‘Na de liquidatie van Osama bin Laden vond De Standaard het nodig een reporter naar de Turnhoutsebaan te sturen om reacties in de theehuizen te sprokkelen. “Het raakt ons wel, zei een van die jongeren, maar veel minder dan de dood van Michael Jackson. ” Kijk, dat vond ik een fantastisch antwoord. Want wat hadden ze wel gedacht? Dat het hier krioelt van de jihadisten?’

De Neve heeft zich niet laten afschrikken door dat imago. Een jaar geleden heeft hij op nummer 329 MilesTones geopend, een royaal behuisde gitaarwinkel die vermaard is om zijn assortiment wereldmuziekinstrumenten. De Turnhoutsebaan is een paradijs voor shoppers. Tweehonderd winkels op één kilometer, geprangd tussen de Carnotstraat en de Turnhoutsepoort. Behalve ukeleles vind je hier onder meer vogelspinnen, modeltreinen en professionele kappersstoelen. Specialisatie, het is de overlevingstechniek van de Belgische winkels die de autochtone stadsvlucht en de bijbehorende verpaupering hebben overleefd. Lege panden werden hoofdzakelijk door Marokkaanse handelaars ingepalmd. Hun klanten staan vaak voor moeilijke keuzes. Kruideniers, kebabtenten, theehuizen, visrestaurants, kappers, oriëntaalse modeboetieks en cadeauwinkels, van elke categorie telt de Turnhoutsebaan minstens een half dozijn op het eerste gezicht perfect inwisselbare neringen.

Nog niet zo lang geleden hadden ook waterpijprokers hier l’embarras du choix. Moumen Chenouf (41) van Al Mashrabia op nummer 24 schat het aantal Antwerpse shisha’s op een twintigtal, waarvan tien in de onmiddellijke buurt. Het cijfer is al verouderd terwijl hij het uitspreekt. De vier rookcafés op de Turnhoutsebaan werden eind juni door de politie gesloten omdat ze geen exploitatievergunning hadden. Eigenlijk hoort hij blij te zijn. Twee van zijn drie rechtstreekse concurrenten hebben er definitief de brui aan gegeven. De ene kreeg te horen dat zijn plafond te laag was, de andere zag op tegen de aanpassingswerken. De operatie kwam er immers vlak voor de invoering van het rookverbod voor de horeca. Wat een zware dobber is voor gewone cafés, klinkt als een doodvonnis voor etablissementen die paffen als corebusiness hebben. Toch heeft Chenouf alsnog zijn vergunning gekregen. Hij mag één derde van zijn zaak blijven uitbaten, mits hij een krachtig afzuigsysteem installeert en de nodige schermen optrekt tegen de levensbedreigende dampen.

Maar het vooruitzicht van een quasimonopolie stemt Chenouf niet vrolijk. We treffen hem aan in zijn tot bouwwerf herschapen bar. Het is een ruim pand, wel 40 meter diep, waarvan de eerste 25 door de nieuwe rookwet compleet overbodig zijn geworden. Dat zijn bar de grootste vestiaire van de Antwerpse horeca krijgt, hij kan de grap maar matig appreciëren. ‘Dit was de mooiste shisha van ’t Stad’, zegt hij mistroostig. ‘Alles zelf ingericht, zelfs het stucwerk in rotsreliëf heb ik eigenhandig gemaakt.’ Het moet inderdaad een gezellige keet zijn geweest. Aan het plafond hangen gesluierde lantaarns, her en der liggen opgerolde tapijten. Tafels en stoelen wijzen met de poten in de lucht, alsof ze zich hebben overgegeven toen de politie onverhoeds binnenviel. Chenouf gelooft er nog altijd niets van, dat het sluitingsbevel volledig los stond van de rellen na Marokko-Algerije, zoals burgemeester Janssens verklaarde. Dat het dus geen represaille was, ook al reden de shishabars over de tong als de voornaamste verzamelplaats voor hooligans. De bloemenactie bij de bushalte van De Lijn? ‘Ik heb mijn kat gestuurd’, zegt hij fel. ‘Waarom moeten Marokkanen zich altijd collectief excuseren voor het wangedrag van enkelingen?’ Dat het sorry-gebaar evenzeer door ‘Belgen’ als ‘Marokkanen’ werd gedragen, het is een tegenwerping die hem niet van zijn à propos brengt. Chenouf heeft de wij-zij-bril opgezet, een optisch hulpstuk dat een gepolariseerd wereldbeeld op het netvlies tovert. Dat de nieuwe rookwet geen uitzondering voor shisha’s maakt, het is alweer een bewijs van het totale misprijzen van die anderen. ‘De waterpijp is Marokkaans erfgoed’, betoogt hij hartstochtelijk. ‘Het betekent voor ons evenveel als bier voor de Belgen. Shisha is bovendien een sociaal gebeuren, het brengt de gemeenschappen dichter bij elkaar. Want we zagen niet alleen jongeren uit de buurt, er kwamen ook studenten over de vloer, zelfs meisjes. Het lijkt wel alsof ze de Marokkaanse middenstand willen kapotmaken. Eerst moesten de telefoonwinkels en internetcafés eraan geloven, dan kwamen er maatregelen tegen nachtwinkels, en nu zijn de shishabars aan de beurt. Wie wordt het volgende slachtoffer? Als morgen een Belg klaagt dat het op zijn balkon naar vis ruikt, doen ze alle Marokkaanse visrestaurants dicht.’

Hij prikt gaatjes in de aluminiumfolie, legt er een gloeiend kooltje bovenop. Zo stook je dus een waterpijp. Chenoufs verbittering zit diep, zo blijkt uit de beknopte autobiografie die hij onder het roken opdist. Op de lagere school was hij een uitblinker, het lag voor de hand dat hij op de rijksmiddenschool ASO ging volgen. ‘Ik was dol op algebra’, zegt hij. ‘Dat je negatieve getallen kunt optellen, dat je kunt rekenen met factoren, voor mij was het een openbaring. Wist je dat algebra een Arabisch woord is? Het zijn de Arabieren die aan de basis van de wiskunde liggen.’ Lang duurde de openbaring niet. De directeur nam zijn ongeletterde vader apart. Moumen zou beter beroepsonderwijs volgen. Bouwvakker worden, dan kon hij veel centjes verdienen voor de familie. Een week later zat Moumen op een andere school, waar hem de kunst van het metselen werd bijgebracht. ‘Mijn schooltijd is een fiasco geworden’, zegt hij. ‘Ik heb me pas rond mijn twintigste herpakt. Via het tweedekansonderwijs heb ik toch nog een ASO- diploma behaald, nadien ben ik in Leuven Arabische filologie gaan studeren.’

Vuile openbare werken!

Voorstad vzw is de middenstandsvereniging van de Turnhoutsebaan. Niet alle handelaars hebben een lidkaart. Moumen Chenouf, bijvoorbeeld, sprak smalend van een Belgisch clubje, een bende halve racisten die het kortwieken van de shishabars toejuichen. ‘Dat klopt’, zegt voorzitter Alain Herremans. ‘We zitten daarmee op dezelfde golflengte als Unizo Antwerpen: we zijn gekant tegen imagoverlagende activiteiten in onze straat, net zoals we gekant zijn tegen theehuizen of handelszaken die zich als vzw vermommen. Dat is niet eerlijk tegenover bonafide middenstanders die btw betalen en de regels van de sociale wetgeving respecteren.’ Het is kort door de bocht hem daarom als halve racist te bestempelen. Alain Herremans blijkt overigens de coauteur van een wervend traktaat dat tijdens de vreedzame buskaping werd verspreid. In de tekst wordt de Turnhoutsebaan als laboratorium voor de multiculturele stad opgehemeld. Voorstad vzw is bovendien de motor achter Borgerrio, een eendaags zomerfestival waarin de diversiteit van de winkelstraat dik in de verf wordt gezet. Toch valt niet te ontkennen dat de middenstandsvereniging een Belgisch onderonsje is. ‘Ongewild’, zegt de voorzitter. ‘We hebben onze Marokkaanse buren al op vergaderingen uitgenodigd, maar ze sturen hun kat. Het is geen slechte wil, het heeft met verschil in vergadercultuur te maken. Als ik bij Marokkaanse winkels langsloop of de handelaars op straat aanspreek, luisteren ze wel.’

Herremans kan het mooi formuleren. Als hij zijn roze bril opzet en over de Turnhoutsebaan loopt, overvalt hem vanzelf een vakantiegevoel. ‘De hele wereld passeert voor mijn deur’, zegt hij. ‘De winkels zijn hoofdzakelijk Belgisch en Marokkaans, maar het straatbeeld is internationaal.’ Uiteraard is zijn voluntarisme niet gespeend van eigenbelang. Herremans heeft met zijn echtgenote al 25 jaar kinderspeciaalzaak Kitty op nummer 104. Tientallen Belgische winkels heeft hij in die periode zien verdwijnen, maar zelf heeft hij nooit aan stoppen of verhuizen gedacht. ‘We hebben nochtans moeilijke periodes gekend’, zegt hij – en dan heeft hij het niet over voetbalrellen. ‘Openbare werken zijn een veel grotere strop. Daar hebben we ons part gekregen, na de heraanleg van de Turnhoutsebaan in 1996 is het in feite niet meer gestopt. We hebben nog maar pas de werken aan de Carnotstraat uitgezweet. Anderhalf jaar hebben die geduurd, veel langer dan gepland. Onze omzet is in die periode met 30 procent gedaald.’ Buiten scheurt een bulderkar voorbij. Het is middag, laagvliegers hebben vrije baan. Straks, tijdens de avondspits, wordt het weer bumperkleven op de Turnhoutsebaan. Zo mag Herremans het verkeer graag zien: druk en traag. ‘Want dan hebben ze alle tijd van de wereld om onze etalages te bestuderen.’

Hij heeft er een goed oog op: de Turnhoutsebaan zit in de lift. De leegstand is onder controle, de gestage stijging van de huurprijzen wijst trouwens op een gezonde interesse voor winkelpanden. Zelfs de recente voetbalrellen kunnen zijn optimisme niet temperen. ‘Niet te vergelijken met de rellen na de moord op Achrak’, zegt hij daarover. ‘Toen zwaaide de AEL van Dyab Abou Jahjah hier de plak en stonden de gemeenschappen lijnrecht tegenover elkaar. Dit keer hebben Marokkanen en Belgen het geweld unaniem veroordeeld. De rellen hebben ons zelfs dichter bij elkaar gebracht.’

Zijn boodschap is aan de buren van nummer 98 niet besteed. Hun etalage is er een van dertien in een dozijn, maar wat een naambord. Menige Nederlander is al op de rem gaan staan om er een foto van te maken. De Oude Pik – ze liggen boven de Moerdijk voor minder in een deuk. Nochtans is de naam nog niet zo gek voor een ijzerwinkel. Toen de zaak in 1896 werd gesticht, was het voorwerp van de Hollandse spotlust een onmisbaar instrument bij het oogsten. Pikken worden er niet meer verkocht, sloten en brandkasten zijn tegenwoordig de specialiteit van het huis dat de voorbije 40 jaar door René De Kock en Rachel Verbruggen werd gerund. Hoe de zaken gaan? ‘Slecht’, zegt René vlakaf. ‘De omzet van de winkel is in tien jaar met de helft gedaald. Gelukkig hebben we ook een groothandel in sloten, anders konden we de boeken wel sluiten. Het probleem is de verpaupering van de buurt. Niet dat we geen vreemdelingen in de winkel zien, integendeel. Het is dat ze op hun centen zitten. Ze pingelen, komen uitleg vragen om dan op een ander te gaan in de hoop een euro profijt te doen. Ze snappen niet dat wij geen Chinese rommel, maar uitsluitend professionele kwaliteit verkopen. Ik weet het, mijn buurman laat vast een ander geluid horen. Wat moet hij ook anders, als woordvoerder van Voorstad? Maar Alain heeft ook makkelijk praten, als handelaar in babyspullen zit hij hier gebeiteld. Als er één ding is waar vreemdelingen goed in zijn, dan is het in baby’s maken.’

Ook hier moeten we waarschuwen voor al te snelle conclusies. René De Kock spreekt een aardig mondje Berbers en Arabisch, twee van de elf talen die hij heeft geleerd om zijn klanten te woord te staan. Behalve de gebruikelijke plichtplegingen houdt hij enkele formules paraat om discussies in zijn voordeel te beslechten. In het Berbers: ‘Ik ben niet zot, hè’. In het Arabisch: ‘Gij zijt nen ambetanterik.’ ‘Met de eerste generatie heb ik geen enkel probleem’, zegt hij, de logische gevolgtrekking over andere generaties aan ons overlatend. ‘Die mannen komen mij de hand schudden als ik ze op straat tegenkom.’ Zijn vrouw Rachel beheerst geen elf talen, maar haar Antwerps is loepzuiver. Haar relaas van de voorbije 40 jaar op de Turnhoutsebaan klinkt als een langgerekt requiem. Wat is er geworden van deze volkse winkelstraat? De modeboetieks, de spekslagers, de cafés, de cadeauwinkel waar half Antwerpen zijn huwelijkslijst kwam leggen? Een hele middenstandswereld is verdwenen, met cliënten en al. In de plaats kwamen winkels met vreemde namen en exotische producten waar Rachel geen boodschap aan heeft. ‘Vroeger woonden ze alleen in de zijstraten,’ zegt ze, ‘de flatgebouwen op de Turnhoutsebaan waren voor onze gepensioneerden. Maar de laatste jaren worden ook die ingepalmd. Ik merk het aan de ramen. Bij de Belgen zien die er netjes uit. Als ik nu omhoog kijk, zie ik meer en meer slonzige gordijnen.’

‘Er gaan faillissementen van komen’

We verlaten De Oude Pik met een restauranttip: het Reuzenhof op nummer 73, het enige adres op de Turnhoutsebaan waar je volgens René nog fatsoenlijk kunt eten. De Marokkaanse visrestaurants, daar had hij niets verloren. ‘Ik ben een liefhebber van de mediterrane keuken,’ vertrouwde hij ons toe, ‘maar bij vis wil ik een glas witte wijn. Dat die mannen van hun godsdienst niet mogen drinken, dat is hun zaak. Maar waar gaat het naartoe als ze mij als Belg in mijn eigen land verbieden om een chablis bij mijn vis te drinken?’ We laten het Reuzenhof toch maar links liggen en trekken verder naar Snack Roma op nummer 295. Ook zonder chablis smaakt de visschotel uitstekend. Negen euro voor een portie tongfilet met een royale salade, een betere deal vind je niet in ’t Stad. Ahmed Elfatimi, een kalende man met een snorretje, was al 45 toen hij hier zeven jaar geleden neerstreek. Na een vlakke loopbaan als ongeschoolde arbeider begon hij een kebabzaak. Weinig origineel, net zoals de naamgeving. De helft van handelszaken op de Turnhoutsebaan voert het woord Roma in het schild, een verwijzing naar de door vrijwilligers gerenoveerde bioscoop die de buurt een nieuw elan heeft gegeven. Wel origineel was zijn idee om de satés in zijn koeltoog te vervangen door lekkers uit de Middellandse Zee. Zijn voorbeeld heeft furore gemaakt: de Turnhoutsebaan telt al zeven Marokkaanse restaurants waar de sardines, tongen, inktvissen, gamba’s en zwaardvissen liggen te glinsteren in het ijs. Het concept is eenvoudig: de klant wijst de gewenste zeevruchten aan, vijf minuten later worden ze dampend en wel geserveerd. Lekker, snel en goedkoop, de formule slaat aan bij Oude en Nieuwe Belgen. Toch is het potentieel niet onbeperkt. ‘Er gaan faillissementen van komen’, voorspelt Elfatimi. ‘We zijn met veel te veel. Op deze baan is plaats voor twee of drie visrestaurants.’

Copycats, Laila Harchi weet er alles van. Naar eigen zeggen was Dar L’Kaftan op nummer 81 de allereerste oriëntaalse boetiek op de baan. Intussen struikel je hier zowat over de Marokkaanse modewinkels. ‘Dat is het probleem met Berbers’, zegt Harchi, die geen twijfel duldt over haar Arabische pedigree. ‘Ze hebben geen greintje fantasie. Als iemand in de buurt een fris idee heeft, pikken ze het meteen in. Ach, ik maak me er niet druk om. Deze zaak is in heel Vlaanderen bekend, zelfs vanuit Rijsel komen ze hier hun bruidskledij kopen. Mijn klanten weten wat kwaliteit is.’ Op de toonbank ligt een stapel glossy’s, het bewijs dat ze de Marokkaanse mode op de voet volgt. Marrakech, zo blijkt, is de draaischijf van de Marokkaanse mode, het betere naai- en stikwerk gebeurt dan weer in Rabat. Harchi’s specialiteit zijn tachita’s, bruidsjurken die tussen de 150 en de 900 euro kosten. Achteraan in de winkel, waar een openstaande kluis een verleden in de financiële sector laat vermoeden, staan de tronen. Barokke pièces montées zijn het, afgewerkt met pluche en krullend smeedwerk. ‘Volledig demonteerbaar’, zegt Harchi. ‘Te huur vanaf 400 euro voor een weekend. Geen bruidsfeest zonder troon, het is de plek waar de bruid zich opmaakt en cadeaus krijgt.’

Harchi is eigenlijk een Française, ze is tien jaar geleden met haar ouders uit Lyon naar Antwerpen verkast. Het is geen excuus voor het feit dat ze kreupel Nederlands spreekt, wel een verzachtende omstandigheid. Maar misschien ligt het ook aan haar gesprekspartners: Nederlands oefent ze alleen met berbervrouwen die Arabisch noch Frans kennen. Berbers mogen dan haar beste klanten zijn, veel goeds kan ze er niet over vertellen. ‘In 2005 ben ik van Antwerpen Zuid naar de Turnhoutsebaan verhuisd’, zegt ze. ‘Ik was verbaasd over de achterlijke mentaliteit van de Berbers in Borgerhout. In Frankrijk of Marokko doen vrouwen wat ze willen. Ze roken, ze drinken, niemand maalt erom. Hier dragen alle vrouwen een hoofddoek en zit iedereen elkaar te beloeren.’ Over de voetbalrellen heeft ze uitgesproken ideeën. Typisch Berbers, Arabische jongeren doen zoiets niet.

We lopen naar onze auto. Richting Turnhoutsepoort, de toegang voor de Kempense boeren die zich als eersten in Borgerhout zijn komen vestigen, in de schaduw van de stad waar ze geen verblijfsrecht genoten, maar wel hun producten konden slijten. De oorlog tussen de slagers van Borgerhout en die van Antwerpen, er zijn smakelijke anekdotes over te vertellen. Mettertijd ontwikkelde Borgerhout zich van een gehucht van Deurne tot de dichtstbevolkte buitenwijk van Antwerpen. Sinds de monsterfusie van 1983 hoort dit alles bij de grote stad, maar het particularisme is daarmee niet dood. In september gaat de Reuzekensstoet uit, de jaarlijkse consecratie van de Borgerhoutse identiteit die zelfs Hendrik Conscience wist te inspireren. De grote volksschrijver woonde op de Turnhoutsebaan toen hij Nederlandse les gaf aan de kinderen van de Britse kolonie die rond linnenfabriek William Wood was ontstaan. Fortuinzoekers, net zoals de eenzame mannen die godganse dagen in theehuizen zitten en zwijgend naar Arabische satellietzenders kijken. Ook wij hebben het mysterie niet opgelost dat door verscheidene Belgische middenstanders te berde werd gebracht: hoe overleven Marokkaanse cafés met hun omzet van twee theetjes en één watertje per uur? Misschien is de vraag ongepast. Wederzijdse terughoudendheid, een voorwaarde voor het samenleven in de multiculturele stad. We nemen ons voor de Reuzekensstoet niet te missen. Voor het eerst lopen er Marokkaanse en Afrikaanse giganten in mee. Het komt wel goed met de Turnhoutsebaan.

DOOR ERIK RASPOET / FOTO’S BART VAN DER MOEREN

Dat de nieuwe rookwet geen uitzondering voor shisha’s maakt, het is alweer een bewijs van het totale misprijzen van die anderen. ‘Dit keer hebben Marokkanen en Belgen het geweld unaniem veroordeeld. De rellen hebben ons zelfs dichter bij elkaar gebracht.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content