‘Het geheim van de nv N-VA’

© Sander de Wilde / imagedesk

Het is een ongeziene prestatie in de politieke geschiedenis van dit land: zeven keer op rij won de N-VA elke verkiezing. In het begin gebeurde dat nog met kartelpartner CD&V, sinds 2008 op eigen kracht. Hoe kon de N-VA zo snel uitgroeien van ‘de eenmanspartij van Geert Bourgeois’ tot ‘het gele fabriekje’? Een blik achter de schermen.

Drie dagen na de verkiezingen. Het is opvallend stil op het hoofdkwartier van de N-VA in Brussel. Niets wijst erop dat de partij het weekend voordien als een gele tsunami over Vlaanderen raasde en zondagavond 25 mei afklokte op 32 procent van de stemmen. Dat is niet meer gezien sinds de hoogtijdagen van de CVP, zo’n dertig jaar geleden.

Terwijl Bart De Wever vijfhonderd meter verderop in het parlement zijn eerste verkennende gesprekken als informateur voert, zitten enkele tientallen N-VA-personeelsleden in de luwte te bekomen, tussen de epiloog van de verkiezingen en de proloog van de regeringsformatie.

Het huidige hoofdkwartier verschilt behoorlijk van dat van de Volksunie op Barricadeplein. Zo rommelig en slonzig als het toen was, zo clean en eigentijds oogt het huidige hoofdkantoor van de Vlaams-nationalisten in… de Koningsstraat. Geen Vlaamse Leeuw te bekennen – of toch eentje: in een hoek van het bureau van de voorzitter, dat voor het overige opvallend leeg is. Wel verse lelies op zijn bureau. Gele.

Voor hij journalist bij De Standaard werd, heeft Pol Van Den Driessche de oude Volksunie nog meegemaakt, als medewerker van het partijblad Wij en woordvoerder van Hugo Schiltz. Vandaag werkt hij voor de N-VA-communicatiecel. ‘De Volksunie dreef op het talent van een paar enkelingen: het politieke doorzicht van Hugo Schiltz, de intelligentie van Frans Baert, de organisatorische kracht van Toon Van Overstraeten. Verder werd de partij gedragen door vrijwilligers, met twee voeten in de Vlaamse Beweging. Ook al was de Volksunie een relatief jonge partij, het was toch vooral een partij waarbij het verleden zwaar doorwoog. De IJzertoren bleef belangrijk.’

Het is een fundamenteel verschil met de partij die zich als de legitieme opvolger van de Volksunie beschouwt. Van Den Driessche: ‘De N-VA heeft bewust met het verleden gebroken. Het is een nieuwe partij die bestuurd wordt door een jonge generatie. Bijna alle belangrijke N-VA’ers zijn dertigers en jonge veertigers, met mijn 55 ben ik een oude kerel in dat gezelschap. Dat kenmerkt elk aspect van de organisatie: er is geen ballast van “ooit was het zus of zo”. Men heeft een moderne partij gemaakt, naar eigen inzichten en karakter. Heel professioneel. Uiterst rechtlijnig. Ook in de eigen organisatie.’

Hoe een dubbeltje rollen kan. Bij het uiteenspatten van de Volksunie waren er drie groepen. Ten eerste de Toekomstgroep (later Spirit) van Bert Anciaux, die een kartel aanging met de SP.A en daar vervolgens in oploste. Ten tweede Niet Splitsen van Johan Sauwens, waarvan de leden nadien enigszins paradoxaal echt overal belandden. En ten slotte Vlaams Nationaal van Geert Bourgeois, dat als N-VA verder wilde als zelfstandige, radicale(re) Vlaams-nationalistische partij. Omdat de N-VA na een ledenenquête de grootste groep bleek, kreeg zij uit de VU-erfenis het partijgebouw op het Barricadeplein. Op dat moment kon ze het belang van dat vastgoed voor haar voortbestaan nauwelijks inschatten.

De verkiezingen van 2003 werden ei zo na een ramp: alleen Geert Bourgeois werd verkozen, in West-Vlaanderen. Geen enkele andere N-VA-lijst kwam in de buurt van de kiesdrempel van vijf procent. De ex-VU’ers die onderdak hadden gevonden bij alle andere partijen – SP.A, CD&V, Open VLD en zelfs Groen – bekeken het met enige meewarigheid, in het beste geval met wat sympathie. Maar omdat ze nog een klein maar vast restant van het electoraat ‘in portefeuille’ hadden, voerde zowel VLD als CD&V kartelgesprekken met de N-VA. Uiteindelijk gingen ze in februari 2004 met Yves Leterme het ‘Vlaamse kartel’ aan. Die ‘fase 1’ van het succesverhaal zou duren tot 2008.

Geen geld

Maar dat schept natuurlijk een band. De ‘kern-N-VA’ers’, die nog aan de knoppen zitten van de grootste partij van het land, van ‘le nouveau CVP’, zoals hier en daar gegrinnikt wordt, bevonden zich goed tien jaar geleden in de positie van PVDA+, LDD of Rossem vandaag: vrij marginale outcasts met weinig politieke toekomst. Bart De Wever en zijn Antwerpse vrienden hoorden daarbij – Liesbeth Homans, Piet De Zaeger – maar ook Ben Weyts, Theo Francken en wat oudere ex-VU’ers als Frieda Brepoels en Jan Peumans. Dat heeft hen geleerd dat de weg van het compromis níét de kortste weg naar het succes hoeft te zijn. Dat is de kern van de N-VA: de gedeelde ervaring van ooit samen het risico te hebben genomen om de politieke overtuiging te laten voorgaan op de comfortabele zekerheid van regeringsdeelname.

En die overtuiging bracht ook een persoonlijke financiële inlevering mee. In de zomer van 2003 werden de meeste vaste medewerkers ontslagen, het oude VU-hoofdkwartier op het Barricadeplein werd verkocht. De Zaeger: ‘Uit financiële noodzaak, want we hadden anders geen geld.’ De overblijvers kochten een klein pand in de Liefdadigheidsstraat, en noemden het De Barricade, als aandenken aan hun roots. De partij had toen amper acht betaalde personeelsleden. De Zaeger: ‘Voor alle besprekingen met onze kartelpartner moesten we toen vaak naar het nieuwe partijhoofdkwartier van CD&V in de Wetstraat gaan. Dat gebouw telde acht verdiepingen. (lacht) Het geeft een goed beeld van de krachtsverhoudingen toen.’

Toen de N-VA na het verkiezingssucces van 2009 groter werd, verkocht de partij het kleine pand (De Zaeger, een beetje trots: ‘Met een meerwaarde van meer dan een half miljoen euro’) en trok ze naar een kantoorgebouw in de Brusselse Koningsstraat, vlak bij Kamer en Senaat en het Vlaams Parlement. Daar werd eerst één, al snel twee, en sinds de recente campagne drie verdiepingen gehuurd. In de partijtaal heet ook die nieuwe locatie De Barricade. Uit gewoonte, en omdat de naam ook symbool staat voor de onverzettelijkheid van dit deel van de Vlaamse Beweging: tot hier en niet verder. En met een vette knipoog naar de oorspronkelijke ‘barricaden’, die in 1830 opgeworpen waren door de Belgische onafhankelijkheidsstrijders tegen de Nederlanders.

Geen Mexicaans leger

Dat wat anonieme gebouw is het kloppende hart van de Belgische politiek. De N-VA groeit niet alleen snel, ze is ook al stevig ingeplant, en blijkt allesbehalve een eendagsvlieg. Maar dat brengt ook groeipijnen mee, en vermoeidheid. Maar niemand bij de N-VA die klaagt. Succes trekt succes aan. De eerste sollicitatiebrieven vallen in de brievenbus en de mailbox. Iemand biedt zich aan als chauffeur van een van de mogelijke nieuwe N-VA-ministers. ‘Een beetje voorbarig’, zegt De Zaeger zuinig, maar uit de eigen wervingsreserve van meer dan 2000 kandidaten werden de besten wel weer aangeschreven met de vraag of ze nog altijd kandidaat zijn. De Zaeger: ‘Alle aanwervingen, ook de parlementaire medewerkers, ondergaan de centrale aanwervingsprocedure van het selectiebureau MenT uit Berchem. Het bureau doet de eerste screenings en interviews, en stuurt de beste kandidaten door naar hier.’

Afstamming uit een traditioneel Vlaams-nationalistisch nest is geen voorwaarde. ‘We vragen alleen dat wie solliciteert zich kan identificeren met ons gedachtegoed’, zegt De Zaeger. ‘Dat lijkt me evident. En veel hangt af van de functie waarvoor men solliciteert. Van een ICT’er verwacht ik niet dat hij de zesde staatshervorming tot in de details kan uitleggen.’ Maar het blijft een hardnekkig misverstand, geeft hij toe. ‘In 2010 vroeg een journalist van VTM ons of elke kandidaat in staat moest zijn om De Vlaamse Leeuw te zingen. Natuurlijk niet, maar die journalist, Philippe Beirnaerts, is intussen de Antwerpse woordvoerder van Bart De Wever. Ik moet hem dringend vragen hoe het met zijn kennis van De Vlaamse Leeuw gesteld is.’ (lacht)

Basisdemocratie, het is volgens Piet De Zaeger het geheim van het N-VA-succes. Hij verwijst naar het druk bijgewoonde ledencongres in Antwerpen op 31 januari, waar meer dan 4000 leden drie dagen lang meediscussieerden over het verkiezingsprogramma. ‘Wat onze basis daar heeft beslist, wordt nadien heel gedisciplineerd en eenduidig uitgevoerd door de partijtop. Maar die neemt dan wel de leiding, en wijst onze basis de weg.’ Zo werden al in februari alle kandidaten gebrieft: niet alleen over de politieke prioriteiten van de partij, maar ook over hoe groot hun persoonlijke campagnebudgetten waren, welke stijl en slogans ze mochten gebruiken enzovoort. ‘Om te voorkomen dat we voor 25 mei een Mexicaans leger over Vlaanderen zouden uitsturen dat alle kanten zou opgaan.’

Geen goesting

Discipline is er op alle niveaus. Op het eerste gezicht lijkt het alsof de N-VA keer op keer uitpakt met varianten van hetzelfde succesrecept, maar dat is niet zo. Zo is de partij in alle discretie veranderd van reclamebureau. Sinds 2004 werkte ze samen met DVN van Georges Van Nevel. Dat bureau zorgde er bijvoorbeeld voor dat N-VA ook als kartelpartner een eigen identiteit behield, wat erg geapprecieerd werd. De Zaeger: ‘Maar de creatieve spankracht tussen hen en ons was een beetje weg.’ De N-VA vertrouwt de productie van haar verkiezingsmateriaal nog altijd toe aan DVN, maar koos Brandhome als partner voor het creatieve en conceptuele luik.

Brandhome kwam al in november 2013 met het beruchte V-teken aanzetten. En het was ook Brandhome dat de N-VA-top ervan overtuigde dat de kandidaten niet moesten communiceren als politici maar als mensen: first we trust people, then we trust brands. Daarom stond er als baseline op de affiches en advertenties telkens de tekst: ‘Als vader vind ik…’ of ‘Als ondernemer meen ik dat…’

Zodra een verkiezingscampagne op gang is getrokken, moet ze voortdurend gecontroleerd worden. Ook daar telt discipline. Elke persoonlijke folder van elke individuele kandidaat werd door de partij gescreend. Iemand die met ‘goesting’ afkwam (de latere slogan van Open VLD), kreeg een njet.

Maar gemakkelijk is die controle niet, zeker omdat de toon van de verkiezingen sterk verhardde tijdens de laatste weken voor 25 mei. Dat bleek ook uit vilein getwitter van kandidaten van zowat alle partijen, hun medewerkers en hun volgelingen. Ook N-VA’ers deden en doen duchtig mee. Piet De Zaeger zucht. ‘Het is niet eenvoudig om dat allemaal te controleren en in de hand te houden. We hebben een gedragscode. De partij was tot anderhalf jaar geleden zéér restrictief. Een kandidaat of mandataris werd gevraagd om zich te beperken tot tweets over zijn of haar lokale ambt als schepen of gemeenteraadslid, en niet in te gaan op de nationale politiek. We vroegen ook om altijd positief te communiceren, maar dat bleek onhoudbaar. Af en toe moesten we ingrijpen.’

De N-VA stuurt dus waar het kan, en grijpt in waar het moet. Zo was er op 21 juli 2013 een algemene en dus te opvallende Twitter-stilte toen Filip de eed als koning aflegde. ‘Er zijn inderdaad momenten dat we iets waakzamer zijn dan anders’, lacht De Zaeger.

Geen alleenheerser

En hoe past Bart De Wever in dat verhaal? De man die de indruk geeft dat de N-VA niet meer is dan een eenmanspartij is in de praktische organisatie relatief afwezig. Zeker, zijn agenda is hels: voorzitter van de grootste partij, burgemeester van de grootste Vlaamse stad, door koning Filip aangesteld als federaal informateur, en Vlaams toponderhandelaar.

Zoiets werkt alleen als er gedelegeerd wordt, en als De Wever pas wordt ingeschakeld als dat nodig is. Bij veel organisatorische en politieke kwesties betekent dat: op het laatste maar beslissende moment. De man die het dichtst bij hem staat, is zijn woordvoerder Joachim Pohlmann. De man met Oostenrijkse roots leidt een communicatiedienst van dertien mensen. Dat is veel. Het leert dat de N-VA veel belang hecht aan communicatie, maar dat doen alle partijen. Alleen besteedt de N-VA weinig uit, om alles onder controle te houden – een beetje op z’n Colruyts.

En, bijzonder typisch voor de N-VA, de communicatiedienst is de tweelingbroer van de studiedienst, de zogeheten Leeuwenkuil. In tegenstelling tot andere partijen heeft de N-VA de afgelopen jaren flink geïnvesteerd in een eigen studiedienst. De Leeuwenkuil staat onder leiding van Guy Clémer, de man die volgens Bart De Wever ‘cijfers en statistieken eet en drinkt, en alle hoeken en kanten van de complexe financieringswet kent’. Clémer heeft een gevarieerde carrière achter de rug, van Trends via het Vlaams Economisch Verbond (nu VOKA) tot Pharma.be, en hij adviseerde ook liberale kopstukken zoals voorzitter Karel De Gucht en Guy Verhofstadt toen die premier was.

Vandaag staat Clémer aan het hoofd van een team van tien juristen en economen. Die volgen de actualiteit, verzamelen informatie ter voorbereiding van de debatten of speeches van de voorzitter, en geven informatie aan de parlementaire medewerkers. En, merkwaardig toch, de sterkte van de N-VA-studiedienst zit níét in communautaire zaken (‘De Wever kent die beter dan wie ook’), maar in sociaal-economische onderwerpen. Eigenlijk zijn er maar twee specialisten staatshervorming: Tillo Baert en Sander Loones, zoon van het vroegere VU-parlementslid Jan Loones. Clémer: ‘Loones is de coming man van de studiedienst. En misschien nog meer ook.’ Die twee zijn de zogenaamde sherpa’s van Bart De Wever tijdens de federale informatiegesprekken, mensen die hem bijstaan tijdens de onderhandelingen.

Van De Wever is bekend dat hij zijn debatten tot in het kleinste detail voorbereidt. Dat geldt ook voor de gesprekken tijdens deze informatieronde. Clémer: ‘Bij de voorbereiding van het geruchtmakende debat met PS-voorzitter Paul Magnette zijn we begonnen met het verkiezingsprogramma van de PS. We verzamelden quotes uit zijn vroegere speeches en debatten, en analyseerden de onderwerpen die Magnette vermoedelijk ter sprake zou brengen. Voor elk van zijn argumenten werden fiches met tegenargumenten opgesteld, en we anticipeerden ook op Magnettes mogelijke replieken op de stellingen van Bart. Niets werd aan het toeval overgelaten.’

‘Wij bereiden dat voor, leggen alles voor aan Joachim Pohlmann, en hij zegt wat er zeker in moet komen. Bart assimileert enorm snel, hij is een echte spons. Gooi een cijfer op en hij onthoudt het. De avond voor het debat met Magnette vroeg hij om de financieringswet snel samen te vatten in vijf zinnen, en hij is daar meteen mee weg. Je hoeft dat maar één keer uit te leggen. Redelijk indrukwekkend.’

Klopt, meent ook Pol Van Den Driessche: ‘De Wever is altijd een student gebleven. Hij trekt zich terug met een dikke nota, komt alleen uit zijn bureau om een drankje te halen, en bestudeert alles tot hij elk detail kent en begrijpt.’ En vervolgens wordt De Wever door de mensen van de communicatiedienst getraind, inclusief rollenspellen en pittige voorgesprekken, tot het ‘goed’ zit. Na het debat volgt een korte debriefing.

En nee, niet alleen het debat met Magnette werd minutieus voorbereid: dat gebeurt met élk mediaoptreden: ‘Eén zware fout kan de hele campagne om zeep helpen’, klinkt het. Niets wordt aan het toeval overgelaten. De discipline geldt dus ook voor de voorzitter. Wellicht begint ze daar.

Geen Stevaert

In de intense samenwerking tussen Bart De Wever, de communicatiedienst en de studiedienst ligt wellicht het antwoord op twee vragen die altijd terugkomen: ‘Hoe doet De Wever het?’ en ‘Hoe houdt hij het vol?’

Natuurlijk zijn er nog al politici geweest die hoog reikten, en die op een bepaald moment de toon bepaalden van het hele debat. Guy Verhofstadt was ooit zo’n fenomeen, Steve Stevaert, zelfs Yves Leterme.

Maar Stevaert stond zelfs in zijn gloriejaren relatief alleen. Er waren de andere ‘Teletubbies’ (Patrick Janssens, Johan Vande Lanotte en Frank Vandenbroucke), een informeel gezelschap dat de partijlijn uitzette maar onderling zeker geen vaste vriendengroep vormde. Stevaert had de studiedienst afgebouwd: hij meende dat hij op zijn kabinetten genoeg brains had voor al die concrete en complexe dossiers, en nadenken over de grote lijnen deed hij zelf wel. Voor de debatten gebruikte hij zijn woordvoerder Johan Van Hoecke als klankbord. Want ook Stevaert bereidde elk debat minutieus voor – maar dan in zijn uppie.

Zo belde hij een hele zaterdagavond Van Hoecke, om ideeën af te toetsen voor een zondagse Zevende Dag waar Stevaert tegen Jean-Marie Dedecker en Walter Grootaers de onpopulaire flitscamera’s en snelheidsbeperkingen moest verdedigen. Plots had Stevaert het zaterdagavond laat gevonden: ‘Dan zeg ik: “Om zo snel te rijden als u heeft mijne pa twee auto’s nodig.”‘ Het werd die zondag dé oneliner van het weekend. Stevaert tevreden, de SP.A glunderde met zo’n geniale kerel, maar intussen werd de afstand tussen de voorzitter, die het weer eens in z’n eentje had geklaard, en de partij, die opnieuw van een afstand had toegekeken, alleen maar groter.

Dat is bij De Wever anders. De N-VA’ers die het dichtst bij hem staan, kent hij bijna allemaal van in zijn studententijd, zoals Piet De Zaeger en alter ego Liesbeth Homans. Joachim Pohlmann leerde de voorzitter kennen toen De Wever als assistent geschiedenis een lezing gaf in Leuven. De voorzitter is verstandig, maar laat zich gidsen door een studiedienst van formaat. Hij is een uitstekend communicator, maar laat zich trainen en bijsturen door een communicatiecel. Discipline is vereist.

Misschien is dat het geheim van de N-VA: de partij past haar inzichten ook toe op haar eigen werking.

DOOR WALTER PAULI EN MICHEL VANDERSMISSEN

‘De N-VA heeft bewust met het verleden gebroken. Het is een nieuwe partij die bestuurd wordt door een jonge generatie.’

Elke persoonlijke folder van elke individuele kandidaat werd door de partij gescreend.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content