De knoop voor een nieuwe staatshervorming ligt bij de Franstaligen en dus moeten zij een initiatief nemen, vindt professor staatsrecht Hendrik Vuye (Universiteit Hasselt). Bij een ‘confederaal onder-handelingsmodel’ heeft hij zo zijn bedenkingen.
Begin dit jaar ruilde professor staats- en publiekrecht Hendrik Vuye de (Franstalige) universiteit van Namen voor de Universiteit Hasselt, waar hij nu verantwoordelijk is voor de nieuwe rechtenopleiding. In een recente publicatie voor het tijdschrift Publiekrechtelijke Kronieken concludeerde hij dat tijdens de mislukte oranje-blauwe formatie van vorig jaar ‘de grenzen van het Belgische conflictmodel werden verkend’.
Dat oordeel vertoont gelijkenissen met een zinsnede in de mededeling van premier Yves Leterme (CD&V) op de ochtend van 15 juli, na het ontslag van zijn regering. Volgens Leterme heeft ‘het overlegmodel op louter federaal niveau zijn limieten bereikt’.
HENDRIK VUYE: Mijn stelling gaat intussen zelfs nog verder: wat werkt er eigenlijk nog wel op het federale niveau? Defensie is een puinhoop. Justitie is door het uitblijven van fundamentele hervormingen een ramp. Financiën is een catastrofe als het gaat over een rechtvaardige inning van de belastingen, terwijl Didier Reynders (MR) daar intussen al meer dan twee ambtstermijnen de plak voert. En de sociale zekerheid zorgt voor pensioenen en andere sociale uitkeringen die tot de laagste in Europa behoren.
Leterme heeft vorig weekend en ook maandag nog geprobeerd om het onderhandelingsniveau naar de deelstaten te brengen, omdat er op federaal niveau geen overlegcultuur meer bestaat. Een belangrijke reden is volgens mij dat er geen enkel vertrouwen is tussen CD&V en CDH. In tegenstelling tot de socialisten en liberalen aan beide zijden van de taalgrens, zijn in die twee partijen generatie politici aan het roer die nog nooit grote akkoorden gesloten hebben.
N-VA-voorzitter Bart De Wever zegt dat het federale overlegmodel vastloopt op ‘een dictatuur van de minderheid’.
VUYE: De logica van ons model is steeds geweest dat er naar onderhandelde oplossingen werd gezocht. Maar dat vergt van Vlamingen én Franstaligen een bereidheid om tot compromissen te komen. Terwijl de Vlamingen een staatshervorming zien als een mogelijkheid om de federale staat een nieuwe dynamiek te geven, zitten de Franstaligen vast in een perceptie van wat de N-VA zegt en beschouwen ze een staatshervorming alleen maar als een nieuwe stap naar separatisme.
Het is ook heel moeilijk te begrijpen dat de Franstaligen zo hard focussen op Brussel en de randgemeenten, in plaats van op de precaire sociaaleconomische toestand in Wallonië. De enige verklaring daarvoor is de aanwezigheid van een rijke Franstalige elite in de rand rond Brussel, die gemakkelijk toegang heeft tot de Frans-talige politici en media. Zo blijven daar vele sociale problemen onbesproken, terwijl B-H-V, ontdaan van alle symboliek, tenslotte maar een kieskringkwestie is.
Nochtans zeggen alle Franstalige partijen sinds het ontslag van Leterme dat ze wel degelijk over een nieuwe staatshervorming willen spreken.
VUYE: Dat stemt niet overeen met de realiteit. Anders was er allang een staatshervorming geweest, dertien maanden na de verkiezingen van 2007. Ik denk wel dat ze verrast waren door de beslissing van Leterme om het ontslag van zijn regering aan de koning aan te bieden. Ze gingen ervan uit dat de communautaire onderhandelingen opnieuw opgeschoven konden worden, mede vanuit de politieke overweging dat het kartel van CD&V en N-VA dit niet zou overleven.
Hebben de Franstaligen met hun idee van een federatie Wallonië-Brussel in het voorbije jaar niet meer geïnvesteerd in een interne staatshervorming dan in een hervorming van de federale staat?
VUYE: Blijkbaar hebben nu ook de Franstaligen begrepen dat een scheiding van gewest en gemeenschap bestuurlijk niet goed is. Dat is de motor voor dat federatie-idee. Maar die motor wordt onmiskenbaar ook gevoed door hun denken over het einde van België.
In 1999 gebruikte de toenmalige minister-president van de Franse Gemeenschap, Hervé Hasquin (MR), al consequent de vermelding ‘Wallonië-Brussel’. In april van dit jaar hebben Rudy Demotte (PS) en Charles Picqué (PS) – de ene als minister-president van het Waals Gewest en de Franse Gemeenschap, en de andere als minister-president van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest – dan hun voorstel van een federatie gelanceerd. Hun vertrekpunten zijn een federale staat met drie volwaardige gewesten en een grote solidariteit tussen Wallonië en Brussel. Vreemd genoeg willen ze de Franse Gemeenschap niet opheffen, maar vervangen door een federatie die voor Wallonië en Brussel samen een aantal bevoegdheden zou krijgen.
Waar de Franstaligen precies naartoe willen met die federatie, is nog niet helemaal duidelijk. Maar aan Vlaamse kant is men altijd bang geweest voor een federale staat met drie gewesten. En terecht, want dat brengt Vlaanderen in een situatie van twee tegen een.
Volgens Demotte is die vrees ongegrond, omdat Vlaanderen altijd het meeste gewicht in de schaal legt en er in zo’n staatsmodel met drie regio’s ook nieuwe vormen van vetorecht kunnen worden ingevoerd als een gewest vindt dat zijn belangen geschaad worden.
VUYE: Er zit een stevige contradictie in die redenering van Demotte. Enerzijds zou volgens hem de meerderheid kunnen beslissen, maar anderzijds kan een minderheid altijd onderhandelingen afdwingen. Zo gaat het nu ook altijd. Anders was B-H-V toch allang gesplitst.
Om uit de communautaire impasse te raken, zoekt kennelijk ook de koning mee naar een onderhandelingsmodel waarbij de deelstaten betrokken worden. Voor het eerst heeft hij de minister-presidenten van de regio’s geraadpleegd.
VUYE: De media richten de schijnwerpers op dat initiatief van de koning, maar ik wil dat relativeren. Bij de totstandkoming van het Lambermontakkoord in 2001 waren de deelstaten ook al betrokken. Bovendien is er in ons land geen strikte scheiding tussen de federale en deelstatenpolitiek. Op beide niveaus nemen dezelfde politieke leiders de beslissingen.
U gelooft niet in de mogelijkheden van een ‘confederaal onderhandelingsmodel’?
VUYE: Los van het feit dat dit misschien moet dienen als een klassieke frigo, heb ik daar op zijn minst een aantal bedenkingen bij. In onderhandelingen tussen de deelstaten zijn het nog altijd dezelfde partijen, die met dezelfde standpunten rond de tafel zullen zitten. Een bijkomend probleem op dit ogenblik is de politieke asymmetrie: uiteindelijk zou federaal gestemd moeten worden over een akkoord tussen de deelstaten, maar hoe wordt dan de afwezigheid van de MR in de Waalse gewestregering en de Franse gemeenschapsregering opgelost? Leterme heeft dat geprobeerd door Reynders als federaal minister van Institutionele Hervormingen en leider van de grootste Franstalige partij covoorzitter van een nieuw overlegforum te maken, maar net daardoor is zijn ultieme voorstel afgewezen.
Het grootste gevaar is dat een voortzetting van communautaire onderhandelingen volgens zo’n schema, en door de tijd die ze zullen vergen, ook nog eens leidt tot een blokkering van de regeringen van de deelstaten. Die zijn ondanks de communautaire patstelling op federaal niveau, tot nog toe wel blijven werken. Herinner u ook de onderhandelingen over B-H-V in 2005 onder Verhofstadt II: toen die mislukten, heeft dat een hele tijd gewogen op de Vlaamse regering. Dat moeten we niet herhalen.
Ten slotte is ook niet duidelijk of Vlamingen en Franstaligen over een confederaal overleg hetzelfde denken. De Vlamingen willen een dialoog van gemeenschap tot gemeenschap. De Franstaligen geven voorrang aan onderhandelingen tussen gewesten. Overigens was er al een precedent in 1992 met Gérard Deprez (toen nog PSC) en wijlen Hugo Schiltz (toen nog VU) als voorzitters van een dialoog tussen de gemeenschappen. Zij boekten weliswaar enige vooruitgang, maar het Sint-Michielsakkoord is er pas gekomen toen premier Jean-Luc Dehaene (CD&V) de touwtjes in handen nam. In ons land is de federale regering tot nog toe altijd de spil van de staatshervormingen geweest.
Hoe moet het dan verder volgens u?
VUYE: De knoop ligt bij de Franstaligen. Het initiatief moet nu van hen komen. Na 400 dagen moeten ze stilaan toch de gevoeligheden aan Vlaamse kant kennen. Volgens mij wordt ook het best geprobeerd om eerst de hypotheek van B-H-V te lichten, maar dan niet met onrealistische voorstellen over corridors of een uitbreiding van Brussel met de faciliteitengemeenten. En als dat allemaal niet lukt? Tja, dan zijn nieuwe verkiezingen nog het enige alternatief.
DOOR PATRICK MARTENS