HET BRANDT NOG ALTIJD NIET
Voor minister van Binnenlandse Zaken Joëlle Milquet is
1 januari 2014 de nieuwe streefdatum voor een hervormde brandweer. Om die deadline te halen, moet ze wel uit haar pijp komen.
In de laatste rechte lijn naar het akkoord over een nieuwe staatshervorming in oktober 2011 worstelden de acht onderhandelende partijen met nog één thema: de brandweer. Moest die ook worden overgedragen aan de gewesten, of hield de federale overheid de civiele veiligheid toch beter in eigen handen? Uiteindelijk werd afgezien van een regionalisering uit vrees dat een hervorming van de brandweer anders zou doodbloeden.
De drie brandweerfederaties in ons land – de Brandweervereniging Vlaanderen, de Fédération Royale des Corps Sapeurs-Pompiers en Belgique en de kleinere Belgian Professional Fire Brigade Officers Association – hameren er sindsdien op dat het voor die hervorming nu erop of eronder is. ‘We zitten al een hele tijd in extra time. Als er nu niet snel gescoord wordt, spelen we echt een verloren wedstrijd’, luidt het.
De wet die de contouren van de hervorming van de brandweer uittekent, is al vijf jaar oud. In de nadagen van Paars II, we schrijven mei 2007, haalde toenmalig minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael (Open VLD) ze op de valreep binnen. Dat gebeurde niet zonder slag of stoot. Een eerste voorzet om de civiele veiligheid in ‘hulpverleningszones’ te organiseren, werd gegeven in 1999. Onder Paars I vergaderden veel werkgroepen, maar zonder resultaat. Pas in 2004, na de gasontploffing in Ghislenghien (24 doden en 132 gewonden), kwam het dossier in een stroomversnelling. Daarna leverde een commissie onder leiding van de toenmalige Antwerpse gouverneur Camille Paulus een blauwdruk voor een brandweerhervorming af.
Dewael nam die over om de archaïsche wet van 1963 over de civiele veiligheid te vervangen. Daarbij moest hij wel een verregaande integratie van de brandweer, de Civiele Bescherming en de dringende medische hulpverlening laten schieten. De Civiele Bescherming is federaal georganiseerd in zes eenheden. De dringende medische hulpverlening is een zaak van Volksgezondheid (hoewel 55 procent van de brandweerinterventies tot die categorie behoort).
Verlammende traagheid
De brandweer wordt tot op vandaag georganiseerd door de steden en de gemeenten, en opereert in 250 zones. De hervorming ervan stoelt op drie grote principes. Als het ergens brandt, hebben de slachtoffers recht op ‘de snelste adequate hulp’. Daarom zouden er voor de korpsen ook geen stedelijke of gemeentelijke grenzen meer bestaan. Daarnaast moet er voor die basisbescherming een ‘gelijkwaardige bijdrage’ per inwoner komen (in kleinere gemeenten zit die bijdrage nu vaak onder het gemiddelde van ongeveer 40 euro per jaar, in grote steden loopt ze op tot meer dan 110 euro). En tot slot moet een schaalvergroting de inzet van brandweerlui (5000 beroepsmensen en 12.000 vrijwilligers), materieel en financiële middelen veel doelmatiger maken. Concreet: het aantal zones wordt teruggebracht tot 34 (Brussel is een verhaal apart en is steeds buiten alle discussies gebleven).
De brandweerhervorming zou eerst op 1 januari 2010 in werking treden. Nadien werd dat 1 januari 2011. Huidig minister van Binnenlandse Zaken Joëlle Milquet (CDH) heeft intussen 1 januari 2014 als nieuwste streefdatum genoemd. De ramp van Ghislenghien heeft kennelijk niet dezelfde impact gehad als de affaire-Dutroux voor de politiehervorming.
‘Het zwaartepunt bij de brandweer ligt op lokaal niveau, terwijl de federale overheid de hervorming moet aandrijven. Dat wringt en remt’, zegt een brandweercommandant. ‘De vraag is: wie heeft het meeste baat bij de hervorming? De federale overheid schept het wettelijke kader, maar de brandweer is dus op de eerste plaats een zaak van de steden en gemeenten. De gewesten hebben op dat vlak geen operationele deskundigheid, en de provincies worden opgeslorpt door een nieuw takendebat. Veel burgemeesters zijn evenmin vragende partij, omdat ze in een nieuw organisatiemodel de greep op hun korps dreigen te verliezen. De brandweermannen en hun vakbonden klagen dan weer over een aftands statuut, maar ze doen er op dit ogenblik ook hun voordeel mee. Onder de beroepsmensen, bijvoorbeeld, zul je geen contractueel personeel vinden. Het zijn allemaal vastbenoemde lokale ambtenaren. Mobiliteit tussen korpsen is voor hen bovendien een onbekend begrip. Finaal zijn het vooral de korpsleiders die absoluut willen dat de bedrijfsvoering van de brandweer op een veel modernere leest geschoeid wordt.’
‘Door de bijzonder trage uitvoering zakt het enthousiasme voor de hervorming weg’, klinkt het verder. ‘De traagheid werkt verlammend. Vooral lokale besturen met kleinere korpsen kijken de kat uit de boom. Ze stellen de aanwerving van nieuwe en beter opgeleide mensen uit. Ze schuiven investeringen op de lange baan. Daardoor vergrijst het personeel en veroudert het materieel. Op die manier worden de problemen, die tot een hervorming aanspoorden, alleen maar groter.’
Paard in gracht
Is er dan echt niets veranderd sinds 2007? Oké, het principe van de snelste adequate hulp na een oproep wegens een brand is meteen in de praktijk omgezet. Dat zou het brandweerrendement met 8 procent kunnen doen toenemen. Maar door de oude organisatievormen leidt dat er nu toe dat korpsen niet doelmatig worden ingezet. Zo kan het bijvoorbeeld dat voor een schouwbrand in Lille het korps van Herentals als eerste ter plaatse is en dat even later ook nog brandweerwagens van het Malse korps komen aanrijden. Dat op die manier het snelste én het bevoegde korps uitrukken, doet niet alleen het debat over de verdeling van de financiële lasten tussen de gemeenten oplaaien. Het probleem is na vijf jaar ook voldoende bekend. Maar op een definitieve invoering van enkel de snelste hulp is het tot nu toe vergeefs wachten.
Sinds 2008 is ook een federaal kenniscentrum voor de civiele veiligheid actief. Met wetenschappelijk en technisch onderzoek probeert het de werking van de brandweer te verbeteren. Andere taken houden onder meer verband met de actualisering van de opleidingen en het opmaken van standaardprocedures voor de hulpverlening. Maar in tegenstelling tot het autonome Nederlands Instituut voor Fysieke Veiligheid is het Belgische kenniscentrum ingebed in de federale administratie. Volgens de brandweer blinkt de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid echter niet meteen uit door een dynamische werking. En daardoor werkt het kenniscentrum met de handrem op. Bij de brandweer keken ze trouwens ook vreemd op toen een van de eerste standaardprocedures die verspreid werden beschreef wat de brandweer moet doen wanneer er ergens een paard in de gracht is gesukkeld. Tegelijk ligt een nuttige studie in opdracht van het kenniscentrum over de actiekaarten bij pijplijnincidenten stof te vergaren.
Ook de organisatie van de brandweer in grotere zones heeft heel wat voeten in de aarde gehad. Patrick Dewael dacht aan 24 of 26 zones. Na veel duw- en trekwerk in taskforces van de steden en gemeenten in 2009, en na enkele procedures bij de Raad van State, is de teller in december 2011 gestopt op 34 ‘operationele prezones’ (OPZ) – opnieuw zonder de brandweer van Brussel. Die OPZ zullen worden bestuurd door een raad van alle betrokken burgemeesters. Een brandweerofficier krijgt de technische leiding. Minister Milquet verdeelt dit jaar 21,7 miljoen euro tussen de OPZ.
Maar wat sinds 2007 is blijven liggen, en wat daardoor almaar nijpender wordt, is overleg met de vakbonden over een nieuw statuut voor de brandweerlui (het gaat onder meer over de pensioenregeling en de arbeidstijden) en over een hervorming van de opleiding (het huidige aanbod door elf provinciale centra wordt nog maar eens geëvalueerd).
Het budget van Milquet voor civiele veiligheid (Civiele Bescherming, brandweer, opleiding, kenniscentrum, materieeltoelagen enzovoort) bedraagt in 2012 ongeveer 130 miljoen euro. De kosten van een hervormde brandweer raamt ze op kruissnelheid op 200 miljoen voor de federale overheid. Maar waar ze dat bedrag gehaald heeft, is niet bekend. Het komt in elk geval niet in de buurt van de belofte in 2007 dat de federale overheid op termijn evenveel geld op tafel zou leggen als de steden en gemeenten. Uit hun kas hapt de brandweer dit jaar om en bij de 450 miljoen weg.
DOOR PATRICK MARTENS
Hoogdringend? Een van de eerste nieuwe procedures beschreef wat de brandweer moet doen wanneer er een paard in de gracht is gesukkeld.