Een deel van de voorgestelde gerechtelijke hervormingen betreft benoemingen, bevor- deringen en controle. Dit hoofdstuk vormt het sluitstuk maar tegelijk een struikelblok.
Benoemingen in de magistratuur zijn altijd politiek. Zij zijn er immers tot nut van ’t algemeen. Naarmate echter louter partijpolitieke motieven duidelijk maakten dat de politicaillerie het haalde van de zorg om de res publica, en dat de partijcenakels nauwelijks bekommerd waren om de kwaliteit van bepaalde kandidaten, groeide ook de overtuiging dat alle tweeduizend magistraten hun partijpolitieke steun in levenslange horigheid vertalen. Dit laatste gebeurt al eens, maar zelden bij het opmaken van een kantschrift, een rekwisitoor, een vonnis of een arrest. En als sommige magistraten vooringenomen zijn, dan heeft dit veeleer te maken met hun filosofisch of maatschappelijk profiel dan met platte partijpolitiek of het aandikken van hun eigen portefeuille. De magistratuur telt in haar rangen niet meer beunhazen, complotteurs, gecorrumpeerden en charlatans dan andere korpsen die zich met de publieke zaak inlaten. Jammer genoeg zijn er dat nog te veel en hebben de opeenvolgende regeringen het openbaar ambt laten verloederen.
Dat begreep ook de rooms-rode regering begin 1990. Getuige daarvan haar repliek op de parlementaire onderzoekscommissie inzake de bestrijding van het banditisme en terrorisme in België. In hun ?Pinksterplan? beloofden christen-democraten en socialisten toen ?een hoogwaardige justitie?. De toegang tot de magistratuur zou objectiever gaan verlopen. Daar moest de wet van 18 juli 1991 voor zorgen. Twee jaar later ging het Wervingscollege der Magistraten eindelijk van start. Aan Franstalige en Nederlandstalige kant koos de Senaat telkens drie raadsheren, twee leden van een parket-generaal, drie advocaten en drie professoren om (gedurende vier jaar) zowel het toegangsexamen voor gerechtelijke stagiairs als het bekwaamheidsexamen voor juristen-met-ervaring te organiseren.
WEINIG KANDIDATEN SLAGEN
Het toegangsexamen is vergelijkend. De minister van Justitie kan dus bij de aanstelling van de gerechtelijke stagiairs moeilijk anders dan de rangschikking van het Wervingscollege volgen. Bij het bekwaamheidsexamen daarentegen wordt geen rangschikking opgemaakt en mag hij dus vrij kiezen.
In het vergelijkend examen, dat toegang geeft tot een gerechtelijke stage van anderhalf jaar voor een kandidaat-parketmagistraat en drie jaar voor een rechter in spe, slagen ongeveer 20 à 35 procent van de kandidaten. In het examen van beroepsbekwaamheid slagen doorgaans 15 à 20 procent. Zo telt het Wervingscollege na vier zittijden 148 geslaagden in het vergelijkend examen en 169 in de bekwaamheidsproef.
Er wordt al eens geopperd dat de examens te streng zijn. Maar wie nagaat hoe die in werkelijkheid verlopen, stelt al gauw vast dat ze in wezen niet meer zijn dan een postgraduaatstest. ?Daarbij wordt niet alleen rekening gehouden met de kennis van het recht en het redeneringsvermogen, maar ook met de motivering, het gezond verstand en de maatschappijkritische ingesteldheid van de kandidaten. Het zouden dus goede magistraten moeten worden,? laat een van de leden van het Wervingscollege opmerken.
De kandidaat-stagiairs moeten de uiteenzetting van een gezaghebbend spreker samenvatten en enkele trefwoorden uit een vonnis of een arrest selecteren en commentariëren. De juristen-met-ervaring, die naar de magistratuur willen overstappen, moeten een verhandeling schrijven over een juridisch of politiëel thema en, aan de hand van de nodige documenten, een vonnis of arrest opmaken. Daarover worden ze dan tijdens de mondelinge proef ondervraagd. De kandidaat-stagiairs mogen van hun kant gedurende een tiental minuten over een onderwerp naar keuze praten en worden dan daarover geïnterpelleerd. Dit zijn dus zeker geen uitzonderlijk moeilijke opdrachten.
Maar als er dan toch relatief weinig kandidaten slagen, blijkt dit vooral te wijten aan hun profiel. Ook de leden van het Wervingscollege der Magistraten zijn er zich van bewust dat ze ?omwille van de maatschappelijk en financieel almaar geringere aantrekkingskracht van het ambt, maar zelden de briljantste figuren te zien krijgen, de echt gemotiveerden niet te na gesproken.? Het is dus zeer de vraag of het voorstel van de regering om het Wervingscollege te herstructureren dat kan verhelpen.
ERNSTIGE ADVIEZEN GEVRAAGD
De ministerraad van 6 december heeft in het ?Conclaaf-Justitie? alvast beslist het Wervingscollege te vervangen door een Benoemings- en Bevorderingscollege (BBC) en meteen enkele procedures te wijzigen. Het nieuwe college zal bestaan uit vijf magistraten en zes externen (advocaten, academici en experts), die respectievelijk op voordracht van de magistratuur en van de politieke fracties door de Senaat aangesteld zullen worden. Het BBC zal de bestaande toegangs- en bekwaamheidsexamens voort organiseren. Het zal echter ook instaan voor de selectie bij de bevorderingen binnen de magistratuur en bij de aanstelling van de eerste voorzitter van een Hof van Beroep en van een Arbeidshof, van de procureur-generaal bij zo’n hof, de auditeur-generaal bij het Militair Auditoraat, de voorzitter van een Rechtbank van Eerste Aanleg, de procureur des konings bij die rechtbank, de arbeidsauditeur en de krijgsauditeur. Stuk voor stuk topfuncties waarover vooralsnog de minister van Justitie beslist, in overleg met de regering en eventueel na ruggespraak met de oppositie.
Zodra de voorgestelde regeling door het parlement (nog voor de zomervakantie ?) wordt goedgekeurd, zal de justitieminister kunnen kiezen uit de best gerangschikte kandidaten. Tenminste als het Benoemings- en Bevorderingscollege geen unanimiteit bereikt. Want bij unanieme voordrachten zal hij geen manoeuvreerruimte meer hebben. Hij kan wel weigeren de voorgedragen kandidaat te benoemen en het BBC verzoeken om een nieuwe voordracht. Weigert de minister ook deze voordracht, dan moet de procedure helemaal heropend worden. De voordrachten worden aan de kandidaten medegedeeld. Er is evenwel niet in een beroepsprocedure voorzien.
De adviescomités, waarin de korpsoversten en de vertegenwoordigers van de betrokken balie zich nu uiteindelijk in een gezamenlijk maar niet noodzakelijk éénsluidend advies uitspreken over bevorderingen en aanstellingen tot bepaalde functies, zullen vervangen worden door de schriftelijke adviezen van de betrokken korpsoverste en van de balie. Deze adviezen moeten dan bezorgd worden aan de administratie van Justitie. Of het BBC ze krijgt of ze voor de minister gereserveerd worden, ter afweging van de voordrachten van het BBC, is niet meteen duidelijk. Zoals nu al het geval is, zal de betrokken kandidaat hoe dan ook weet hebben van het advies dat over hem of haar wordt uitgebracht. Aanmerkingen bij de administratie worden mogelijk.
Het is bovendien de bedoeling dat die adviezen, in tegenstelling tot de huidige gang van zaken in vele ressorten, ernstige keuzes mogelijk maken. Sommige korpsoversten adviseren immers gunstig om een lastpost naar een Hof van Beroep te zien vertrekken. Of zij geven een ongunstig advies om zich op iemand te wreken of om een waardevol medewerker bij zich te houden.
TWEEDERDE MEERDERHEID NODIG
Wat de korpsoversten zelf betreft, stelt de regering voor hun mandaat te beperken tot een (hernieuwbare) ambtstermijn van vijf jaar. Mits uitzondering voor het Hof van Cassatie, gaat het om de mandaten van de eerste voorzitters, de procureurs-generaal, de auditeur-generaal, de voorzitters van de rechtbanken, de procureurs des konings, de arbeidsauditeurs en de krijgsauditeurs. Er wordt verwacht dat zij bij hun postuleren een actieprogramma uiteenzetten en beantwoorden aan de (nog te schetsen) jobprofielen. Die zullen voor rekening van het BBC opgemaakt worden door de (eveneens nog op te richten) Hoge Raad voor de Justitie. Andere mandaten, zoals die van kamervoorzitter, eerste substituut of eerste advocaat-generaal, worden toegewezen door de algemene vergadering van het Hof van Beroep en/of op voordracht van de korpsoverste.
Over de oprichting van het Benoemings- en Bevorderingscollege en over de Hoge Raad voor de Justitie zijn de laatste woorden nog niet gevallen. Temeer omdat de invoering van de nieuwe benoemings-, bevorderings- en controleprocedures onvermijdelijk verbonden is met de wijziging van artikel 151 van de grondwet. En daarvoor heeft de rooms-rode regering van premier Jean-Luc Dehaene (CVP) een tweederde meerderheid in het parlement en dus steun van de oppositie nodig.
De premier heeft nu eenmaal ook de wijziging van artikel 151 als een zoenoffer aan de Witte Marcheerders beloofd. Terwijl elke nuchtere waarnemer weet dat dit grondwetsartikel niets vandoen heeft met de tekortkomingen van het gerechtelijk apparaat, zoals die tijdens het onderzoek naar de serie misdaden van Marc Dutroux aan het licht kwamen.
Artikel 151 schrijft voor dat ?de raadsheren in de Hoven van Beroep en de voorzitters en de ondervoorzitters der Rechtbanken van Eerste Aanleg binnen hun rechtsgebied door de koning worden benoemd uit twee lijsten van twee kandidaten, de ene door die hoven, de andere, naar gelang van het geval, door de provincieraden en de Raad van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest voorgelegd.? Hetzelfde grondwetsartikel stipuleert verder dat de hoven hun voorzitters en ondervoorzitters zelf kiezen uit hun leden. Kortom grondwettelijk voorziene procedures, die haaks staan op de regeringsvoorstellen. Het Hof van Cassatie heeft daar in zijn memorandum van 17 december 1996 uiteraard op gewezen. Het opperste rechtscollege wijst er bovendien op dat de grondwet ?slechts na rijp beraad mag worden gewijzigd, met de stellige zekerheid dat de geplande wijziging de door de grondwetgever gewilde vrijheid en onafhankelijkheid van de rechters niet in het gedrang zal brengen.?
Het Hof van Cassatie wil niet zonder perfiditeit wel de tussenkomst van de politieke assemblees laten afschaffen, maar vraagt dat ?het recht van voordracht van de hoven behouden blijft alsook het recht van de hoven om onder hun leden hun voorzitters te kiezen. Die afschaffing zou (…) een ernstige inbreuk betekenen op de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht.? Het Benoemings- en Bevorderingscollege noemde Cassatie ?onaanvaardbaar? en de beperking van de ambtstermijnen ?een aanslag op het beginsel van de onafzetbaarheid en de onafhankelijkheid van de magistraten.?
EEN EXPLOSIEF PAKKET
En toen had Cassatie de (laatste versie van) ?platformtekst? ter oprichting van de Hoge Raad voor de Justitie nog niet gezien, zoals de regering die uiteindelijk op 17 januari goedkeurde en die nu, in het kader van de herziening van artikel 151, door meerheid en oppositie besproken moet worden. Een explosief pakket dus. Temeer dat vooral de drie traditionele Franstalige partijen stilaan beseffen dat de voorgestelde procedures en organen een einde dreigen te stellen aan de zelfgenoegzaamheid, waarin heelwat Waalse magistraten zich vermeien en die in de onderzoekscommissie-Dutroux maar al te vaak tot uiting kwam. Hoewel de VLD sinds jaar en dag een Hoge Raad voor de Magistratuur voorstelt die de bevoegdheden zou hebben van het Benoemings- en Bevorderingscollege en van de Hoge Raad voor de Justitie samen, zouden politieke berekeningen wel eens voor obstructie kunnen zorgen.
De Hoge Raad voor de Justitie zou bestaan uit twaalf binnen het korps verkozen magistraten en twaalf door de Senaat verkozen externen met de gepaste beroepservaring. Die zouden, mits de nodige omkadering, zes verregaande opdrachten toegewezen krijgen.
Afgezien van het opmaken van algemene beleidsadviezen voor het parlement en de justitieminister, zal de Hoge Raad ook de profielen schetsen van de korpsoversten, die aan de hand daarvan door het Benoemings- en Bevorderingscollege geselecteerd zullen worden.
Er wordt eveneens voorgesteld de Hoge Raad een concrete bemiddelingsrol te geven tussen de rechtszoekende, die klachten formuleert over de werking van het gerechtelijk apparaat, en de bevoegde gerechtelijke instanties ; klachten met betrekking tot gerechtelijke uitspraken uitgezonderd. Omdat de handhaving van de interne tucht die nu herbekeken wordt en de deontologie in heel wat gerechtelijke arrondissementen ?niet steeds naar wens? verloopt, moet de Hoge Raad de bestaande controlemechanismen stimuleren en op zijn beurt controleren. De tuchtverantwoordelijken zullen trouwens aan de Hoge Raad verslag moeten uitbrengen over hun beleid terzake.
De Hoge Raad voor de Justitie zal desnoods zelf een tuchtprocedure kunnen initiëren en over een ruime onderzoeksbevoegdheid beschikken inzake de werking van de gerechtelijke instanties. Verwacht wordt dat de Hoge Raad de bevoegde korpsoverste, in casu de procureur-generaal of de eerste voorzitter, de opdracht geeft een individuele zaak te onderzoeken. Toch is gepland dat de Hoge Raad dat onderzoek zelf kan uitvoeren, mits die beslissing genomen wordt ?bij gewone meerderheid van de leden van elke groep? versta zowel de groep magistraten als de groep externen en mits de minister van Justitie vooraf wordt ingelicht.
De naweeën van de Dutroux-affaires laten zich ook in dit verband voelen. Het valt ook op dat de nochtans niet onbelangrijke tuchtbevoegdheden van het Hof van Cassatie nergens in de ?platformtekst? van de regering worden vermeld. En dat, zoals de justitietenoren Geert Bourgeois (VU) en Patrick Dewael (VLD) in de Kamer lieten opmerken, de regering nergens becijfert hoeveel die justitiële hervormingen zullen kosten. Want het gaat niet alleen om enkele nieuw op te richten colleges en raden maar ook om ingrijpende wijzigingen in de strafrechtspleging, om een betere begeleiding van de daders, om de zorg voor het slachtoffer en om de herwaardering van de rechtszoekende in het algemeen.
Frank De Moor
Justitieminister Stefaan De Clerck wil zelfs de rol van het Hof van Cassatie (foto) laten herzien.