Als België met drie goals verschil wint tegen Zuid-Korea, zit het zeker in de achtste finale.
Ze hadden nooit mogen zeggen wat ze gezegd hebben, Lorenzo Staelens en Patrick Kluivert. We bedoelen: nadien. Op het moment zelf hadden ze natuurlijk ook niet mogen zeggen wat ze gezegd hebben, maar dan redeneren we vanuit het standpunt van de elementaire beleefdheid. En als er iets niet bestaat op en om een voetbalveld, dan is het wel dat. “Wat op een veld geroepen wordt, is niet bestemd voor de oren van nonnetjes”, verklaarde bondsvoorzitter Michel D’Hooghe. En die kan het weten. Wat er op een veld geroepen wordt toch. Over de oren van nonnetjes hebben wij onze twijfels.
Eeuwig hadden ze het geheim moeten laten bestaan. Wat heeft Staelens tegen Kluivert gezegd? Dat raadsel had mythische proporties kunnen aannemen, die de banaliteit van “doodrijder” of “verkrachter” ver overtroffen zouden hebben. Ze hadden moeten zwijgen, allebei, zelfs tegen hun beste vrienden en hun dichtste familieleden. Tot ver in de volgende eeuw had men hen komen interviewen met telkens dezelfde vraag: “Wat heeft hij nu werkelijk gezegd, Patrick? Was het zoals sommigen beweren, iets in verband met groepsverkrachting van een argeloos meisje?” Kluivert had dan gekwetst in de lens moeten staren, zoals hij dat al zo prachtig deed de dag na zijn uitsluiting, en zachtjes voor zich uit moeten mompelen: “Zo lang hij zelf niet de moed heeft om het toe te geven, zal ook ik erover zwijgen.”
Staelens, geconfronteerd met dezelfde vraag, had moeten veinzen dat hij het eindelijk kwijt wou, zich dan bedenken, en vermoeid fluisteren: “Het heeft geen belang meer, na al die jaren. Maar wat u zegt, dat was het niet.”
Ze hadden er reclamecampagnes rond kunnen bouwen. Sportavond na sportavond hadden ze kunnen opvullen. Een paar verzoeningen op televisie organiseren, opbrengst voor een goed doel. Tot de beide actoren al lang zelf vergeten waren wat er gezegd is. (In de green room op VTM, bij een kleindochter van Gerty: “Weet gij nog, Petrick, wat ik toen precies tegen u heb geroepen?” Kluivert: “Maar nee. Er was zoveel lawaai, en jij spreekt zo moeilijk. Ik had die avond zelf al niet begrepen wat je riep.” Lorre weer: “Waarom hebt gij mij dan een elleboogstoot gegeven, lelijke neger?” Waarna beiden vechtend over de grond rollen en het verhaal van voren af aan kan herbeginnen.)
Herman Vanspringel moet nog altijd gemiddeld drie keer per week uitleggen wat er nu werkelijk gebeurd is, toen hij in de slottijdrit van de Tour ’68 alsnog onttroond werd door Jan Janssen. Herman, die gewoon te traag had gereden, glimlacht dan mistroostig en geheimzinnig tegelijkertijd, een gelaatsuitdrukking die hij in de loop der jaren tot in de perfectie heeft uitgebouwd, en zucht: “Ik weet wat er gebeurd is. Maar ik kan het niet bewijzen.” En dan sloft hij droevig weg, zonder zijn vermoedens nader toe te lichten.
Het was dus “verkrachter”. Jongens toch. Alsof al niet elke verdediger in de Serie A dat naar Kluivert heeft geroepen. Met Kluivert in de spits is AC Milan tiende geworden. Verwondert het iemand? Bergkamp centraal voorin, en het zal wel wat beter gaan draaien bij Nederland. Halve finale.
DE BELGEN ZIJN NIET GOED GENOEG
Dat zal voor de Rode Duivels een beetje hoog gegrepen zijn. De hitte in Bordeaux was hooguit een verklaring, geen excuus, voor het gezien de omstandigheden slechte resultaat tegen Mexico. Als je met elf tegen tien een 2-0 voorsprong uit handen geeft, is er maar één conclusie: je bent niet goed genoeg. Aan de inzet heeft het niet gelegen, precies daarom is het resultaat zo ontnuchterend.
En hopelijk zoekt niemand een excuus bij de scheidsrechter. De fout van Gert Verheyen op Ramirez verdiende in elk geval rood, ook zonder de nieuwe richtlijnen. Want het was niet alleen een foutieve tackle langs achteren, maar ook het neerleggen van een speler die op weg was om te scoren. Discussie kan daarover niet bestaan.
De wedstrijd tegen Mexico zal het imago van de Rode Duivels in de internationale voetbalwereld niet verbeteren. En na de match tegen Nederland, had dat al een fikse deuk gekregen. De krant l’Equipe publiceert lijstjes van alles. Meestal blijkt Frankrijk helemaal bovenaan of helemaal onderaan te staan, maar dit terzijde. Na de eerste speeldag werd berekend hoe lang elke ploeg op de helft van de tegenstander in balbezit was geweest. Daarin stond België tweeendertigste en laatste. Frankrijk was eerste.
Nu is het nut van deze parameter betwistbaar. Het volstaat in zeven wedstrijden telkens 0,5 procent van de tijd op de andere helft te vertoeven, om wereldkampioen te worden. Bovendien was Brazilië zesde met 53,6 procent balbezit op de helft van de tegenstander, terwijl die tegenstander, Schotland, dertigste was met 37,8 procent. Samen is dat 91,4 procent. Er bleef dus voor Schotten en Brazilianen samen nog 8,6 procent van de tijd over om op hun eigen helft in balbezit te zijn. Korreltje zout dus bij dit en andere lijstjes, maar wat opvalt is dat België uit geen enkel ervan positief tevoorschijn komt. Ook niet uit de internationale perscommentaren.
Maar slecht imago of niet, de tweede ronde ligt dus nog altijd binnen bereik. Meer: de Rode Duivels hebben hun lot in eigen handen. Winst met drie goals verschil tegen Zuid-Korea, en België gaat naar de achtste finales, om het even wat de uitslag is van Nederland-Mexico. Bij winst met minder dan drie goals, is België ook nog geplaatst, als Nederland-Mexico niet op een gelijkspel eindigt.
Omdat die matchen gelijktijdig worden gespeeld, is er vooraf maar één optie: winnen met drie goals verschil. De spitsen Luis Oliveira en Luc Nilis, moeten dus eindelijk gaan scoren. Als ze nog worden opgesteld, tenminste. Dat wordt het cruciale thema deze week. Want alle voorafgaande lof over onze offensieve weelde ten spijt, blijven de feiten onverbiddelijk: het laatste doelpunt van Oliveira dateert van de barragematch tegen Ierland, Nilis scoorde nadien alleen tegen Roemenië.
Dat is veel te weinig. Topspitsen scoren in topmatchen, onder de zwaarste druk en als alles verkeerd loopt. Plotseling duikt daar toch Stoitchkov op, of Batistuta of Zamorano. Altijd Klinsmann en Bierhoff. Nilis en Oliveira horen niet tot dat selecte kringetje. En veel zal afhangen van hoe ze dezer dagen met de kritiek en de druk zullen omgaan. Want om in te zien dat Emile Mpenza aan de aftrap moet staan tegen Zuid-Korea, hoeft men geen boeken over teambuilding te schrijven. Drie man in de spits kan niet zonder de rest van het elfal te verzwakken, dus moet ofwel Nilis ofwel Oliveira naar de bank.
Als wij Leekens waren, maakten wij dat pas een half uur voor de match bekend. Of er komt grote herrie. Zowel Oliveira als Nilis liepen na Nederland al niet blijgezind rond. Te weinig bruikbare ballen gehad, boos ook over de kritiek in de media. Om de spitsen beter aan te spelen, is er maar één oplossing: Enzo Scifo op de plaats van Marc Wilmots. Maar wat dan met de Schalkespeler? Hem uit de ploeg zetten, is ondenkbaar. Als de perspectieven nog altijd rooskleurig zijn, is dat in grote mate te danken aan de kracht en kampgeest van Wilmots. En aan zijn doelpunten.
ER KAN LEEKENS WEINIG GEBEUREN
Om al deze problemen het hoofd te bieden, doet Leekens er goed aan zijn eigen standaardwerk te raadplegen. (Hoofdstuk 3.2: “Ontgoochelingsfase”. Deze fase bepaalt het welslagen van de onderneming. Strakke sturing moet afnemen, en plaats maken voor meer ondersteuning. Coach moet wel zijn autoriteit laten gelden, en de doelstellingen herbevestigen.)
Door vorige zondag de pers voor de deur te laten staan, heeft de trainer bewust een conflict uitgelokt. Was het om de schijnwerpers op hem te richten, en de aandacht af te leiden van de netelige spitsenkwestie? Dat incident met de pers, onder wat voor vorm ook, is trouwens onvermijdelijk. Steeds meer journalisten, televisiereporters en fotografen eisen spelers en coaches op om hun immense hoeveelheid papier of zendtijd te vullen. Dat is niet meer in goede banen te leiden, hoe minutieus Georgescu ook dat facet heeft proberen te plannen.
Zijn eigen persoon was vorige week al een aanleiding tot spanning. En tegelijkertijd een bliksemafleider. Gaat hij na het WK naar het ambitieuze Vitesse in Arnhem? De bondsvoorzitter moest eraan te pas komen, en de bondscoach zelf ontkende via een – alweer gewild – dubbelzinnig communiqué, waarvan de journalisten als echte schriftgeleerden elke letter onder een microscoop gingen ontleden.
Aangezien de Rode Duivels tot de lente van het jaar 2000 alleen maar oefenwedstrijden spelen, kan Leekens weinig gebeuren. Hij moet “een team klaarstomen voor Euro 2000”. Of hem dat lukt, weten we uiteraard pas in juni 2000. Een nieuw nationaal team klaarstomen, is trouwens onzin. Men neme de beste zestien van het moment en daarmee uit. Dat die beste zestien al dan niet goed genoeg zijn, daar heeft de nationale trainer geen enkele verdienste of schuld aan. En dus is Leekens twee jaar gerust. Maar, als een club hem een salaris aanbiedt dat dat van bondscoach ver overtreft, vertrekt hij. Contract of geen contract, woord of geen woord. Sommigen zagen in het robbertje met de pers een poging om zijn eigen positie te ondergraven, en zo makkelijker te kunnen opstappen. Allemaal mogelijk, in voetbal.
Om het incident met de pers in goede banen te leiden, en vooral om de wrijvingen met Nilis en Oliveira te vermijden, beste Georges, hier een gratis tip van Knack: “De manager, dat zijt gij, moet de techniek van taakgericht en flexibel leidinggeven toepassen, terwijl de assistent, dat is dus de Snelders, de gesprekstechnieken moet aanwenden die hem toelaten opwaarts te leiden. Deze leiderschapsaanpak in twee richtingen, heeft veel voordelen. Zoals de bewaking van de continuïteit na de implementatie. Hij vormt ook de aanzet tot de ontwikkeling van een vernieuwde visie op de arbeidsrelatie, evenals de fundamentele boodschap die de efficiëntie van de leiders van morgen zal vergoten.”
Nu nog iemand om de ballen erin te schieten, en die Koreanen zullen nogal opkijken.
Staelens en Kluivert hadden eeuwig moeten zwijgen.
Koen Meulenaere