In alle grote steden van Europa neemt in de migrantenwijken het aantal concentratiescholen sterk toe. Maar niet in al de scholen met meer dan 70 procent allochtonen zijn er problemen. Uit succesvolle projecten in binnen- en buitenland blijkt hoe allochtone jongeren kansen grijpen en beschikken over bijzonder, op het eerste gezicht verborgen talent.
NFTE Belgium: 02 257 68 20 of info@nfte.be
‘Totnogtoe is het met mijn studies fout gelopen’, beaamt Karim El Founti. Hij is al 21 en haantje de voorste in het vijfde jaar van het Institut des Arts & Métiers, een Brusselse beroepsschool die kan terugblikken op een oude traditie en waar tegenwoordig voornamelijk migrantenjongeren op de schoolbanken zitten. De schoolpopulatie weerspiegelt naadloos de bevolkingssamenstelling van de wijk vlakbij het Brusselse Zuidstation. ‘Ik heb het er niet goed afgebracht in de Etterbeekse school waar ik tot vorig jaar de lessen volgde. Ik was er niet erg gemotiveerd om mijn diploma van monteur te halen.
‘De school zag er om te beginnen niet uit. Het interieur was aftands en vernield. De vloeren waren beschadigd. Er was een totaal gebrek aan hygiëne. We hadden één toilet voor de hele school! Elke dag konden we aan den lijve ondervinden dat men geen geld wilde uitgeven aan ons. De leerkrachten in die school lagen er niet wakker van of we op het eind van het jaar een diploma in handen zouden hebben. Ze luisterden niet naar ons. Hoe het er in Arts & Métiers toegaat, is een hemelsbreed verschil.
‘Hier bellen ze naar huis als je afwezig bent! Je voelt hoe belangrijk het is dat je op school aanwezig bent. Het is mijn tweede familie. Iedereen in onze klas heeft respect voor elkaar. Dit geeft me zin om er echt voor te gaan. Ik geloof er sterk in dat ik dat diploma zal halen. De leerkrachten staan achter ons. Uiteindelijk willen we dezelfde dingen die ook autochtone jongeren willen. Zoals iedereen dromen we van een leuke baan, een huis en een gezin.’
Klasgenoot Moustapha Bakbak (19) is het met Karim El Founti volmondig eens. Hij droomt ervan chauffeur te worden op de lange afstand. Hij twijfelt niet aan zijn slaagkansen. Zijn twee broers hebben hier ook school gelopen. Ze hebben allebei een baan. Moustapha voelt zich gesteund door zijn familie.
De twee jongeren kijken vol verwachting naar de toekomst, maar de pers is niet graag gezien in de school. Onze fotograaf kreeg zowaar een leeg blikje frisdrank tegen zijn hoofd. Noord-Afrikaanse jongeren hebben kennelijk lak aan foto’s. ‘De pers stopt ons allemaal voortdurend in één en dezelfde zak’, verklaart Karim El Founti. ‘Het lijkt wel of we allemaal spijbelaars, zakkenrollers en sinds kort zelfs moordenaars zijn. Maar dat beeld dat de pers over ons verspreidt, klopt niet. Er zijn goede en slechte allochtonen, net zoals er goede en slechte Belgen zijn. Is het dan niet normaal dat we niet te spreken zijn over wat de pers schrijft?’
KLEINE MINDERHEID ONTSPOORT
‘De hoofdmoot van onze 460 leerlingen is gemotiveerd’, zegt Georges Gerard, de directeur van het Institut des Arts & Métiers. ‘Ze komen naar onze school omdat ze absoluut een beroep willen leren. Onze school heeft op dit punt een uitstekende reputatie. We zijn hier goed voor uitgerust. De stad Brussel investeert veel in onze praktijklokalen die met de nieuwste machines en materieel zijn uitgerust zodat de studenten een stevige bagage verwerven.
‘Een derde van de leerlingen komt met frisse tegenzin naar school, bijvoorbeeld omdat ze tot 18 jaar verplicht op de schoolbanken moeten zitten. Een aantal studenten komt omdat hun familie dan kinderbijslag ontvangt. Een vijftigtal leerlingen, ongeveer tien procent, zijn jongeren die zichzelf serieus in de nesten hebben gewerkt. Die kleine groep eist onze grootste aandacht op. In de Brusselse shopping centra en de warenhuizen merkt men het als die jongeren niet op school zitten! De toestand is te vergelijken met die in migrantenwijken in Antwerpen, of Gent, of in de grote steden in Frankrijk en Nederland.’
Georges Gerard heeft het gevoel dat zijn school er de laatste tien jaar op is vooruitgegaan. Dat komt omdat de vijftig ontspoorde jongeren intensief worden begeleid door een team van bemiddelaars en opvoeders die steevast kort op de bal spelen. Hij heeft de grootste moeite met de weinig genuanceerde manier waarop allochtone jongeren in de pers het predikaat gevaarlijk krijgen opgekleefd. ‘Elf jaar geleden hebben we hier één geval met een messteek gehad’, zegt Georges Gerard. ‘Wordt er in Nederland een leraar door een allochtone leerling vermoord? Alle camera’s in de aanslag. Heel Europa moet dat zien! De pers vergroot en veralgemeent het probleem. Dat is een zware fout. De pers stigmatiseert scholen zonder zich ter plekke van de situatie te vergewissen. De zaak wordt dan gerecupereerd door politici en vakbondslui. De waarheid is dat vooral leerlingen te lijden hebben van agressie op school.’
Voor die uitspraak baseert Georges Gerard zich op een onderzoek naar het geweld op school dat de Université Catholique de Louvain en de Université de Liège in 2000 hebben uitgevoerd bij 5000 leerlingen in middelbare scholen en 1500 leden van het onderwijzend personeel. Het geweld beperkt zich hoofdzakelijk tot verbale agressie (zie kader). Van de bevraagde leerlingen heeft 55 procent last gehad van spottende uitlatingen, 35 procent van roddel, 20 procent van verbaal geweld, bijna 17 procent van racisme. Toch zegt 26 procent slagen te hebben mogen incasseren, bijna 5 procent heeft te maken gehad met afpersing. Zwaardere feiten zoals voorstellen om drugs te gebruiken (17 procent), bedreigingen met wapens (3,4 procent) en ongewenst seksueel gedrag (6,8 procent) doen zich voornamelijk voor buiten de schoolpoorten.
Het onderwijzend personeel is volgens de studie in veel mindere mate het slachtoffer van geweld. Het gaat bijna uitsluitend om spottend taalgebruik (22 procent), roddel (14,6 procent) en verbale bedreigingen (12,3 procent). Minder dan 1 procent van het onderwijzend personeel zegt te lijden te hebben gehad van slagen, seksueel geweld, bedreiging met een wapen of afpersing.
Georges Gerard: ‘Toch eisen, volgens de studie, voornamelijk leerkrachten beschermende maatregelen voor zichzelf op. De daders van het geweld op school zijn vooral leerlingen, maar ook de leerkrachten zijn geen engeltjes. Volgens de studie wijst meer dan 17 procent van de leerlingen die van ongewenst seksueel gedrag last hebben, met de vinger naar een van de volwassenen die in de schoollokalen rondlopen. Hetzelfde fenomeen geldt voor meer dan 12 procent van de leerlingen die zeggen het voorwerp van spot te zijn geweest vanwege hun etnische afkomst en 10 procent van de leerlingen die zeggen fysiek te zijn bedreigd.’
FRAGIELE JONGEREN
Hoe komt het dat sommige leerlingen in het Institut des Arts et Métiers toch uit de boot vallen? Georges Gerard: ‘Hier speelt onder meer het gezin waarin ze opgroeien. Vaak komen hun ouders uit plattelandsdorpen in Marokko. Ze kunnen niet lezen of schrijven, ook niet in hun moedertaal. De ouders zijn niet in staat om hun kinderen bij hun schoolleven te begeleiden. Vaak weten ze niet eens wat er op school gebeurt, wat het betekent als er rode cijfers in een rapport staan. In Marokko vertrouwen ouders de opvoeding van hun kinderen aan de school toe. Heel wat vakken op het curriculum zijn er op die opvoedkundige opdracht gericht. In het Westen heeft een school die taak niet.’
‘Ook de manier waarop het onderwijssysteem draait, heeft negatieve consequenties’, voegt Gerards medewerkster Brigitte Havaux toe. ‘Leerlingen die de eerste twee jaren van het beroepsonderwijs niet slagen, mogen toch naar het derde jaar beroepsonderwijs. Hierdoor is in dat derde jaar één derde van de leerlingen hopeloos achterop. We moeten hen halsoverkop bijwerken voor lezen, schrijven en de tafels van vermenigvuldiging. Wat doet een leerling die hopeloos achterop is? Hij hangt de clown uit in de klas. Hij wordt gestraft. Hierdoor raakt hij nog meer achterop. Hij rijdt zich vast in een vicieuze cirkel.
‘Deze leerlingen zijn bijzonder fragiel, vooral op psychologisch vlak. Ze geloven er niet meer in dat een diploma voor hen is weggelegd. De professionele uitrusting van de school helpt ons om hun motivatie op te krikken. De nieuwste technologische snufjes die soms nog niet op de werkplek te vinden zijn, krijgen zij ter beschikking om de knepen van het vak te leren. Voor dit oefenmateriaal zijn ze zelf verantwoordelijk. We brengen hen met andere woorden verantwoordelijkheidszin bij die ze nodig hebben op de arbeidsmarkt.
‘Als onze studenten afstuderen, hebben ze wel degelijk gunstige perspectieven. Maar de allochtonen moeten dan wel uitblinken. Ze moeten het gewoon beter doen dan autochtone kandidaten. Voor sommige vacatures blijft het knokken. Sommige bedrijven geven nog altijd de voorkeur aan autochtone kandidaten voor de baan van chauffeur op de lange afstand. De meeste vakken die hier worden aangeleerd, zijn wel erg gevraagd. Spijtig genoeg zijn het precies die beroepen die de maatschappij ten onrechte laag waardeert, terwijl de lonen nochtans hoog zijn.’
Vooral de persoonlijke begeleiding door een team van bemiddelaars en opvoeders is een sleutel tot succes. ‘We willen de dialoog tussen de leerlingen, ouders en leerkrachten aanzwengelen’, zegt bemiddelaar Aziz Ben Otmane. ‘Als tussenpersoon tracht ik relatieproblemen te managen en de communicatie te vergemakkelijken. Ik probeer er op het moment van de inschrijving bij te zijn. Nadien nodig ik ook altijd de ouders uit, zodat ik voor hen een referentiepersoon kan zijn. Ik neem vaak met de ouders telefonisch contact op. Het is de bedoeling hen te sensibiliseren opdat ze de schoolresultaten van hun kinderen zouden stimuleren.’
‘Bij de leerlingen die afhaken, merk je telkens weer dat ze weinig steun krijgen van hun ouders. Dit heeft met cultuurverschillen en taalproblemen te maken. En toch zijn dit geen jongeren die afgeschreven zijn. Je kan die jongeren wel degelijk recupereren. We zijn vaak bruggenbouwers. Ons team volgt van heel nabij een beperkt aantal lastige pubers. Afwezigheden worden hier nauwgezet in de gaten gehouden.’
‘En het helpt!’ zegt Brigitte Havaux. ‘Allochtone jongeren hebben veel schouderklopjes nodig. Ze zijn niet gewend een beloning te krijgen. Hier krijgen ze die wel. De mooiste beloning is het vak dat ze hebben aangeleerd. Ze beschikken over een solide basis om verder te gaan. En dat weten ze!’
GELOVEN IN KINDEREN
Het Franstalig onderwijs in Brussel telt al lang een groot aantal concentratiescholen in het lager en secundair onderwijs. In het Vlaamse onderwijs zet de evolutie zich vertraagd door. Sinds een tiental jaren neemt het aantal concentratiescholen in het lager onderwijs toe. De laatste jaren is de trend ook merkbaar in het secundair onderwijs. Uit onderzoek blijkt dat te weinig allochtone jongeren naar het secundair onderwijs doorstromen. Een studie van Paul Mahieu (Universiteit Antwerpen) bij Marokkaanse en Turkse jongeren maakt bijvoorbeeld gewag van een doorstroming van amper één procent.
‘Het geloof dat een concentratieschool in haar allochtone leerlingen heeft, blijkt cruciaal’, zegt Hilde De Smedt, die bij het Regionaal Integratiecentrum De Foyer al jaren de evolutie in de Vlaamse scholen in Brussel nauwgezet opvolgt. ‘Ik denk aan de mooie resultaten van de gemeentelijke basisschool in Sint-Joost-ten-Node. Nochtans gaat het vaak om allochtone leerlingen die tegelijk kansarm zijn. In sommige concentratiescholen doen allochtone leerlingen het goed. De ene concentratieschool is duidelijk de andere niet. In sommige concentratiescholen zijn er weinig, in andere concentratiescholen veel problemen. Er zijn allochtone scholen die op onderwijsniveau uitstekend scoren. Je kan tussen die scholen enorme niveauverschillen vaststellen.’
Dat concentratiescholen mooi werk kunnen leveren, blijkt uit het verhaal van Mourad Abdelouarith (18) die boekhouding-informatica studeert aan Anneessens-Funck, een Vlaamse concentratieschool, hartje Brussel. Hij heeft een hoop ambitieuze plannen: ‘Over een jaar haal ik mijn diploma. Daarna wil ik drie jaar voor boekhouder studeren. Maar tussendoor wil ik een specialisatiejaar wiskunde volgen – puur voor mezelf, om een bredere kijk op de dingen te hebben. Ik ben ambitieus, maar dat is nodig. Als je ergens wilt komen in het leven, heb je een diploma nodig. Mijn vrienden weten dat ook. Mijn ouders hebben de kans niet gehad om naar school te gaan. Ik wel en ik wil ze grijpen. Mijn ouders steunen mij. Ik vind het wel erg dat ik als allochtoon een kwalijke reputatie meesleep. Dat hypothekeert mijn kansen op de arbeidsmarkt. Een kleine groep allochtonen pleegt criminele feiten, maar ik ken die jongeren niet.’
SELF FULFILLING PROPHECY
In concentratiescholen die goed scoren heerst een andere sfeer dan in de scholen met ondermaatse prestaties. Hilde De Smedt: ‘Het grote verschil tussen die scholen, is de attitude van de leerkrachten. Ik moet toegeven dat een school met veel kansarme allochtone kinderen het moeilijker heeft om met die kinderen een zeker niveau te halen. Maar het fenomeen van de self fulfilling prophecy, het verwachtingspatroon van de leerkrachten, speelt toch duidelijk. Als leraren met hart en ziel in hun leerlingen geloven – dat ze met die kinderen veel kunnen bereiken en dat ze er wel zullen komen – dan levert dat succesverhalen op. Het geloof in de leerlingen is predominant. In scholen waar leerkrachten menen dat ze met de allochtone kinderen toch nergens zullen raken, zie je de allochtone leerlingen hopeloos achterop raken.’
Aanmoediging van de leerkrachten helpt allochtone jongeren over hun onzekerheden heen. Dat blijkt duidelijk uit 30 diepte-interviews die De Foyer drie jaar geleden deed bij allochtone jongeren aan het eind van het secundair onderwijs. Die steun hebben ze allicht nodig omdat ze vaak minder begeleiding krijgen van hun ouders. Bij de niet-succesvolle groep leerlingen bleken de scores op Nederlands overigens niet zaligmakend. In het huidige Gelijke Onderwijs Kansenbeleid (GOK) leggen scholen veel meer dan vroeger een grote klemtoon op Nederlandse taalvaardigheid.
Hilde De Smedt waarschuwt: ‘De goede kennis van het Nederlands in het basisonderwijs levert niet automatisch goede slaagresultaten op in het secundair onderwijs. Een goede studiemethode is bijvoorbeeld minstens even belangrijk en zeker niet vanzelfsprekend. Sinds de invoering van het GOK stellen we vast dat nog steeds erg veel kinderen falen bij de start van het secundair onderwijs. Uit onderzoek weten we dat veel jongeren struikelen omdat ze zich niet goed voelen op school, omdat ze zich niet gesteund voelen door de ouders of andere volwassenen. Allochtone ouders zijn heel onzeker. Ze weten vaak niet hoe ze hun schoolgaande kinderen kunnen ondersteunen. Allochtone jongeren hebben ook begeleiding nodig om zich te oriënteren in de wereld waarin ze terechtkomen. Jongeren in allochtone wijken hebben vaak niets anders gezien als ze 18 worden.’
FATALISME IS MOORDEND
Of allochtone jongeren al dan niet afhaken, hangt vaak van heel weinig af. Söhret Yildirim, stafmedewerkster onderwijs bij het Vlaams Minderhedencentrum (VMC) in Brussel: ‘Hoe vaak horen we die jongeren of hun ouders niet zeggen dat “een diploma wel niets voor hen zal zijn”. Dergelijk fatalisme maakt veel kapot, bij zowel de jongeren zelf, als hun ouders, de leerkrachten, en de Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB’s). Veel allochtone ouders geven hun kinderen de ruimte om te studeren. Maar de faalangst is groot. De minste tegenslag doet hen afhaken.’
‘Als de school een positieve sfeer rond allochtone kinderen kan creëren, komt dat de kinderen en de leerkrachten ten goede’, zegt Piet Janssen, directeur van het VMC. ‘Maar wat gebeurt er voortdurend in die scholen? Personeelswissels! Leerkrachten geven liever les in scholen en afdelingen waar ze kunnen scoren. Het kruim van het Vlaamse onderwijscorps zou juist aan die leerlingen moeten lesgeven. Wat gebeurt er in de praktijk? Hier staan eerder de opgebrande leerkrachten voor de klas.’
In scholen met hoofdzakelijk allochtonen is het volgens Söhret Yildirim van belang dat de leerkrachten zich door het onderwijzend team gesteund voelen. Ook de begeleiding door het CLB maakt een groot verschil. Söhret Yildirim: ‘We moeten werken aan een mentaliteitswijziging bij leerkrachten, directies, CLB’s én bij de jongeren en hun ouders zelf. Het probleem moet in zijn totaliteit worden aangepakt.
‘Er bestaan didactische programma’s en technieken die ook bij allochtonen goede resultaten afleveren. Met voorbeeldfiguren werken, is stimulerend. In sommige scholen komen allochtonen die hun diploma secundair onderwijs hebben behaald, bijvoorbeeld een voordracht geven. Allochtone kinderen laten begeleiden door een iets oudere succesvolle peter of meter, is ook zeer motiverend.’
Andere projecten leveren eveneens positieve resultaten op. Söhret Yildirim: ‘Zo loopt er in Gent het Mocef-project waarbij analfabete en laaggeschoolde Turkse moeders worden ondersteund in de schoolse begeleiding van hun kinderen in de laatste kleuterklas. Dit project wil men nu uitbreiden naar andere doelgroepen. In heel Vlaanderen lopen voor allochtone ouders projecten van ouderparticipatie die buitenschoolse activiteiten stimuleren zodat de afstand tussen de school en het thuismilieu verkleint. Dergelijke projecten zijn geconcentreerd op de lagere school, maar de klemtoon verschuift naar de doorstroming in het secundair onderwijs.’
STREET SMARTS
Dat coaching van allochtone jongeren mooie resultaten oplevert, bewijst ook de methode die Steve Mariotti in de Verenigde Staten heeft uitgedokterd en die op initiatief van het VEV-comité Brussel in 1998 naar Vlaanderen kwam overgewaaid. Toen Steve Mariotti op een vroege ochtend in 1981 tijdens het joggen van zijn portefeuille werd beroofd, raakte hij geïntrigeerd door het lot van de jonge boefjes. Hij begon aan dergelijke jongeren les te geven in een gettoschool in The Bronx, zwarte wijk bij uitstek in New York.
Daar begreep hij hoe uitzichtloos de toekomst er voor die jongeren uitzag. Hij ontdekte ook hoe hij hen weer een straaltje hoop kon bieden. De jongeren bleken over bijzondere capaciteiten te beschikken die alles te maken hebben met het rauwe leven op straat. Zij zijn street smarts, koppige vechterstypes die zich in allerhande overlevingsstrategieën hebben bekwaamd om in de bikkelharde jungle van de getto’s overeind te blijven.
Steve Mariotti nam zijn leerlingen mee naar Wall Street, hij leerde hen hoe ze een business plan moesten schrijven, hoe ze veilig een eigen zaak konden opzetten en op een eerlijke manier geld konden verdienen. Tot zijn verbazing reageerden de meesten van hen op die stimulansen razend enthousiast. Een groot deel van hen raakte na die training aan de slag, een klein deel slaagde erin om zelfstandig een eigen zaak op te zetten. Het was het begin van de National Foundation for Teaching Entrepreneurship (NFTE) dat de training in het ondernemerschap in heuse cursussen vertaalde. Sinds de oprichting van NFTE in 1987 hebben 94.000 jongeren in 10 landen met succes de opleiding doorlopen. Zopas kreeg NFTE voor zijn curriculum in de Verenigde Staten de prestigieuze Golden Lamp Award voor het beste handboek.
‘In de Verenigde Staten begint ongeveer 7 procent van onze cursisten met een eigen zaak, tegenover een landelijk gemiddelde van 1,5 procent’, zegt Steve Mariotti. ‘De rest van de cursisten doet het merkelijk beter dan gemiddeld op de arbeidsmarkt. België is het eerste land buiten de VS waarin onze methode met succes wordt toegepast.
‘NFTE Belgium vzw heeft onze methode geprojecteerd op de Europese situatie. De studenten leren uiteraard hoe een goed businessplan in België eruitziet en wat de valkuilen zijn bij de opstart van een eigen zaak. NFTE Belgium heeft bijzonder waardevol pionierswerk verricht met allochtone jongeren. We willen die ervaring binnenkort naar Bagdad overbrengen. Ik zou ervoor willen pleiten het NFTE-curriculum op grote schaal aan alle leerlingen in de secundaire scholen ter beschikking te stellen. Eigenlijk hebben alle jongeren er baat bij tijdens hun opleiding te vernemen hoe ze zelf een eigen zaak kunnen opzetten. Denk aan de vele werknemers die tegenwoordig plots in de werkloosheid terechtkomen. Ik denk hier ook aan het belang van de kmo’s voor de Belgische industrie.’
PASSIE VOOR ONDERNEMEN
‘Het komt erop aan een goede relatie met de jongeren te ontwikkelen’, zegt Lena Bondue, de directrice van NFTE Belgium. ‘Onze trainers geven veel warmte en veel aanmoedigingen. Vaak zijn het jongeren die alleen hebben gehoord dat ze toch nergens zullen geraken. Tegelijk brengen onze trainers bij de jongeren een grote passie voor het ondernemerschap over. Daarom werken we samen met (gewezen) bedrijfsleiders die een speciale didactische opleiding hebben gekregen. Ze moeten er vooral in slagen de groep jongeren te boeien op een interactieve, prettige manier. Natuurlijk zijn er tijdens de opleiding af en toe ook conflicten. Sommige jongeren willen opgeven. Het komt er dan op aan te blijven communiceren. Sinds de start van NFTE Belgium hebben 550 jongeren in Vlaanderen en Brussel de NFTE-opleiding met succes gevolgd. Sinds vorig jaar zijn er ook NFTE-projecten in Wallonië.’
Het Centrum Deeltijds Onderwijs in Laken organiseert al drie jaar een NFTE-cursus voor de tweedejaarsstudenten verkoop, kapper en kantoorbediende. ‘Ik heb leren tellen bij NFTE’, zegt Farida Imassodane (18) enthousiast. ‘Ik droom van mijn eigen schoonheidssalon. Met het NFTE-getuigschrift heb ik een steviger bagage. Ik dacht dat het gemakkelijk was om een eigen zaak op te zetten, maar dat is het niet. Nu weet ik dat je er een stevige portemonnee voor nodig hebt. Ik zet nu spaarcentjes opzij tot ik financieel sterk genoeg sta. NFTE geeft me realistische toekomstperspectieven. Ik heb enorm bijgeleerd. Ik heb vooral meer zelfvertrouwen dan vroeger.’
Güven Kutlu is even trots op zijn NFTE-getuigschrift: ‘Met de cursus ben je beter gewapend. Je hebt er geen idee van welke kosten er zoal bij de opstart van een eigen zaak komen kijken. Met het getuigschrift weet je precies op welke details je allemaal moet letten. Is er wel water voorhanden in het pand dat ik wil huren? Voor een kapperszaak is dat niet onbelangrijk. Ik loop nu minder risico. Binnen zes maanden neem ik de kapperszaak van mijn broer over. De toekomst ziet er mooi uit. Ik maak me geen zorgen.’
In het Centrum krijgt een nieuwe lichting NFTE-cursisten een getuigschrift. Er is een heuse receptie georganiseerd en de cursisten presenteren hun eindwerk voor een afgeladen zaal. ‘We hopen dat we de kostprijs hiervan kunnen blijven dragen, want voor onze studenten is de cursus een serieuze meerwaarde’, zegt de coördinator van het centrum, Micheline De Mol. ‘Als zestienjarige jongeren hier toekomen, zit hun zelfvertrouwen vaak op een laag pitje. Ze hebben een gigantische schoolachterstand opgelopen, kunnen soms niet lezen of schrijven, zijn vaak schoolmoe, zijn aan de deur gevlogen in het secundair onderwijs. Wij vertrekken van wat de jongeren al dan niet kennen en helpen hen aan een baan. Het moeten tenslotte niet allemaal advocaten worden!
‘We begeleiden de jongeren op alle vlakken. Ze komen hier terecht in een grote familie. Uitsluiting is voor hen een straf. Het komt er vooral op aan naar de jongeren te luisteren. Het zijn stuk voor stuk nog kinderen. Ze mogen dus fouten begaan en telkens opnieuw herbeginnen. Ze verdienen respect en een vriendelijke benadering.’
De NFTE-cursus past bij de aanpak van het centrum. Micheline De Mol: ‘Als centrum zijn we erg naar de buitenwereld gericht. We brengen de bedrijfswereld hier ook binnen. Omdat onze studenten op de werkvloer hun mannetje moeten staan, laten we hen een NFTE-cursus volgen. Het geeft hen een gevoel van zelfvertrouwen. Ze durven voor het publiek een presentatie geven. Het is ontroerend te zien hoe ze elkaar daarbij helpen. Als ze hun certificaat krijgen, is dat voor hen een echte beloning. Verschillende oud-studenten zijn achteraf effectief met succes een eigen zaak begonnen.’
Marleen Teugels