De Poolse cultschrijver Marek Hlasko beleeft een revival. Vorig jaar publiceerde uitgeverij Contact een nieuwe vertaling van ‘De achtste dag van de week’. En zopas verscheen Hlasko’s ‘De uil is de dochter van de bakker’, een roman die niet eerder in het Nederlands was vertaald.

Marek Hlasko, ‘De uil is de dochter van de bakker’, uit het Pools door Karol Lesman. Contact, 223 blz., euro 14,90.

Meer dan veertig jaar geleden genoot de Poolse schrijver Marek Hlasko (1934-1969) een cultstatus in Europa en Amerika. Hij had talent zat en had het imago van een rebel. Hlasko nam stevig in. Hij frequenteerde uitgewoonde hotels, rokerige bars en onopgemaakte bedden. Het is in zulke locaties dat Hlasko zijn helden situeert.

Hlasko’s idylle met de poststalinistische autoriteiten in Polen duurde niet lang. In 1957 werd hij bekroond met de prestigieuze ‘Prijs van de uitgevers’. Die onderscheiding kreeg Hlasko voor zijn novelle De eerste stap in de wolken, waarin de toon van heel zijn oeuvre is gezet. Bij gebrek aan een intieme plek in een naoorlogse Poolse ruïnestad trekken twee jonge verliefden naar een stuk bouwgrond om daar te vrijen. De jongen en het meisje worden bespied door drie mannen die het paar storen. De mannen weten dat ze liegen als ze het meisje in het bijzijn van haar vrijer discrediteren als een geroutineerde hoer die hier op vertrouwd terrein werkt. ‘Wat er ook gebeurt – ze zullen nooit meer van elkaar houden’, zegt een van de mannen later. Je kunt niet eens zeggen dat de spelbrekers vreugde scheppen in hun sinister tijdverdrijf.

Enkele maanden na zijn bekroning werd Marek Hlasko al uitgespuwd door de Poolse cultuurfunctionarissen. Toen hij in 1958 in het Westen rondreisde, maakte Hlasko van de gelegenheid gebruik om in Kultura – een Pools emigrantenblad dat in Parijs verscheen – het verhaal Kerkhoven te publiceren. Deze vertelling over een overtuigde communist die niet begrijpt waarom hij plotseling in ongenade valt, was in Warschau op het veto van de censuur gestrand. Politiek was het een stekelig verhaal. Er wordt bijvoorbeeld een ex-partizaan in opgevoerd die in zijn huis voortdurend kabaal maakt. De man is immers bang dat de stilte in zijn huis door de autoriteiten uitgelegd zou kunnen worden als een indicatie dat er een samenzwering aan de gang is.

De publicatie van dit verhaal vormde in Polen de aanleiding om met Hlasko af te rekenen. Tot in de Russische krant Izvestija (Moskou) werd Hlasko door de toenmalige voorzitter van de Poolse Schrijversbond voor ‘communistische renegaat’ uitgescholden. In de Poolse pers werd hij uitgekreten voor een decadente cynicus, een literaire necrofiel en een verrader van het socialistisch vaderland. Waarschijnlijk had Hlasko de bui al eerder zien hangen. Kort voor hij naar het Westen afreisde, had hij de Poolse partijkrant Trybuna ludu een brief bezorgd die consternatie had verwekt. Hlasko pleitte in die brief tegen het verwijt dat zijn zwartgallige verhalen de lezers in het nihilisme stortten. Hlasko: ‘Niet ik ben de uitvinder van het Warschau waarin de mensen beven van angst; niet ik ben de uitvinder van het Warschau, waarin het hoogste goed van de arme man een fles jenever is, waarin een meisje goedkoper is dan een fles drank – dat Warschau heeft mij uitgevonden. Wie kan mij met welk recht bevelen daarover te zwijgen?’ De Poolse autoriteiten probeerden het in elk geval. Ze zorgden ervoor dat Hlasko, die in 1958 in West-Berlijn verbleef, niet naar Polen kon terugkeren.

DOOR ALCOHOL VERWOEST

Marek Hlasko vond geen rust in het Westen. In 1959 vestigde hij zich in Israël. Later trok hij weer naar West-Duitsland. In 1969 overleed hij in Wiesbaden aan een overdosis slaappillen en alcohol. Inmiddels was de Pool uitgegroeid tot een beroemdheid. Overal in het Westen waren zijn boeken vertaald, ook bij ons.

Tussen oude knipsels vond ik een laaiend enthousiaste recensie (‘Vooruit’, 23 juli 1959) over de Nederlandse vertaling van De achtste dag van de week. In deze novelle, die vorig jaar in een nieuwe vertaling van Karol Lesman verscheen, wordt het thema van de woningnood in het kapotgebombardeerde Warschau van vlak na de oorlog weer opgenomen. Is het omdat Piotr en Agnieszka geen fatsoenlijke slaapkamer kunnen vinden om zich seksueel uit te leven dat hun verhouding stuk loopt? Dat wordt in het begin weliswaar gesuggereerd, maar naarmate het verhaal vordert zien we toch dat Piotr er feitelijk geen zin in heeft. De apathische Piotr zanikt onafgebroken over de jaren die hij als politieke gevangene in de cel heeft doorgebracht. Zijn vriendin Agnieszka, die thuis al murw is gemaakt door een eeuwig zeurend-zieke moeder, een afgeleefde vader en een door alcohol verwoeste broer, kan het niet langer verdragen. Ze doet het op de duur met de eerste de beste uit de kroeg. Dat vreugdeloze seksuele experiment valt bitter tegen. Dat Agnieszka’s incidentele vrijer bovendien ontstemd is omdat zijn bedgenote nog een maagd is, maakt de anticlimax compleet.

De nieuwe vertaling van De achtste dag van de week was geen eendagsvlieg. Nog bij uitgeverij Contact verscheen zopas de niet eerder vertaalde roman De uil is de dochter van de bakker (1967). Op een achtergrond van stalinistische repressie en dreigende terechtstellingen die zorgen voor een depressieve sfeer, volgen we het absurde wedervaren van Grzegorz, een jonge reporter die door zijn hoofdredacteur ontslagen is. De journalist wordt verweten dat hij de zelfmoord van een bevriend koppel heeft uitgelokt. In Wroclaw maakt de zwervende Grzegorz kennis met de vrouw van een ter dood veroordeelde piloot met wie de journalist steeds meer geïdentificeerd wordt. In werkelijkheid zijn alle personages opgesloten in rollen waaruit ze zich niet kunnen of willen bevrijden. Zo’n uitbraak zou toch geen zin hebben in een wereld die een tredmolen van zinloze handelingen is. Grzegorz is lucide genoeg om te beseffen dat de beul op hem wacht om hem het nekschot te geven. Maar ook een ‘goede’ afloop (vrijspraak en rehabilitatie) biedt geen reden tot hoop of optimisme, want terdoodveroordeelden keren immers toch nooit echt terug in het leven: ‘En als ze al naar huis terugkeren, dan uitsluitend om opnieuw op ze [de beulen] te gaan zitten wachten.’ Wie voor zijn vrijlating bovendien de prijs van het moreel verval (verraad, medeplichtigheid) heeft betaald, schept geen vreugde meer in het fysieke overleven, dat immers als een sleur ervaren wordt.

De sinistere toestanden in het poststalinistische Polen geven een buitengewoon reliëf aan de uitzichtloosheid waarin Hlasko zijn personages dompelt. Maar wellicht zouden zijn ‘helden’ in het Westen niet veel beter af zijn geweest. Tot de algemeen pessimistische grondtoon van deze roman, die hier en daar lijdt aan een gebrek aan structuur, behoort immers ook de vaststelling dat het haast onmogelijk is om voor volwassen mensen een zinvolle bezigheid te vinden. En je hoort de auteur zelf spreken als hij een van zijn personages laat zeggen dat succes in het leven altijd verdacht is, aangezien dat succes altijd afgemeten moet worden aan ‘de omvang van de nederlaag die je hebt geleden om zover te komen’.

Piet de Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content