Na vijf jaar stapt Jan Peeters op als voorzitter van de Koninklijke Belgische Voetbalbond. Vijf jaar miserie. Kommer en kwel. Rampspoed en tegenslag. Onheil kortom.
Als níémand in de pers een goed woord voor je over heeft, is dat erg. Maar veel erger is als er slechts één goed over je spreekt: bovengetekende. Jan Peeters, scheidend voorzitter van de Koninklijke Belgische Voetbalbond, heeft het al eens zuchtend gezegd tegen zijn jonge echtgenote: ‘Dan liever niemand.’
Sport/Voetbal Magazine, hét voetbalvakblad in België, brengt elk jaar een top 100 van de belangrijkste figuren in het Belgische voetbal uit. Dit jaar stond Jan Peeters er niet eens in. Wel de rechtsback van Roeselare, en de reservedoelman van Red Star Waasland. Wel de man die de kalklijnen trekt op La Louvière. Wél Pietro Allatta en Zheyun Ye. Maar niet de bondsvoorzitter. Vorig jaar was het nog erger: toen hadden ze Jan Peeters op 100 gezet, de meest in het oog springende slechte plaats van de hele lijst. En in het begeleidende commentaartje stond dan nog verduidelijkt dat het uit medelijden was. En omdat Jan door zijn vele reizen voor FIFA en UEFA toch altijd een mooi kleurtje had. Sarcasme is soms dodelijker dan vuurwapens.
U bent voorzitter geworden in juni 2001. Maar de jongste tijd hoort men links en rechts toch wat voorzichtige kritiek op uw beleid.
JAN PEETERS: Ja, lach maar. Mag ik wel opmerken dat die kritiek bijna uitsluitend van de Vlaamse pers komt. Ik krijg geen kritiek van mijn medewerkers, ik krijg geen kritiek van het Uitvoerend Comité, en ik krijg weinig kritiek van de Franstalige journalisten. Maar voor de Vlaamse media kan ik niets goeds doen. Gelukkig heb ik met de jaren leren relativeren, want er wordt vaak gemeen op de man gespeeld.
Ik heb soms moeite om het nog te vatten. Neem nu de eindronde in tweede klasse. In de Vlaamse pers werd geschreven dat Geel van de bond eerst wél mocht deelnemen, en een dag later niet meer. Dat was manifest onjuist. Het sportcomité heeft maar één beslissing genomen: niet deelnemen. En het Uitvoerend Comité heeft zich over die zaak niet eens uitgesproken. Wij hebben dat in een persbericht én op onze website onmiddellijk weerlegd, maar tot mijn ontzetting heeft geen enkele krant die rechtzetting gegeven. Sterker: ook nadien, toen de rechtbank ons verplichtte om Geel tóch te laten deelnemen, las ik weer dat de bond in één dag tijd twee tegengestelde beslissingen had genomen. Dat is bijna kwade wil.
U hebt bij uw aantreden van de hervorming van de bond een erezaak gemaakt. Uw ideeën verschilden niet zo veel van de voorstellen die vorig jaar zijn geformuleerd door de Commissie-Vanden Stock. Maar u bent tegen een muur gebotst.
PEETERS: Niet helemaal. De grootste stommiteit die ik heb begaan als voorzitter…
… was uw aanstelling aanvaarden.
PEETERS: Dat misschien ook. Ik heb bij mijn aantreden openlijk aangekondigd wat ik graag veranderd wilde zien in de bond. Dat had ik niet mogen doen. Ik had hetzelfde moeten nastreven, zonder het aan de grote klok te hangen, dan had ik minder weerstand ondervonden.
Mijn grootste mislukking is dat ik er niet in geslaagd ben om het bondsreglement te herschrijven. Dat was een van mijn stokpaardjes: de bond heeft een onleesbaar en soms onwerkbaar dik reglement. Zeven ingewikkelde boeken waaruit niemand nog wijs raakt. Het was mijn ambitie die te vereenvoudigen. Met twee van de zeven boeken is dat gebeurd, maar nadien heeft het Uitvoerend Comité dat werk stopgezet, tot de besluiten van de Commissie-Vanden Stock en de Commissie-Preud’homme zouden behandeld zijn. Ik ben daar niet gelukkig mee, maar het is niet mijn schuld geweest.
Ik wil tussendoor wel onderstrepen dat de bond nog altijd gezond is. Alles functioneert goed, en onze financiën zijn dankzij penningmeester Germain Landsheere in orde. Zo slecht is mijn leiding dan toch niet geweest.
Welke verbeteringen hebt u wél kunnen aanbrengen?
PEETERS: Er zijn er meerdere. Ik heb kunnen verkrijgen dat de bevoegdheden van de Profliga zijn uitgebreid. Ik was daar altijd voorstander van, behalve voor de beker van België en de nationale ploeg, die moeten onder bondsvlag blijven. Maar de Profliga heeft volledige autonomie over haar financiën, over de organisatie van de competitie, en over alles wat spelers aanbelangt. De Profliga heeft haar eigen sportcomité en beroepscommissie, alleen de evocatie wordt behandeld door een bondsorgaan. Men pleit er altijd voor dat de profs zich moeten afscheiden, maar in de praktijk is dat eigenlijk al een feit. Of ze het onder elkaar zoveel beter doen, is een andere vraag. Ik heb soms de indruk dat in de andere geledingen van de bond minder ruzie wordt gemaakt.
Over de scheiding tussen profs en amateurs lijkt iedereen het eens. Maar tegen de communautaire splitsing blijft grote weerstand, ook bij u.
PEETERS: Ik zie geen nut in die splitsing, tenzij financieel. Het enige argument dat we vanuit de politiek horen is: ‘De Vlaamse Gemeenschap subsidieert alleen als jullie splitsen.’ Waaróm dat goed zou zijn voor de voetbalsport, heb ik nog niet gehoord.
Vooral voor de Vlaamse jeugd is die patstelling nadelig. De Waalse overheid gaat de jeugdwerking bij Waalse clubs rechtstreeks subsidiëren, zónder dat daartoe eerst de bond moet worden gesplitst. Het illustreert dat de druk om te splitsen alleen uit Vlaanderen komt. Een tweede onrechtvaardigheid is dat in Wallonië opleidingsvergoedingen zijn toegestaan, in Vlaanderen zijn die verboden. Met als gevolg dat Waalse ploegen in Vlaanderen gratis jonge spelers komen wegplukken, terwijl dat omgekeerd niet kan. Sterker: als een Vlaamse club na één jaar zijn eigen speler opnieuw wil inlijven, is ze nog verplicht om de Waalse club te betalen voor de opleiding die ze zelf heeft gegeven. Wij lobbyen bij de Vlaamse politici om die ongelijkheid ongedaan te maken, maar ik kan u verzekeren dat de grootste optimist er moedeloos van zou worden.
U was een paar jaar geleden enthousiast over de eerste kennismaking met Vlaams minister van Sport Bert Anciaux (Spirit). Bent u dat nog?
PEETERS: Hij was de eerste minister die echt naar ons wou luisteren, en onze problemen begreep. Hij heeft ook professionele mensen uit de sportwereld aangesteld om het sportbeleid uit te tekenen en uit te voeren. Vroeger was daarvoor één halftijdse medewerker. Maar de fetisj van de splitsing is ook Anciaux niet uit het hoofd te praten. Hij heeft zich al akkoord verklaard om de hoogste twee klassen unitair te laten, maar het zijn juist de clubs uit derde en vierde klasse die het ergst tegen de scheiding zijn, en die ze ook tegenhouden. Wij zeggen: in de provinciale reeksen is de splitsing sowieso een feit, laat eerste tot en met vierde unitair. Maar ik denk dat de minister de splitsing beschouwt als een politieke trofee.
Ik wil er ook op wijzen dat een communautaire opdeling voor heel wat praktische en administratieve problemen zal zorgen. Wij hebben hier honderdvijfenveertig mensen voltijds in dienst, die moeten dan ook opgedeeld worden. Wat met alle bondsgebouwen en allerlei soorten bondsinfrastructuur? Moeten we die verkopen? Moeten we die verdelen? Dat is allemaal niet zo simpel. En dat alles om iets te doen dat eigenlijk geen nut heeft.
De omkoopzaken rond Verbroedering Geel en de gokchinees hebben de rechtspraak in de bond ter discussie gesteld. U hebt er zelf voor geijverd om van het bondsgerecht een doorslag van de burgerlijke rechtspraak te maken. Dat is gelukt: het werkt even traag.
PEETERS: Weer overtrokken kritiek. In de zaak van de Chinees zijn we snel in actie gekomen, maar we zijn geblokkeerd door het feit dat de burgerrechtbank in hetzelfde dossier een strafonderzoek voert. We hebben onderzoeksrechter Silviana Verstreken erop gewezen dat wij onze sancties moeten kunnen nemen vóór de nieuwe competitie begint, en hebben de toelating gekregen om toch al vóór het afsluiten van het volledige onderzoek aan de slag te gaan.
Ik denk niet dat we traag gewerkt hebben. We pakken het club per club aan, en zijn begonnen met de betrokkenheid van Lierse en van Liersespelers te onderzoeken. Dat was begin mei klaar, maar dan is er een dagvaarding in kort geding geweest van meester Luc Misson, die Marius Mitu verdedigt. Hij vocht voor de rechtbank, overigens zonder succes, onze procedure aan. En hops, we waren weer vertrokken voor een nieuwe vertraging. Ik hoop in elk geval dat in die omkoopzaak de eerste straffen worden uitgesproken vóór ik dit huis verlaat.
In de tijd van Louis Wouters luidde artikel 1 van het reglement dat leden van de bond die bond niet voor het gerecht mochten dagen. Punt uit.
PEETERS: Ik weet het. Ik was samen met Frans Meulemans een van de jonge wolven die daartegen gestreden hebben.
U hebt dus zelf gezorgd voor de miserie die u nu hebt?
PEETERS: In feite wel. Maar geen enkele vereniging heeft het recht om zich aan de burgerlijke rechtspraak te onttrekken. Om het even wie dat artikel had aangevochten, had de bond zware schade kunnen toebrengen. Dus hebben we het er zelf maar uit gehaald, en ervoor gezorgd dat onze rechtspraak zo veel mogelijk conform de burgerrechtspraak was.
In de NBA, de Amerikaanse profbasketliga, doen ze het anders. Ron Artest van de Indiana Pacers is betrokken in een vechtpartij met het publiek, vier dagen later al krijgt hij 73 wedstrijden schorsing. Dat wordt beslist door één enkele man: directeur David Stern. Niemand daagt de NBA voor het gerecht.
PEETERS: Helaas ben ik een democraat, een klein beetje dictatoriale macht zou het soms makkelijker maken. Maar ik blijf erbij dat wat de NBA doet bij ons ondenkbaar is. Ik heb dat ook met handen en voeten moeten uitleggen aan de FIFA, naar aanleiding van de zaak-Abdelmajid Oulmers. Die was gekwetst teruggekomen van een interland met Marokko, Charleroi eiste een schadevergoeding, kreeg die niet, en heeft de FIFA voor de rechtbank gedaagd. Het kan een tweede geval Jean-Marc Bosman worden, want de grote Europese clubs willen dit proces aangrijpen om veel hogere vergoedingen en verzekeringen te eisen bij het afstaan van hun spelers aan de nationale ploegen. Bij de FIFA hoopten sommigen dat wij Charleroi onder druk zouden zetten om die klacht in te trekken, maar dat kunnen wij niet, en dat willen wij ook niet.
De grote miserie is dat clubs en spelers zich niet meer neerleggen bij welke uitspraak van welke bondscommissie ook. Voor alles stappen ze naar de rechter. Zo kun je geen sportcompetitie meer organiseren. Dat de rechtbank bepaalt dat Geel, tegen het bondsreglement in, toch de eindronde van tweede mag spelen, is het begin van het einde. De sportwereld pleit al sinds vele jaren bij de Europese instellingen om de eigenheid van de sport officieel te erkennen. Dat zou de kans bieden om eigen regels uit te vaardigen inzake contracten, transfers, rechtspraak en zo meer. Maar verder dan een nietszeggend zinnetje in het Europees verdrag zijn we nog altijd niet gekomen.
Tijdens uw voorzitterschap hebben de Rode Duivels de eindronde van zowel EK als WK gemist. Dat zit u niet lekker.
PEETERS: Nee, al zou het een wonder geweest zijn mocht een klein land als België zich voor de zevende keer op rij wél gekwalificeerd hebben voor de wereldbeker. Het hangt soms van zo weinig af. Voor Euro 2004 hadden we de kwalificatie verdiend, voor deze wereldbeker niet. Al bleef tot op het einde de hoop bestaan. Helaas bleek die telkens weer ijdel. Deze voorronde was afschuwelijk. Ik was echt blij dat hij voorbij was.
Met René Vandereycken hebt u een veeleisende bondscoach in huis gehaald. Iemand die zweert bij een professionele omkadering, wat de bond geld zal kosten. Stond u achter zijn komst?
PEETERS: Zeker. De besprekingen daarover zijn gevoerd door de Technische Commissie onder leiding van Michel Preud’homme, maar ik heb de keuze voor Vandereycken mee verdedigd. Een moeilijke mens? Ik ken hem al dertig jaar en ik heb nooit problemen met hem gehad. De nationale ploeg had een type als René nodig. Een vakman die respect afdwingt en discipline oplegt. Van mij zul je geen kwaad woord horen over Aimé Anthuenis, maar na een periode van slechte resultaten moet je durven kiezen voor vernieuwing. Vandereycken heeft bij zijn eerste oefeninterlands een stuk of vijftien nieuwe spelers een kans gegeven, dat zou een bondscoach die al langer in functie is nooit doen.
De werkwijze van Vandereycken zal ons wat meer geld kosten, maar ik vind dat de nationale ploeg voorrang moet krijgen op alles. De Rode Duivels zijn het uithangbord van de bond, en samen met Anderlecht van het gehele Belgische voetbal. Als de Duivels en Anderlecht succes hebben, profiteert al de rest daarvan. We moeten er dus alles aan doen om weer met dat succes aan te knopen.
Verliest de bond geld door het missen van EK en WK?
PEETERS: Dat is duidelijk, en aangezien de vergoedingen voor de deelnemers aan de eindronde fors zijn opgetrokken, gaat het om een aanzienlijk bedrag. Gelukkig zal Germain Landsheere nooit een ‘mogelijk’ sportief succes in zijn budget opnemen, voor de normale werking van de bond is er dus geen probleem. Maar extraatjes moeten een tijdje wachten. En vooral: we missen de meerwaarde van een WK-deelname, die niet te onderschatten is. De actualiteit draait wekenlang alleen rond de Rode Duivels, en internationaal wordt een deelname hoog aangeslagen. Voorlopig hebben de Belgen in het buitenland nog altijd een goede reputatie, ondanks de slechte notering op de FIFA-ranglijst, maar we moeten wel opletten. Onze sponsors blijven voorlopig trouw, maar we mogen die mensen niet te vaak teleurstellen. Ik voel dat de sponsorbudgetten onder druk staan. Een campagne zoals de voorbije WK-voorronde kunnen we missen.
Een van uw speerpunten was het jeugdvoetbal. Hoe staat het daarmee?
PEETERS: Goed. Vijftien jaar geleden werden onze jeugdelftallen internationaal weggeblazen, dat is nu niet meer het geval. Er zijn meerdere jeugdploegen tot de eindronde van hun EK doorgedrongen. Doodjammer dat de beloften op zo’n onwaarschijnlijke manier zijn uitgeschakeld tegen Oekraïne, met twee goals in de blessuretijd. Die eindronde had ons jeugdvoetbal een schitterende impuls gegeven. En voor de spelers, van wie de meesten toch al vaste waarde zijn in hun club, was het een unieke kans om zich aan Europa te tonen. Helaas…
De technische kwaliteit van de jeugd is onvoldoende, zeggen de experts.
PEETERS: Zegt het nieuwe cliché, ja. Een of twee van onze mensen zullen dat eens terloops opgemerkt hebben, dat wordt dan in de pers uitvergroot en daarna telkens herhaald, zodat het een eigen leven gaat leiden. Ik beweer dat het niveau van onze jongeren erop vooruitgaat, in veel clubs wordt uitstekend jeugdwerk geleverd, en het bondsproject dat door Michel Sablon is uitgewerkt in samenwerking met de universiteiten is een succes. En na een lange lijdensweg met allerlei typisch Belgische problemen, gaat in de nazomer ons centrum in Tubeke open. Het is niet allemaal zo slecht als sommige journalisten beweren.
Zal er op 24 juni wel een opvolger voor u zijn?
PEETERS: Dat kan niet anders. Ik blijf Roger Vanden Stock de geschikte man vinden, en ik twijfel geen halve seconde aan zijn integriteit. Maar als anderen dat wel doen, zal men iemand anders moeten vinden. Michel Preud’homme heeft zich in het Uitvoerend Comité en met zijn jeugdplan meteen geprofileerd als een verstandig man met grote kennis van zaken, maar misschien is het voor Michel iets te vroeg om nu al bondsvoorzitter te worden. Andere kandidaten zijn François De Keersmaecker, de schoonzoon van wijlen Louis Wouters, en voormalig STVV-voorzitter Guy Lambeets, de schoonvader van Marc Wilmots.
Als de onenigheid blijft duren, zal het nog Jan Peeters worden.
PEETERS: Uitgesloten. Vorig jaar heb ik me laten overhalen om mijn mandaat met één jaartje te verlengen, omdat Roger Vanden Stock dan de kans kreeg eerst zijn opvolging in Anderlecht te regelen, maar eind juni is het definitief gedaan. Er zijn inderdaad al stemmen opgegaan om toch nog één jaartje te blijven, maar dat is een absoluut njet.
DOOR KOEN MEULENAERE