HEIMWEE A – 33 1/3
1] Breien
2] Analoog fotograferen
3] Grootmoeders keuken
4] Retrofietsen
5] Vinylplaten
Breien is weer helemaal in, slow cooking is hip, vinylplaten draaien is een waarmerk onder muziekliefhebbers. Steeds meer mensen grijpen terug naar dingen die verdwenen leken. Alsof ze de snel evoluerende maatschappij even willen terugdraaien. Een normaal fenomeen, weet Gino Van Ossel, professor marketing aan de Vlerick Leuven Gent Management School. ‘In moeilijke tijden gaan we op zoek naar dingen die nog “echt” zijn.’
De ‘heimatreflex’ noemen specialisten het fenomeen. In onzekere tijden plooien we terug op onszelf. We keren ons af van alles wat complex is en bedreigend overkomt, en gaan op zoek naar het onbezorgde gevoel van weleer. Speelgoed uit onze kindertijd, kledij die we droegen, of de gerechten die we aten. Ze roepen allemaal een sfeer van onbezorgdheid en veiligheid op.
En élke recessie heeft zijn heimatreflex, zegt Van Ossel. Al uit zich dat niet altijd op dezelfde manier. ‘Begin jaren negentig gingen we massaal cocoonen. Deze keer zijn het vooral oude ambachten en producten die een heropleving kennen. Het is vooral een drang naar authenticiteit. We hebben pijnlijk beseft dat we aanstoten tegen de grenzen van de globalisering. Dat er ook iets grondig mis is met het hele economische systeem. We willen ons niet meer laten leven door een systeem dat mankementen vertoont, en willen weer volledige controle. En we gaan vooral op zoek naar dingen die nog “echt” zijn.’
Nostalgie dus als motor voor nieuwe hypes. Al is het volgens professor Van Ossel een misvatting dat we zuiver nostalgisch doen. ‘Ja, mensen kiezen weer voor grootmoeders recepten, maar ze maken ze wel klaar met een eigentijdse keukenrobot in een moderne keuken. Het gaat erom dat je een evenwicht vindt tussen het goede van vroeger en het goede van de globalisering. Mensen gaan op zoek naar het beste van twee werelden. En daar slagen ze ook in.’
Dirk (55) en Gonda (53) De Hert breien, spinnen en weven ‘Je zit in je cocon en gaat helemaal op in je gedachten.’
In het huis van Dirk en Gonda De Hert in Dendermonde hangt een briefje, ooit gekocht in een breiwinkeltje in Engeland. ‘Knitting is a way to slow the pace of living to the gentle rhythm of making stitches.’ Beter kan ze het zelf niet uitleggen, vindt Gonda. In het echte leven werkt ze als bemiddelaar bij de Ombudsdienst voor Telecommunicatie. ‘Breien brengt rust na een drukke dag. Je zit in je cocon en kunt helemaal opgaan in je eigen gedachten. Een mens heeft dat in deze drukke tijden gewoon meer dan ooit nodig.’
Ze zag de voorbije jaren het breien weer populair worden. Zelfs haar drie dochters, tussen de 25 en de 30 jaar, volgden breiles. Gonda zelf nam de draad weer op, dankzij kousen die haar oma ooit breide voor Dirk. ‘Ze had er ooit 25 paar voor hem gebreid. Vijf jaar geleden waren die kousen tot op de draad versleten, en ik dacht: waarom eens niet zelf proberen? Ik kreeg een beschrijving op papier van mijn moeder en begon eraan. Sindsdien ben ik niet meer gestopt. Ik brei voor de televisie, ik brei op de trein naar het werk, ik brei in de auto als mijn man aan het rijden is. En ik geef ook breiles. Je ziet het nu overal: breien is weer helemaal in.’
Om te breien, heb je wol nodig. En in Gonda’s geval: veel wol. Dus probeerde man Dirk om ruwe wol zelf te spinnen. ‘Gonda had ooit, na haar studententijd, een spinnenwiel gekocht en dat stond hier gewoon te staan’, vertelt Dirk. ‘Ik had het vroeger al eens geprobeerd, maar ik bleek allergisch aan schapenwol. Drie jaar geleden ontdekte ik toevallig alpacawol. Alpaca’s zijn lama-achtige dieren uit Peru, die ook in België gekweekt worden. Sindsdien ga ik bij een boer in Stekene zelf alpaca’s scheren om de wol dan tot draad te spinnen. Daarmee breit Gonda dan truien en sjaals.’
Vorig jaar kwam er in de breiende en spinnende familie nog een nieuwigheid bij: een oud weefgetouw. Dirk: ‘Het heeft me bloed, zweet en tranen gekost om het gebruiksklaar te krijgen, maar het is me gelukt. Ik ben nu met mijn zelf geschoren en gesponnen alpacawol aan het leren weven.’
Dirk spint en weeft om dezelfde reden als Gonda breit: om tot rust te komen. ‘Het is ook het hele proces: eerst de wol kaarden met een kaardenmolen, dan dat spinnen. Onze buurvrouw komt soms een kijkje nemen en dan zegt ze: ”’t Is hier net Bokrijk.” Wij vinden dat niet erg.’
Kirsten Trippaers (22) fotografeert analoog ‘Het dwingt je vooral trager te werken.’
Ze zijn met steeds meer: fotografen die terugkeren naar de analoge fotografie. Kirsten Trippaers uit Houthalen-Helchteren heeft een vijftiental analoge camera’s. Haar favoriet is een technische camera, zo’n accordeoncamera die weleens opduikt in oude films en waar vooral groepsfoto’s mee gemaakt werden.
Ze werkt er zo veel mogelijk mee. Omdat het haar dwingt om trager te werken. ‘Zo’n camera werkt met vlakfilm, aparte vellen film, en die zijn heel duur. Je kunt het je dus niet permitteren om veel foto’s te nemen, waardoor je automatisch meer oog voor detail krijgt. Je moet tijdens het maken van je beeld alles uit de kast halen om een perfecte foto te hebben. Veel meer dan met een digitale camera, waarmee je zonder problemen tientallen beelden kunt maken en dan achteraf de beste kunt kiezen.’
Analoog werken leerde ze tijdens haar opleiding fotografie. ‘Ik fotograaf al sinds mijn zestiende en werkte altijd digitaal. Maar tijdens mijn eerste jaar fotografie leerden ze ons analoog werken. Omdat we eerst de basis moesten leren, oordeelden de docenten. Dat heeft mijn ogen geopend. Het was heel plezierig om het hele proces mee te maken: het rolletje erin steken, de foto’s maken, ze zelf ontwikkelen. Het maakt je bewust van het proces van fotograferen, iets wat je bij digitaal niet meer hebt. Als je een digitale camera op automatisch zet, kan iedereen een aanvaardbare foto maken. Daar is niets mis mee, maar als fotograaf wil ik graag meer.’
Analoog werken doet je stilstaan bij de dingen. Het verplicht je tot nadenken, vindt Trippaers. ‘Het geeft je het gevoel dat je nog echt aan het fotograferen bent. Het is omslachtig werken, maar je hebt met zo’n analoge camera het scherpteveld en de perspectiefvorming beter in de hand. De beelden zijn gewoon beter. Het is ook erg spannend. Je moet weer naar de fotograaf om je beelden te laten ontwikkelen en dan moet je wachten, zonder dat je weet wat het resultaat zal zijn.’
Dat wachten is meteen ook het grote nadeel. Analoog werken is duurder en duurt vooral langer. En dat staat haaks op wat er in onze snel evoluerende maatschappij verwacht wordt, weet ook Trippaers. Daarom doet ze opdrachten tegen betaling vaak toch met een digitale camera. Maar zodra ze kan, werkt ze analoog.
Fotograferen is niet alleen haar werk, het is ook haar hobby. Daarvoor heeft ze een speciaal toestelletje: een Lomo, een analoog cameraatje van Russische makelij dat vooral bij jongeren razend populair geworden is. Bedoeling is om als het ware vanuit de heup, als een cowboy die zijn revolver trekt, nonchalant te fotograferen. Een beetje in het wilde weg. Het liefst nog met een filmrolletje dat wat voorbij de houdbaarheidsdatum is, wat een leuk kleureffect geeft op de foto. Zoals Instagram op een iPhone, maar dan echt.
‘Lomografie is eigenlijk het tegenovergestelde van wat ik voor mijn werk met zo’n technische camera doe: in plaats van heel minutieus alles voor te bereiden en heel secuur om te gaan met je materiaal, kun je bij lomografie heel instinctief beelden maken. Het is ongedwongen fotograferen voor het plezier van het fotograferen zelf. En dat is in deze digitale maatschappij een enorme verademing.’
Patrick D’Hondt (56) kookt grootmoeders recepten ‘Wat je eet, moet van een ouderwetse kwaliteit zijn.’
‘Nostalgie, wat betekent dat? Als je in het woordenboek kijkt, dan lees je: terugblik naar aangename dingen uit het verleden. Voor mij zijn dat bepaalde gerechten uit mijn kindertijd. En dan denk ik aan van die heerlijke sudderpotten: konijn, stoofvlees, of hutspot’, zegt Patrick D’Hondt.
Vijf jaar geleden startte D’Hondt, een verzekeringsmakelaar uit Grobbendonk, Kookstudio Nostalgie op. Zijn missie? Mensen opnieuw laten kennismaken met de gerechten, en vooral met de kwaliteit van vroeger. Hij baat een restaurantje uit, maar organiseert ook kookcursussen en teambuildings. ‘Ik wil vooral de teloorgang van de echte smaken aanklagen. Het vlees dat je tegenwoordig in de supermarkt koopt, heeft nog amper smaak. Hoe dat komt? Vlees heeft een slechte naam gekregen. Varkensvlees is slecht voor de cholesterol, bijvoorbeeld. Iets waarop de varkenssector heeft ingespeeld, en nu leveren ze dus varkensvlees zonder vet. Terwijl het net dat vet was dat voor smaak zorgde. Hetzelfde met de kippen: door de manier waarop ze gekweekt worden, lijken ze vaak meer op een plas water met benen erin.’
D’Hondt ging dan maar op zoek naar vlees dat smaakt zoals het dat vroeger deed om er gerechten mee te maken zoals vroeger. ‘Mijn kippen koop ik bij boeren van wie ik zeker weet dat ze goed voor hun dieren zorgen. Varkens vond ik in de abdij van de paters cisterciënzers in Lilbosch, net over de grens in Nederland. Daar worden de varkens nog op ouderwetse wijze gekweekt. De beesten krijgen deftig eten en kweken een band vet waardoor ze tegen kou en warmte beschermd zijn. En hoeven dus geen aangepaste voeding of antibiotica zoals andere varkens. Uiteraard is dat vlees een pak duurder. Maar dat heb ik ervoor over. En de mensen die bij mij komen ook.’
Het vlees is niet alleen duurder, de bereidingstijd van de gerechten is vaak ook langer. Een van de specialiteiten van Patrick D’Hondt is een zelf uitgevonden stoofpotje op basis van ribbetjes, ossenstaart en varkenswang. ‘Dat gaat dan negen uur de oven in. Als het klaar is, wordt dat geserveerd met een ouderwetse friet of zelfgemaakte kroketten en een goed artisanaal biertje.’
Andere favorieten van D’Hondt zijn stoofvlees, varkenshaasje, tong in madeirasaus, hutspot, jonge duif en konijn. Puree is bovendien hoegenaamd niet passé, vindt D’Hondt. Zolang hij maar goed gemaakt is. En dat is uiteraard met echte boter. ‘Oké, dat is niet zo goed voor de lijn, maar niemand zegt dat je alle dagen hopen vlees of boter moet eten. Het komt erop neer dat wat je eet van goeie, ouderwetse kwaliteit moet zijn. Dat is mijn motto. Als je een goeie côte à l’os eet, hoeft daar geen saus bij. Laat het vlees spreken.’
Ignace Amandt (51), retrorenner ‘Tsju toch, die mannen moeten afgezien hebben.’
‘Ik ken heel wat mensen die oude fietsen verzamelen, maar erop rijden is nog iets anders.’ Voor Ignace Amandt, een brandweerman uit Aalst, is dat nu net waar het om draait. ‘Ik wil voelen hoe de echte flandriens zich voelden. En dus begon ik zelf rondritten en wedstrijden te organiseren met oude fietsen en racefietsen. Tot ik uiteindelijk een eigen wielerclub voor retrofietsers heb opgericht: d’Antieke Velokes.’
Amandt herinnert zich nog goed hoe hij als klein jongetje al de herenfiets van zijn grootvader zag hangen in de garage. ‘Het was zo’n statige oude herenfiets uit de jaren dertig, met houten velgen. Toen mijn grootvader stierf, kreeg ik die fiets. De houten velgen waren in slechte staat en dus begon ik de fiets wat te restaureren. Om te zien of alles wel werkte, moest ik er ook op rijden. Dat gevoel, dat is onbeschrijfelijk. Ik was altijd al bezeten van fietsen en wielrennen. Ik begon me ook te verdiepen in de geschiedenis van de fiets, en kocht uiteindelijk zelf mijn eerste fiets: een exemplaar uit 1914. Daarna volgden er nog. Nu heb ik er in totaal zestig, en die staan allemaal rijklaar.’
Amandt was een van de eersten die met retrokoersen begonnen. De voorbije jaren zag hij het aantal soortgenoten altijd maar stijgen. ‘Er komen ook steeds meer rondritten en wedstrijden waaraan je kunt deelnemen. Het Centrum van de Ronde van Vlaanderen in Oudenaarde organiseert tegenwoordig ook jaarlijks een Retroronde, een verkort parcours van de Ronde voor retrofietsen. Dat is elk jaar weer een succes.’
Al zijn het doorgaans wel zestigplussers die interesse tonen en zo’n oude fiets en bijbehorende tenue aanschaffen. ‘Het is natuurlijk een vrij dure hobby’, geeft Amandt toe. ‘Maar het is ook echt sport, hoor. Het is een opgave om met zo’n oude racefiets te rijden. Je moet je dat voorstellen. Zo’n fiets heeft een niet echt comfortabel zadel, geen vering, en geen versnellingen. Een tocht van 30 kilometer op die manier en je bent, geloof me vrij, bekaf. Vorig jaar ben ik tijdens de Retroronde met mijn fiets uit de jaren twintig zowel de Koppenberg, de Taaienberg als de Eikenberg opgereden. Als ik zo’n tocht doe, denk ik altijd: tsju toch, die mannen moeten vroeger afgezien hebben. In die tijd waren de wegen nog niet zo goed als nu. Ze koersten over kasseien, over on-verharde wegen. Dat voel je nogal aan je achterste. En dan die wollen truitjes. Prikken dat die doen als je zweet!’
Wat niet wil zeggen dat Amandt geen respect heeft voor de huidige wielrenners. ‘Het is gewoon niet te vergelijken. Die mannen nu hebben betere wegen en beter materiaal, maar de koersen zijn ook wel zwaarder gemaakt en wie niet met hart en ziel traint, komt er niet. Dat was vroeger zo en dat is nog altijd zo.’
Peter Moorkens (46) zweert bij vinyl ‘Een plaat is een hebbeding, een cd een plastic schijfje.’
Peter Moorkens uit Gent een muziekliefhebber noemen, is een understatement. Voor het hoofd digitalisering bij het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij (SOMA) is een leven zonder muziek ondenkbaar. Getuige zijn enorme hoeveelheid cd’s en vinylplaten.
‘Als kind had ik al mijn eigen platencollectie’, vertelt hij. ‘Mijn oom had een aantal jukeboxen en een kamer vol met singletjes. Toen ik een jaar of 11 was, kreeg ik al die plaatjes. Als tiener spaarde ik al mijn weekgeld om platen te kunnen kopen. Op fuiven dronk ik zelfs water van de kraan in plaats van bier. Alles voor de muziek. Uiteindelijk had ik tegen de 2000 platen.’
En toen kwam de cd. ‘Iedereen rondom mij was er wild van’, zegt Moorkens. ‘Je hoorde geen gekraak meer en je hoefde niet om de 20 minuten op te staan om de plaat om te draaien. Ik stond daar eerst wat weigerachtig tegenover, tot ik merkte dat sommige muzikanten alleen nog cd’s uitbrachten. Dus kocht ik mijn eerste cd, een livealbum van Frank Zappa. Omdat ik die muziek per se wou hebben. Dan merk je de voordelen van cd: het was goedkoper dan vinyl en er stonden nog extra’s op.’
Moorkens was verkocht, en begon zijn platencollectie van de hand te doen om cd’s te kunnen kopen. ‘Al snel had ik een muur vol cd’s. Alleen: een zeshonderdtal platen heb ik nooit verkocht, ik kon het gewoon niet over mijn hart krijgen. Maar ik ging dus helemaal mee in de cd-hype.’
Tot hij enkele jaren geleden in een winkel een vinylplaat zag liggen van dEUS. ‘Die was alleen op vinyl uitgebracht. Ik heb ze gekocht en op mijn oude pick-up gedraaid. Mijn vrouw stond mee te luisteren en was al even verbaasd als ik: die kwaliteit was gewoon duizend keer beter dan een cd. Je hoorde achtergrondgeluiden en instrumenten die je op een cd nooit zou horen, een breder spectrum aan bassen ook.’
Sindsdien maakt Moorkens net de omgekeerde beweging: cd’s waarop geen extra’s staan doet hij van de hand om met dat geld vinyl te kopen. ‘De mensen vragen mij weleens: waarom nog platen kopen als je goedkoop muziek kunt verzamelen op mp3? Maar het ene sluit volgens mij het andere niet uit. Ik heb ook een hele collectie mp3-bestanden. Ik werk in Brussel, en een platenspeler meenemen op de trein is moeilijk natuurlijk. Maar om thuis op de bank naar muziek te luisteren, gaat er niets boven een vinylplaat. Het zijn voor mij ook hebbedingetjes. Zo’n cd, dat is een wegwerpschijfje, een stukje plastic. Maar een plaat, dat is een blijver.’
door Cathy Galle
‘Natuurlijk heb ik ook mp3’s. Zie je me al zitten, met mijn pick-up in de trein?’ Zo’n stoofpot van ribbetjes, ossenstaart en varkenswang gaat negen uur de oven in.’ ‘Die wollen truitjes… Prikken dat die doen als je wat zweet!’ ‘”Het is hier net Bokrijk”, zeggen ze. Wj vinden dat niet erg.’ ‘Het is te duur om veel foto’s te nemen, waardoor je automatisch meer oog voor detail krijgt.’